Direct naar artikelinhoud
De reuzenbever in Steyl.Beeld Remie Bakker
ReportagePrehistorie

Reuzenbever van twee miljoen jaar oud geeft kijkje in de toekomst

Met de onthulling van een replica van een prehistorische reuzenbever, zet botanische tuin De Jochumhof in Steyl een kroon op haar impressie van de natuur van twee miljoen jaar terug. ‘Dit is wat ons te wachten staat, als het straks anderhalve graad warmer is.’

Toegegeven, de eerste aanblik van de replica van de reuzenbever, aan de waterkant van botanische tuin Jochumhof in het Limburgse Steyl is misschien een klein beetje teleurstellend. Bij ‘reus’ denk je op zijn minst aan een manshoge bever met snijtanden van, pak ’m beet, een halve meter of zo. Maar wanneer de schoolkinderen uit het dorp bij wijze van officiële onthulling een doek van het dier hebben getrokken, staat daar bepaald geen reus in de oever.

De maker van het bronzen beeld, de ­Rotterdamse kunstenaar Remie Bakker, snapt de verwarring wel. “De reuzenbever, Trogontherium cuvieri was niet enorm veel groter dan de huidige bever, Castor fiber. De kop was wel een stuk forser. En de tanden waren ook anders. Moderne bevers knagen bomen om. Deze reuzenbever at waarschijnlijk vooral waterplanten. Het glazuur van zijn tanden was dan ook niet zo ‘afgesleten’ als van een moderne bever. Bij het afgieten van deze bronzen kopie van mijn originele model zijn de oneffenheden op de tanden van het dier helaas een beetje verloren gegaan”, zegt de kritische kunstenaar. “Maar eens kijken of we daar nog wat aan kunnen aanpassen.”

Toch is Dick Mol, naar eigen zeggen ‘het paleontologisch geweten’ achter het project, meer dan tevreden over het model van Bakker. “Dit is echt gemaakt op basis van de fossiele bewijzen die onder andere hier vlakbij, uit de twee miljoen jaar oude klei van Tegelen zijn verzameld. De staart van deze reuzenbever is ook niet plat, zoals bij moderne bevers, maar rond. Prachtig!”

Een nog droge Noordzee

Het is niet het eerste model dat Bakker maakt onder begeleiding van paleontoloog Mol. Eerder maakte hij al wolharige neushoorns en dito mammoeten en ook een ­wisent met een vacht alsof die zo uit de Ice Age-films is komen stappen. Dit is wel voor het eerst dat een bronsgieter er een afgietsel van heeft gemaakt, zodat het pleistocene zoogdier tegen de druilerige, Nederlandse elementen van de 21ste eeuw kan. Het dier staat erbij alsof hij net uit het watertje komt, in de zogeheten Tiglientuin van Jochumhof.

Dat Tiglien was een periode uit het begin van het Pleistoceen, die duurde van 2,4 tot 1,8 miljoen jaar terug. Dergelijke periodes in een geologisch tijdvak worden over het algemeen vernoemd naar gebieden waar kenmerkende fossielen voor die periode gevonden worden, in dit geval de kleilagen uit het Limburgse Tegelen. Nadat wetenschapper Antje Schreuder daar aan het begin van de vorige eeuw voor het eerst de resten had beschreven van een reuzenbever, zijn er inmiddels vele honderden fossielen van dit dier gevonden. Later is niet Tegelen, maar vooral Maasvlakte 2 voor de kust van Zuid-Holland een rijke bron gebleken.

Het zand waarmee Maasvlakte 2 is opgespoten, komt van de bodem van de Noordzee, waar extreem veel fossielen liggen. Deels zijn die daar door prehistorische rivieren vanuit het achterland naartoe gebracht. Voor een ander deel zijn het resten van dieren die in de koude perioden op de bodem van de – toen droge – Noordzee hebben gelopen.

Mal van de reuzenbever in het atelier van kunstenaar Remie Bakker.Beeld Remie Bakker

“Deze reuzenbever hoort zeker niet bij die koude perioden uit het Pleistoceen”, benadrukt paleontoloog Mol. “Het was een dier van de interglacialen, de tussenijstijden. In het geval van het Tiglien was het in onze streken zelfs één of twee graden warmer dan nu. De vele fossielen die op Maasvlakte 2 worden gevonden zijn dus met de Oer-Maas en de Oer-Rijn meegekomen. Dat kunnen we ook zien aan de slijtsporen die op de fossielen zitten, door het rollen over de grindbanken in de rivieren.”

Stuifmeel tot op de dag van vandaag nog herkenbaar

Volgens Mol was de reuzenbever twee miljoen jaar terug één van de meest algemene grotere zoogdieren in onze streken. Een perfect model dus voor de Tiglientuin, waarin Jochumhof vooral de planten uit die tijd probeert te verzamelen. Want niet alleen van grote dieren als de reuzenbever zijn fossielen bewaard gebleven. Ook stuifmeel van planten uit die tijd is tot op de dag van vandaag nog herkenbaar en op naam te brengen. Dat weet bijvoorbeeld paleo-ecoloog Timme Donders, universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht, die ook bij de onthulling van de bronzen reuzenbever aanwezig is.

“Als ik alleen al naar stuifmeelkorrels uit oude aardlagen kijk door een microscoop, krijg ik direct een beeld van hoe het landschap eruit moet hebben gezien”, zegt Donders. “Zie je bijvoorbeeld pollen van grassen, dan weet je dat je met een open landschap te maken hebt gehad. In de aardlagen van het Tiglien vinden we juist geen grassen, wel veel bomen en waterplanten. We denken daarom dat het in die tijd een moerasachtig bos is geweest, met ook de nodige varens.”

Zo content als Mol is met het model van de bever, zo herkenbaar is de Tiglientuin in Steyl voor paleobotanicus Donders. “Die vleugelnootboom daar, is bijvoorbeeld echt een soort die bij die tijd en dat landschap past. En ook die varens en die wilde magnolia horen er helemaal bij.”

En net als Mol zoekt ook Donders tegenwoordig niet meer in Limburg naar de typerende fossielen voor het naar Tegelen vernoemde tijdvak. “Die klei van Tegelen was eigenlijk een beetje een toevalstreffer”, zegt hij. “Resten van planten en dieren blijven het best bewaard zonder zuurstof, dus onder water. Maar rivieren meanderen heel erg, dus dan moet je maar net op de goede plek zoeken om een rivierbedding uit een bepaalde periode te vinden. Een paar honderd jaar eerder of later kan die rivier heel ergens anders hebben gelopen. Verder stroomafwaarts komen al die fossielen wel samen in de brede monding van zo’n rivier. Met een internationaal consortium hebben we daarom nu een financieringsaanvraag lopen voor een groot project om in de bodem van de Noordzee naar de resten van verschillende ijstijden en ook tussenijstijden als het Tiglien te zoeken.”

Klimaatakkoord van Parijs

Voor Donders is het Tiglien extra interessant, omdat het klimaat toen een graad of anderhalf warmer was dan nu; de temperatuur dus die nu als bovengrens van het Klimaatakkoord van Parijs is afgesproken. “Als we willen zien wat voor natuur er bij dat warmere klimaat hoort, dan kun je in deze Tiglientuin komen kijken”, zegt Donders. “Of het ook zo nat gaat worden als toen, dat is nog de vraag, maar dat hier straks nog veel meer vleugelnoten en wilde magnolia’s kunnen groeien is wel duidelijk. Dat het echt kan, dat bewijst deze tuin nu al. Het is vooral aan de koude perioden uit het verleden te danken dat we ze überhaupt zijn kwijtgeraakt.”

Bart Faassen, oud-boomkweker en nu voorzitter van de stichting die Jochumhof beheert, hoort alle verhalen van de wetenschappers met gepaste trots aan. De Tiglientuin is een klein deel van de botanische tuin in het kloosterdorp Steyl, die in 1933 door pater Peter Jochum werd gestart. “Deze wetenschappers houden mij mooi in toom”, zegt Faassen met een grijns. “Uit mijn professionele verleden in de boomkwekerij heb ik een uitgebreid netwerk overgehouden. Ik kan van over de hele wereld wel planten krijgen. Maar wetenschappers als Donders houden ons bij de les; dat we hier alleen planten bij zetten die ook echt bij die periode van twee miljoen jaar terug hoorden.”

Eén nieuwe aanwinst heeft Faassen achter de schermen al klaar staan. “Donders vertelde dat er uit het Tiglien ook veel stuifmeel is gevonden van parasoldennen. Die groeien nu van nature alleen nog in Japan, maar ik heb dus ook al een jonge boom klaarstaan voor in de tuin.”

Kroosvarens liever niet in de tuinvijver

Over een andere ‘typische Tiglien-plant’ is Faassen wat minder enthousiast. “Uit het onderzoek begrijp ik dat er toen veel kroosvarens op het water groeiden. De moderne variant daarvan is een invasieve exoot en de snelst groeiende waterplant die we kennen. Binnen een paar dagen kan die in gewicht verdubbelen. Die heb ik toch liever niet in de vijver van onze tuin.”

Over een paar jaar hoopt Faassen het palet van bomen en planten uit het Tiglien min of meer compleet te hebben. “Ik hoor veel pleidooien voor alleen inheemse planten en bomen, bij natuurherstel. Maar het klimaat verandert nu eenmaal. Onze tuin biedt dus zowel een blik in het verleden, als ook misschien wel een blik in de toekomst”, hoopt hij.

Paleontoloog Mol is al meer dan tevreden met het model van het dier waarvan hij al zo ontzettend veel fossielen door zijn handen liet gaan. “Het gaat zoveel meer leven als mensen zo’n reuzenbever en andere pleistocene zoogdieren voor zich kunnen zien. En het drukt ons ook weer met de neus op de veranderlijkheid van de natuur en het klimaat.”

Lees ook

Van graafsporen tot Nederdino’s: vijftig kiekjes uit 530 miljoen jaar ‘Nederland’

Met zijn boek Fascinerende fossielen slaat paleontoloog Bram Langeveld van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam vijftig piketpalen in de geschiedenis van een half miljard jaar ‘Nederland’. Van graafsporen van wormpjes tot echte Nederdino’s.