Direct naar artikelinhoud
Reportage

Waar de Duitsers ooit dwangarbeiders inzetten, maakt Rheinmetall nu munitie voor Oekraïne

Bondskanselier Olaf Scholz (midden) poseert met 155mm-granaten bij zijn bezoek aan de bouwplaats van Rheinmetall.Beeld Friedemann Vogel / EPA

Bij het Duitse Unterlüss bouwt defensiegigant Rheinmetall aan een extra munitiefabriek. In het dorp waar in de Tweede Wereldoorlog dwangarbeiders werden ondergebracht en ook vermoord, wordt nu voor Oekraïne geijverd. Maar de geschiedenis is hier nog niet helemaal vergeten.

Andreas Löwen kijkt tevreden hoe een grote koffiemachine wordt binnengedragen, in zijn nieuwe pension in het Duitse Unterlüss. Klaar voor de toestroom van nieuwe gasten. Al jaren loopt het dorp leeg – vooral de jongeren trokken weg uit het sombere sprookjeslandschap, met zijn wolven en vakwerkboerderijen, en in het bos verscholen resten van een concentratiekamp. Maar Löwen denkt dat het tij gaat keren, dankzij de oorlog in Oekraïne. ‘Dit dorp gaat weer leven.’

Unterlüss is een van de plekken waarop Europa zijn hoop heeft gevestigd. Aan de rand van het dorp, 80 kilometer onder Hamburg, is defensiegigant Rheinmetall onlangs begonnen met de bouw van een nieuwe munitiefabriek, om de schreeuwende tekorten aan het front in Oekraïne en de Europese voorraden aan te vullen. De al bestaande productielijnen draaien dankzij extra ploegendiensten dubbel zo hard. Met de 200 duizend projectielen van de nieuwe fabriek erbij moeten hier volgend jaar in totaal 700 duizend artilleriegranaten van de band rollen.

Over de auteur
Michael Persson is economieverslaggever en commentator van de Volkskrant.

Vijfhonderd nieuwe arbeidsplaatsen levert dat op. Löwen investeert daarom ook in vastgoed dat hij aan nieuwe arbeiders wil gaan verhuren, en denkt erover een restaurant te openen in het dorp waar alle horeca de afgelopen jaren verdween.

Nu een plek van hoop, ooit een plek van wanhoop. Rheinmetall, opgericht in 1889, heeft hier niet alleen de toekomst, maar ook een verleden. Schuin tegenover het nieuwe pension stond het voormalige hoofdkwartier van de Gestapo, waar weigerachtige dwangarbeiders werden doodgemarteld.

Daar willen de inwoners het niet over hebben. Andere tijd, andere generatie, zeggen ze dan.

Jarenlang heeft Duitsland de besmette defensiegiganten links laten liggen. Maar sinds de Russische invasie van Oekraïne is alles anders. Achter het dubbele hek, met gerold prikkeldraad bovenop, zijn de hijskranen te zien die met de bouw van de nieuwe fabriek bezig zijn. Bondskanselier Olaf Scholz zelf stak in februari de eerste spade in de grond, en liet zich pontificaal fotograferen voor de munitiekisten en pantservoertuigen – een militaristisch decor waar zijn voorganger Angela Merkel altijd ver van bleef. ‘We moeten niet langer wegkijken van de wapenindustrie’, zei hij bij die gelegenheid. ‘We moeten ons er niet van distantiëren, we moeten de bedrijven juist opzoeken. We leven niet meer in vredestijd.’

In de bestaande fabriek in Unterlüss werkt een Rheinmetall-medewerker aan de productie van hetzelfde soort granaat.Beeld Axel Heimken / AFP

En dus juichte Scholz de ‘ongelooflijke’ productiestijging van harte toe. ‘Dit is een bijzondere dag voor de veiligheid, niet alleen van Duitsland, maar van heel Europa.’

De oude oorlogsmachinerie wordt weer in gang gezet.

Existentieel probleem van Oekraïne

Het dreigende tekort aan munitie is een van de existentiële problemen van Oekraïne, in zijn strijd tegen de Russen. Volgens analisten is dit de reden dat de Oekraïners vorige maand de strategische stad Avdiivka moesten opgeven. De Russen schoten zesduizend granaten per dag af op de Oekraïense linies, de Oekraïners moesten hun artillerie rantsoeneren tot eenvijfde daarvan. ‘We schieten steeds minder’, zei de Oekraïense frontsoldaat Jarik in februari tegen de Volkskrant, bij zijn stille houwitser. ‘We moeten munitie sparen.’ De inname van Avdiivka was de grootste Russische overwinning in maanden.

Beide steunpilaren van Oekraïne – de Verenigde Staten en Europa – hebben het laten afweten. In het Amerikaanse Congres weigeren de Republikeinen een nieuw hulppakket in stemming te brengen dat onder meer nieuwe artillerie omvat. En de Europese Commissie, die in maart 2023 beloofde dat het een jaar later ‘een miljoen’ granaten zou leveren, moest in januari erkennen dat dat slechts iets meer dan de helft zou worden.

Er worden wel nieuwe pogingen gedaan dat tekort op te vangen. Zo keek Tsjechië eens goed rond op de mondiale munitiemarktplaatsen en ontdekte in Afrika en Azië verschillende landen die nog een miljoen granaten hebben liggen. De Tsjechen gingen met de pet rond bij andere Europese landen, waaronder Nederland, en zamelden 1,3 miljard euro in om ze op te kopen. Ze zouden harde afspraken hebben (Zuid-Korea en Zuid-Afrika worden als twee van de verkopers genoemd) voor de levering van 300 duizend granaten in juni, en toezeggingen voor nog eens 200 duizend. Estland meldde vorige week dat het een miljoen granaten heeft gevonden, waarvoor het 2,2 miljard euro aan donaties vraagt van andere lidstaten.

Deze initiatieven lijken de Oekraïners wat speelruimte te hebben gegeven, schrijven analisten van de Oekraïense denktank Frontelligence Insight. Met het vooruitzicht van deze nieuwe granaten hebben ze de rantsoenen verruimd, en hebben ze tot dusver kunnen voorkomen dat de Russen veel verder voorbij Avdiivka oprukken.

Maar dat zijn tijdelijke oplossingen. Voor de langere termijn zijn structurele investeringen nodig in de Europese munitiefabricage. Het probleem is, zo zegt een woordvoerder van Rheinmetall, dat zijn bedrijf pas investeert in extra capaciteit als er klanten zijn die zich voor langere tijd vastleggen. Omdat dat niet gebeurde, bepleitte GroenLinks-PvdA-Kamerlid Jesse Klaver drie weken geleden dat de overheid ‘desnoods zelf’ fabrieken moest gaan bouwen.

Existentieel probleem van Oekraïne

De Europese Commissie probeert het anders op te lossen. De Act in Support of Ammunition Production (ASAP) is een programma dat met 500 miljoen euro de bestaande bedrijven tot extra productie probeert aan te zetten. Rheinmetall is een belangrijke ontvanger, en ook Nammo, een Noors-Zweeds-Fins bedrijf dat zegt een ‘substantieel’ bedrag te ontvangen om de productie ‘significant’ te verhogen.

‘Private investeerders zijn niet zo happig, omdat de toekomstige orders onzeker zijn’, zegt Thorstein Korsvold van Nammo. ‘Daarmee lopen ze een groot risico. Nu dat risico wordt verminderd door de steun, zal de industrie waarschijnlijk sterk groeien.’

Andere munitiebedrijven zitten in Frankrijk, Polen, Tsjechië, Slowakije, Griekenland en België. Veel daarvan bestaan al jaren en hebben al meerdere oorlogen mogelijk gemaakt. Het Poolse Dezamet stamt uit 1939, het Tsjechische STV uit 1920, Nammo uit 1896, Rheinmetall uit 1889. Sinds het einde van de Koude Oorlog draaien ze op een laag pitje, maar de nu gewenste Europese munitieproductie, hoe hortend en stotend die ook op gang komt, heeft een verleden dat tot in de 19de eeuw reikt.

155mm-granaten

De vraag is vooral groot naar granaten van het 155mm-kaliber, een kogel die staand op zijn achterkant precies op een ontbijtbordje past, de standaardmaat voor westers artilleriegeschut. Hij stamt uit 1874, toen de Fransen, die net een oorlog tegen de Pruisen hadden verloren, vonden dat ze een zwaarder kanon nodig hadden om zich te verdedigen. Het kanon dat ze daarvoor bedachten, had een loop met een doorsnede van 15,5 centimeter.

Oekraïne heeft de afgelopen twee jaar veel geschut met die maat van westerse landen gekregen. Daarnaast hebben de Oekraïners 152 millimeter nodig voor hun oudere Sovjet-kanonnen – sommige partijen die de Tsjechen op de kop hebben getikt, hebben dat kaliber. Maar de westerse fabrieken zetten dus vooral in op 155 mm, ook bedoeld om de voorraden van de eigen legers aan te vullen. De Europese Commissie wil toe naar een productie van 2 miljoen stuks per jaar, wat genoeg zou zijn om voortaan elke dag zesduizend granaten af te vuren.

Komen die op tijd voor Oekraïne?

Een woordvoerder van Rheinmetall zegt dat het bedrijf met de nieuwe fabriek in Unterlüss op 700 duizend stuks zit, en in 2027, als het nieuwe fabrieken in Oekraïne en Litouwen heeft opgestart, op 1,1 miljoen. Het Franse Nexter wil zijn productie verachtvoudigen tot rond 400 duizend granaten per jaar, maar ook dat gaat nog drie jaar duren. Nammo zegt zijn productie te kunnen vervijfvoudigen – wat zou neerkomen op circa 200 duizend. Maar ook dat kost drie jaar.

‘ASAP levert resultaten op, maar het is nog niet genoeg en niet snel genoeg’, zegt Europarlementariër Nathalie Loiseau, voorzitter van de commissie Veiligheid en Defensie.

Daarbij komt ook het probleem dat de opgevoerde productie niet per se gelijkstaat aan opgevoerde levering. De Europese fabrikanten leveren ook gewoon nog steeds aan klanten buiten Europa, zeker aan klanten die bereid zijn daar veel voor te betalen. De EU-lidstaten hielden een clausule tegen die de fabrieken verplicht om levering aan Oekraïne voorrang te geven boven andere landen. ‘Daardoor is er geen enkele garantie dat de munitie die we in Europa produceren naar Oekraïne gaat’, zegt Loiseau. ‘Onze regeringen zeggen allemaal wel dat de steun voor Oekraïne essentieel is voor onze gezamenlijke veiligheid. Laten we daar dan ook consequenties aan verbinden.’

Een woordvoerder van Rheinmetall zegt dat ‘meer dan de helft’ van de productie binnen Europa blijft.

Ook de bedrijven die het kruit maken waarmee de granaten worden afgevuurd en de explosieven die de granaten dodelijk maken, krijgen honderden miljoenen uit het ASAP-programma. Daar heerst nog een andere zorg: de nitrocellulose die nodig is voor het kruit, alias schietkatoen, is voor 70 procent afkomstig uit China. ‘Er is een risico dat China die uitvoer tegenhoudt om geopolitieke redenen’, zei Rheinmetall-bestuursvoorzitter Armin Papperger vorige week tegen de Financial Times. Voorlopig heeft hij voor drie jaar genoeg voorraad.

155mm-granaten
Beeld Axel Heimken / AFP

Kamp voor dwangarbeiders

Aan de rand van Unterlüss trilt de lucht van de zware explosies, zoals die ook aan het front in Oekraïne te voelen zijn. Af en toe ratelt een machinegeweer. Achter een deels afgedekt hek zijn de fabrieksgebouwen van Rheinmetall zichtbaar, en daarachter moet het heideveld liggen van een paar kilometer breed en zeker 20 kilometer lang, waar al sinds 1899 de munitie wordt uitgeprobeerd die in die gebouwen wordt gemaakt.

Zo’n fabriek, in Duitsland, is natuurlijk beladen. Tegenover de weg naar de ingang van de fabriek staat op vijf informatieborden wat zich hier in de jaren 1939-1945 heeft afgespeeld, toen er geen pensions werden gebouwd voor de arbeiders. De open plek in het dorp, zo is daarop te zien, nu een grasveld met bloemetjes en één resterende bunker, was vroeger een groot kamp voor dwangarbeiders, die bij Rheinmetall de granaten maakten en vulden met explosieven.

In totaal waren er negen kampen, waarin zeker 2.500 krijgsgevangen en andere mannen en vrouwen uit de door de nazi’s bezette gebieden waren ondergebracht. Dwangarbeiders die met ‘rondslenteren of luiheid’ of ‘ongeoorloofde afwezigheid’ de boel probeerden te ‘saboteren’, zo staat op de informatieborden, belandden in het door de Gestapo geleide ‘werkopvoedingskamp’, waar ze in het gareel werden gebracht. Wie ‘niet-verbeterbaar’ was, werd daarvandaan naar een ander concentratiekamp gestuurd, of eindigde achter het kamp, waar na de oorlog lichamen werden gevonden met wurgsporen of ingeslagen schedel.

Maar meest opmerkelijk is de luchtfoto van een kamp in het bos op een paar kilometer buiten het dorp. Het was een ‘dependance’ van concentratiekamp Bergen-Belsen, de nabijgelegen hel waar Anne Frank en haar zus begin 1945 stierven. In dit filiaal, verstopt achter een grote hoeve, werden Joodse vrouwen gevangengehouden die elke dag naar de fabriek van Rheinmetall moesten lopen om daar de granaten te vullen met springstoffen, die ze inademden en hun haar oranje-geel maakten. Veel van hen stierven door ziekte en uitputting. Toen de bevrijders naderden, sloegen de bewakers van het kamp op de vlucht. De overlevende vrouwen werden door gewapende lokale burgers op wagens geladen en naar Bergen-Belsen afgevoerd, waar ze alsnog werden vermoord.

De hoeve bestaat nog. Het patroon van de zandpaden op de luchtfoto is nog herkenbaar in het bos daarachter. Zo kom je bij de plek waar het kamp moet hebben gestaan. Langs het pad staan genoeg paaltjes met een boodschap van Rheinmetall: ‘Sprengstoffe. Lebensgefahr. Betreten Verboten.’ Maar nergens een herdenkingsbord, of ook maar iets dat verwijst naar het verleden. Alleen wie weet waarnaar hij zoekt, ziet de verharding in het bospad waar de ingang van het kamp moet zijn geweest, en ontwaart de vermolmde houten palen die geen oude boomstammen zijn, en waarin een roestige, u-vormige klem zit met een restje prikkeldraad.

Kamp voor dwangarbeiders
Beeld Axel Heimken / AFP

‘Er bestaan geen goede oorlogen’

Het hele landschap lijkt schuldig: de gotische letters op de boerderijen die vertellen dat ze er toen al stonden, de kasseien op de boerenerven die evenzovele Stolpersteine lijken te worden. Op deze woensdag, als het weggetje over de hei, 20 kilometer ten noorden van het dorp, afgesloten is omdat de schietoefeningen nog verder reiken dan normaal, lijken de slagboom en de bewaker in zijn huisje afkomstig uit een andere tijd.

Maar dit ís een andere tijd. Rheinmetall is nu de hoop van Oekraïense soldaten als Jarik, die wil kunnen terugschieten op de indringers om zijn land te verdedigen.

Dat betekent niet dat de mensen in Unterlüss nu trots zijn op het bedrijf. Over Rheinmetall wordt in het dorp besmuikt gepraat, zegt pensionbouwer Andreas Löwen, zeker door zijn (jongere) generatie. ‘Niemand van ons zal zeggen: Rheinmetall is goed. Nee, ook niet in deze oorlog. Er bestaan geen goede oorlogen. Dat ik daarvan profiteer, ja, dat is een beetje een contrast. Dit is Duitsland.’

Löwen denkt dat de verhoogde munitieproductie een ‘positief effect’ zal hebben op het hele dorp. Anderen moeten het nog zien. ‘We wilden graag brood aan ze leveren’, zegt Astrid Lippert van de plaatselijke bakker. ‘We hebben een offerte gemaakt, maar ze vonden ons te duur. Wij te duur? Kijk om je heen, ziet dit er chic uit?’

Een elektrotechnicus die een keer voor ze heeft gewerkt, beaamt dat. ‘Ik vond het lastig werken met hen. Ze betalen slecht. Terwijl ze zoveel geld verdienen, door de oorlog.’

Nee, het is geen bedrijf dat zich verantwoordelijk voelt voor de lokale gemeenschap en bijvoorbeeld de voetbalclub sponsort, zegt Löwen. ‘Ze houden zich afzijdig. Er is niet echt een relatie met het dorp. Ik heb ook geen afspraken kunnen maken dat ze mensen naar mijn pension sturen. De huisvesting moeten de arbeiders zelf regelen. Maar ik vertrouw erop dat ze gewoon zullen komen.’