Direct naar artikelinhoud
analyse

En wéér is er discussie over het vroegpensioen: ‘Het werkende leven is een marathon geworden’

Politieagenten zijn deze week begonnen met actievoeren voor het vroegpensioen. FNV dreigt met meer stakingen als er niet snel een structurele regeling komt die vroegtijdig afzwaaien mogelijk maakt. Maar is vroegpensioen nog wel van deze tijd? En voor wie zou dat dan moeten gelden?

Havensjorder Aad Spruijt: ‘Je wilt geen stoor­zender zijn. Dus soms moet je ­eigenlijk tien ­minuten rusten, maar ga je toch door. Toch nog even extra op je ­tanden bijten.’Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

De automobilist die afgelopen dinsdag zeker 4 kilometer te hard over de Groningerweg in Assen reed, had geluk dat hij daar politieagent Mahmut Kaptan (58) trof. Toen die hem staande hield, leverde hem dat namelijk geen prent op maar een flyer: de politiebonden voeren actie voor het vroegpensioen. Tot grote vreugde van die bestuurder natuurlijk, vertelt Kaptan. ‘Meneer wenste ons veel succes en vond de actie zeer terecht.’

Het is te hopen dat demissionair minister Carola Schouten er hetzelfde over denkt. Zij is volgens vakbond FNV aan zet om de vastgelopen discussie over het vroegpensioen uit het slop te trekken. Daarvoor heeft de bond een ultimatum gesteld: als er niet voor komende woensdag zicht komt op een structurele regeling zodat mensen met een zwaar beroep eerder kunnen afzwaaien, volgen er ook acties in de havens en het openbaar vervoer.

De timing is opmerkelijk – of in de woorden van de werkgevers: ‘voorbarig’ – aangezien er nog informele gesprekken plaatsvinden en het land in afwachting is van een nieuw kabinet. Temeer omdat de huidige personeelstekorten juist nopen tot méér werken. Maar volgens bestuurslid Piet Rietman van FNV kan het niet anders: ‘De mensen met versleten knieën en kapotte ruggen kunnen niet de rekening betalen voor de krapte, zij hebben nu een oplossing nodig.’

Over de auteur
Marieke de Ruiter is economieredacteur voor de Volkskrant. Ze schrijft onder meer over de arbeidsmarkt en sociale zekerheid.

Toch niet wéér dat vermaledijde vroegpensioen, zal de geoefende vakbondswatcher verzuchten. In 2019 waren er immers ook al stakingen, ook over dit onderwerp. Toen werd met fors vakbondsgeschut het hele ov platgelegd. Met succes: in het Pensioenakkoord kwam de Regeling Vervroegde Uittreding. Sindsdien kunnen werkgevers hun werknemers drie jaar voor de AOW-leeftijd met een belastingvrije uitkering van 1.500 euro netto per maand naar huis sturen.

Maar die regeling was tijdelijk. Eind 2025 loopt deze af, en de polder kan het maar niet eens worden over wat er daarna moet gebeuren. De bonden willen dat de regeling permanent wordt,en de uitkering bovendien nog wat hoger dan nu. Werkgevers zien daar niets in, zij willen dat er werk wordt gemaakt van ‘duurzame inzetbaarheid’, zodat werknemers gezond richting de wettelijke eindstreep kunnen.

En daarmee is de discussie wel zo’n beetje terug bij waar die twintig jaar geleden begon.

Van 65 naar 67

Toen, we schrijven 2006, zette het kabinet-Balkenende II een streep door het prepensioen en de vut. Deze vroegpensioenregelingen waren erfenissen uit de jaren tachtig, die goeie ouwe tijd waarin er meer werkenden waren dan banen en meer jongeren dan ouderen. De vergrijzing maakte de regelingen onhoudbaar. Doorwerken werd het devies. De AOW-leeftijd ging onder opeenvolgende kabinetten omhoog van 65 naar 67 nu.

Politieman Kaptan zag zo de finishlijn van zijn werkzame leven steeds verder opschuiven. ‘Toen ik op mijn 20ste in dienst kwam, werd gezegd: over 40 jaar ben je met pensioen’, vertelt hij. ‘Maar nu ben ik dus bijna zover en zijn er zomaar 7 jaar aan vastgeplakt.’

Politieagent Mahmut Kaptan voerde deze week actie voor het vroegpensioen.Beeld RV

De genomen stappen hebben een enorm positief effect gehad op de leeftijd waarop mensen met pensioen gaan, zegt hoogleraar economie Marike Knoef van de Universiteit van Tilburg. Van de nieuwbakken pensionado’s is inmiddels 74 procent 65-plus, begin deze eeuw was dat nog maar 14 procent.

Maar er doemde ook een nieuw probleem op: niet iedereen haalde de nieuwe leeftijdsgrens. ‘Voor mensen met hogere inkomens is dat niet zo’n punt, zij kunnen alsnog eerder stoppen met werken en een beroep doen op bijvoorbeeld aanvullend pensioen of spaargeld’, aldus Knoef. ‘Maar juist mensen met laagbetaalde banen doen vaak zwaar werk, en zij kunnen het zich niet veroorloven om eerder te stoppen.’

Uit onderzoek van de Universiteit Maastricht bleek eerder al dat praktisch opgeleiden, die vaker zwaar werk doen, gemiddeld ruim een jaar later met pensioen gaan dan hogeropgeleiden. Terwijl zij hun loopbaan eerder beginnen. Dat is extra wrang omdat juist praktisch opgeleiden gemiddeld zes jaar korter leven. Hun levensverwachting in goede gezondheid is zelfs vijftien jaar lager.

Al sinds het afschaffen van de vroegpensioenregelingen is men het er in Den Haag dan ook over eens dat er iets moet worden geregeld voor deze mensen met zware beroepen. Maar waar ze het al vijftien jaar niet over eens kunnen worden, is wie er dan een zwaar beroep heeft. Vraag het de Nederlander zelf, zoals EenVandaag deed, en de helft vindt dat hij zwaar werk doet. Vraag het demissionair premier Mark Rutte, zoals ouderenbond Anbo deed, en hij zegt dat iedereen denkt dat hij een zwaar beroep heeft.

Pensioenen in cijfers:

Als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd en het afschaffen van de vut nam de gemiddelde pensioenleeftijd toe van 60 jaar en 9 maanden in 2006 tot 65 jaar en 11 maanden in 2023.

Een groeiende groep van 11 procent werkt zelfs na de AOW-leeftijd door. Iets minder dan de helft stopt voor die tijd en 40 procent zwaait precies op de AOW-verjaardag af.

De uitgaven aan AOW-uitkeringen zijn sinds begin deze eeuw meer dan verdubbeld, van 20,3- naar 43,5 miljard in 2023. 

Tot dusver hebben 27 duizend werknemers gebruikgemaakt van de tijdelijke regeling voor vroegtijdig uittreden.

De voorlopige oplossing werd in 2019 gevonden bij – hoe kan het ook anders – de sociale partners. Werkgevers en werknemers kregen tijdelijk de ruimte om aan de cao-tafels te bepalen wanneer werk binnen hun bedrijfstak als zwaar telt en er dus een beroep kan worden gedaan op vroegpensioen. In de bouw is dat iedereen die langer dan twintig jaar op de bouwplaats werkt. Politiemedewerkers als Kaptan moeten zeker 35 jaar in dienst zijn – waarvan 25 ‘zware jaren’.

Lang niet in alle sectoren is de geboden ruimte benut. En lang niet iedereen die volgens zijn cao een beroep mag doen op vroegpensioen doet dat: slechts eenderde. ‘Daar kun je twee conclusies aan verbinden’, zegt hoogleraar Knoef. ‘Blijkbaar is de noodzaak niet zo hoog en lukt het mensen om langer door te werken. Of blijkbaar blijven mensen toch doorwerken, ook al zijn ze niet in goede gezondheid.’

Te ruimhartig, of niet ruimhartig genoeg?

Het zal niet verbazen dat Rietman van FNV aanhanger is van de tweede theorie. Hij vindt dan ook dat een nieuwe structurele regeling ruimhartiger moet zijn. ‘Want we zien nu een hele hoop mensen in zware beroepen als de schoonmaak die er geen gebruik van maken omdat de uitkering voor hen te weinig is om van te leven. Zij belanden vaak in de ziektewet.’

Cijfers van het UWV lijken de stelling van Rietman te onderbouwen. De uitvoeringsorganisatie sloeg onlangs alarm over de groeiende groep 60-plussers die een beroep doet op de arbeidsongeschiktheid. Eind vorig jaar hadden bijna 62 duizend 60-plussers een Wia-uitkering – 14 procent meer dan het jaar ervoor. Onder de groep 65-plussers was de stijging zelfs 30 procent.

De werkgevers vinden de huidige regeling juist weer te ruim. Zij willen coûte que coûte ‘een cultuur van vroegpensioen voorkomen’. ‘Een nieuwe regeling moet soelaas bieden voor de groepen met zwaar werk die het echt nodig hebben’, stelt een zegsman van VNO-NCW. ‘In sommige van de huidige cao’s kun je daar vragen bij stellen.’ Zo hebben ook het Kadaster en de verzekeringsbranche nu een vroegpensioenregeling.

De onderhandelingen over een nieuwe vroegpensioenregeling lijken zo bijna niet te ontkomen aan een nieuwe discussie over wat zwaar werk is: is dat alleen fysiek? Of ook mentaal? Mogelijk kan er voor inspiratie worden gekeken naar het buitenland. In Oostenrijk, bijvoorbeeld, bepaalt het aantal verbrande calorieën per dag (minimaal 2.000 voor mannen) of iemand ‘Schwerarbeit’ levert. In Duitsland het aantal dienstjaren: na 45 jaar mag iemand afzwaaien.

Volgens hoogleraar Knoef moet er ondertussen eindelijk eens werk worden gemaakt van het voorkomen van versleten knieën, want op de krappe arbeidsmarkt is elk verloren arbeidspotentieel doodzonde. ‘We moeten werk echt anders gaan organiseren, zodat veel meer mensen op een gezonde manier de eindstreep halen’, stelt zij. ‘Vroeger hadden we misschien het ideaal van een baan voor het leven, maar nu dat leven langer duurt, is het voor mensen met een zwaar beroep verstandig zich op tijd om of bij te scholen.’

Voor politieman Kaptan komt dat advies te laat. Hij voelt het al als hij ’s ochtends wakker wordt of ’s avonds uit zijn werk komt: stramme spieren, een lange hersteltijd. Hij kan dan ook alleen maar hopen dat er voor hem en zijn collega’s op tijd een nieuwe regeling komt. ‘Voordat ik straks als 65-plusser achter 18-jarigen aan moet rennen.’

Aad Spruijt, sjorder in de Rotterdamse havens (54): ‘Het is een marathon geworden’

‘Ik ben nu 54 lentes jong, precies de leeftijd die mijn vader had toen hij met pensioen ging. Niet dat ik nu al zou willen stoppen, hoor, maar op een gegeven moment moet er wel een end aan komen. Het voelt nu alsof ik me heb opgegeven voor een hardloopwedstrijd van 10 kilometer maar de eindstreep steeds wordt verschoven: 65, 66, 67, tot je uiteindelijk een marathon rent. Dat hadden ze wel even wat eerder mogen zeggen.

‘Ik doe dit werk sinds ik 27 ben. Toen ging alles vanzelf, nu moet ik alle zeilen bijzetten om die gasten bij te houden. We werken in ploegjes en je wilt geen stoorzender zijn. Dus soms moet je eigenlijk tien minuten rusten, maar ga je toch door. Toch nog even extra op je tanden bijten. Vroeger zei ik altijd tegen oudere collega’s: ga ’es opzij, opa. Nu zeggen ze dat tegen mij. En ze willen best helpen, hoor, maar je wilt niet geholpen worden. Dat is je trots.

‘Ik maak me weleens zorgen: wat is er van me over als ik straks pas met 68 met pensioen kan? Toen mijn pa die leeftijd had, zat hij alleen nog op een bankje voor het huis. Ik snap het wel, hoor: tijden veranderen, mensen worden ouder. Maar het houdt toch ergens op?’

Gehandicaptenverzorger Inge Versluis.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Inge Versluis, gehandicaptenverzorger (44): ‘Wie het zich kan veroorloven, stopt’

‘Ik was 19 toen ik begon in de zorg voor ernstig meervoudig gehandicapten. Ik was superfit, mijn lichaam deed alles wat ik wilde, dus ik draaide nergens mijn hand voor om. Op drukke dagen verschoonde ik wel dertig incontinenties op een dag. Maar het begon me te slopen. Mijn cliënten hebben volwassen lichamen; als die tegenwerken, aan je gaan hangen, je haren grijpen, je naar beneden trekken, dat voel je wel.

‘Dus dan word je 40 en zegt je lijf ’s ochtends ‘nee’. Dat negeer je een tijdje en dan zegt je rug een hele week ‘nee’. Uiteindelijk ben ik overgestapt naar een groep die wat minder verzorging nodig heeft, zodat ik wat minder zou hoeven tillen en sjouwen. Maar dan krijg je weer andere problematiek: de groepen zijn groter, mensen hebben zware psychiatrische aandoeningen.

‘Ik doe dit werk nu 25 jaar. Als ik bedenk dat ik op de helft zit, vraag ik me af hoe ik het ga redden. Ik zie collega’s die kruipen naar hun pensioen. Wie getrouwd is en het zich kan veroorloven, stopt. Ik zou best op latere leeftijd willen doorwerken en mijn kennis en ervaring overbrengen, bijvoorbeeld door stagiairs te begeleiden, maar voor dat soort lichtere functies is binnen de gehandicaptenzorg geen geld.’

Machinist Mickey van Mourik.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Mickey van Mourik, machinist bij NS (31): ‘Als elke 30-plusser stopt, rijdt er morgen geen trein meer’

‘Ik realiseer me dat het bijzonder is dat ik me op mijn 31ste al druk maak over mijn pensioen, maar ik zie om mij heen collega’s vroegtijdig uitvallen. Ze zijn op. We hebben als machinisten dubbelonregelmatige diensten. Dat wil zeggen dat je werktijden steeds veranderen: op maandag begin ik bijvoorbeeld om 5.12 uur, op dinsdag om 4.32 uur en op woensdag om 1 uur ’s middags. Je bioritme kan zich daarop niet aanpassen.

‘Het voelt een beetje alsof je constant in een jetlag leeft. En het klinkt misschien raar, maar dan is het extra lastig dat het werk vrij eentonig is. Je zit de hele dag in dezelfde houding en meestal gebeurt er niets, maar je moet wel heel geconcentreerd zijn. Eergisteren had ik bijvoorbeeld een scooter die onder de spoorbomen was doorgeschoten. Als ik niet had geremd, had ik de bestuurder platgereden.

‘Natuurlijk ben ik nog op tijd om ander werk te zoeken. Maar ik ben een trotse NS’er en als elke 30-plusser dat doet, worden de personeelstekorten alleen maar groter en rijden er morgen geen treinen meer. Ik zie ook niet gebeuren dat ik op een gegeven moment op kantoor bij NS ga werken, want ik heb nu het mooiste kantoor van Nederland: ik zie alle seizoenen voorbijtrekken en heb veel contact met reizigers.’