Direct naar artikelinhoud

Gesteggel in de formatie rondom geld, want: hoeveel is er eigenlijk?

Geld is een struikelblok in de formatie. PVV en NSC vinden namelijk dat het ministerie van Financiën jaar na jaar te zuinigjes begroot, waarna er miljarden overblijven in de schatkist.

Dilan Yesilgoz (VVD) en Geert Wilders (PVV) voorafgaand aan een nieuwe gespreksronde in de kabinetsformatie.Beeld ANP

Je zou zeggen: het is overzichtelijk. De overheid krijgt jaarlijks een bepaald bedrag binnen, belastingen voornamelijk, en dus is er ook een bepaald bedrag om uit te geven. Simpel toch? Maar vraag het de partijleiders van de formerende partijen en ze zullen vertellen: zo gemakkelijk is dat dus helemaal niet.

Vooral Geert Wilders (PVV) en Pieter Omtzigt (NSC) kijken bijvoorbeeld heel anders naar hoeveel er te besteden is dan Dilan Yesilgöz (VVD). En dat is pikant, nu de partijleiders in onderhandeling zijn voor een nieuw, rechts kabinet.

Want aan het eind van de formatie wordt gekeken naar wat alle plannen gaan kosten en wat dat uiteindelijk betekent voor het begrotingstekort, ofwel: hoeveel geeft de overheid meer uit dan ze binnenkrijgt? De Europese spelregel daarbij is: het begrotingstekort mag nooit meer dan 3 procent zijn. Dus houden partijen daar rekening mee: als het over die grens gaat, gaat er een streep door plannen.

Geld op de plank

Maar Geert Wilders en Pieter Omtzigt weten: jaar na jaar komen die voorspellingen helemaal niet uit. De overheid geeft sinds 2015 minder uit dan de Tweede Kamer eerder is voorgespiegeld. Geld dat op de plank is blijven liggen, mag echter niet meer worden uitgegeven. Wilders en Omtzigt vermoeden een strategie: bewust zuinig begroten, zodat er ogenschijnlijk geen geld is voor wensen van de Kamer. Waarna achteraf toch weer blijkt dat dat geld er wel degelijk was geweest. Maar dan is de Kamer te laat.

In 2023 was het weer zover. In maart vorig jaar werd voorspeld dat het begrotingstekort op 3 procent zou uitkomen. Dat percentage werd tussentijds bijgesteld naar 2,2 procent. Toen naar 1,5 procent. Toen naar 1 procent. En vorige maand bleek het daadwerkelijke tekort te zijn uitgekomen op een lage 0,3 procent.

Voor een deel komt dat doordat de overheid incidentele of eenmalige meevallers kreeg vorig jaar. Zo kwam er 4,5 miljard euro (!) extra binnen omdat directeur-grootaandeelhouders meer belasting betaalden. De dividendbelasting in box twee gaat vanaf dit jaar omhoog, de bedrijfseigenaren keerden dus in 2023 nog snel even zichzelf winst uit en betaalden daar de nog lagere taks over. Onverwacht extra geld in het laatje voor de staat, niettemin. Maar dit is dus, beklemtoonde Steven van Weyenberg minister van Financiën, eenmalig. Volgend jaar gaat die vlieger niet op.

Schatkist

Maar wat ook meeweegt is wat jaar na jaar gebeurt: de overheid geeft minder geld uit dan was bedoeld. Niet omdat het slechte rekenaars heeft, maar omdat geplande uitgaven simpelweg niet kunnen worden gedaan, vaak door personeelstekort. Denk aan de aanleg van een nieuwe weg die niet doorgaat, of het leger dat geen fabrikanten kan vinden om wapens te maken. “De ambities zijn groter dan de uitvoeringscapaciteit,” concludeerde een groep topambtenaren dan ook.

In 2022 bleef er ongeveer 6,2 miljard euro op de plank liggen, in 2023 zo’n 4,5 miljard en het Centraal Planbureau (CPB) voorspelt dat komend jaar liefst 15,2 miljard achter zal blijven in de schatkist. Dat komt vooral door arbeidstekorten, maar ook omdat het kabinet-Rutte IV een investeringskabinet was, maar dat dus niet waar kon maken. Pas in 2028 daalt de onderbesteding naar 7,7 miljard euro, zo is de voorspelling van het CPB.

Het probleem aan de formatietafel is dus nu: wat gaan we doen? PVV’er Tony van Dijck, als Kamerlid de financieel expert naast Wilders, had het over ‘bangmakerij’ toen de VVD nog eens op bezuinigingen hamerde. En ook NSC hekelt de onderbesteding en het dan-weer-zuinig-dan-ineens-veel-geld-uitgeven van de overheid. Denk aan hoe de beurs wél ineens getrokken kon worden voor de toeslagenaffaire, corona, of het steunpakket toen de energieprijs steeg. Eerst is er dus krapte, dan kan het geld ineens niet op. De partij van Pieter Omtzigt kreeg recent nog steun in de Tweede Kamer voor ‘volledige doorlichting van alle rijksuitgaven’.

Tegelijk rekenden topambtenaren al voor dat een komend kabinet 17 miljard moet gaan bezuinigen om niet met een begrotingstekort van 3,6 procent in 2028 te kampen te hebben. Maar ja, zullen de positivo’s denken: die zwarte voorspellingen komen toch keer op keer niet uit. Waarom eerst iets kapot bezuinigen en dan later geld overhouden?

Nog voordat gesteggeld kan worden waar het geld heen gaat, zullen de formerende partijen het dus eerst eens moeten worden over de vraag: hoeveel hebben we eigenlijk te besteden?

Meevallertje
De formerende partijen hebben nog een potje geld achter de hand: het Nationaal Groeifonds. Dat ‘investeringsfonds’ was in 2021 een ideetje van ministers Wopke Hoekstra (Financiën) en Eric Wiebes (Economische Zaken) om lange termijninvesteringen te doen voor het land. Maar de laatste jaren doet het kabinet vooral een greep in het potje als er ergens een gat gedicht moest worden. In 2022 ging er 660 miljoen euro uit om een tekort op de begroting te verhelpen, een paar maanden later werd er 140 miljoen gebruikt om de Westerscheldetunnel tolvrij te maken en afgelopen jaar ging er 1,2 miljard euro uit om verdere stijging van de brandstofaccijns te voorkomen. Afgelopen week werd wéér een miljard opzij gezet om ASML voor Nederland te behouden. Maar troost voor PVV, VVD, NSC en BBB: er zit nog altijd 7,4 miljard euro in de kist.