Het CBS bekeek de werkelijke stijging van de lonen en legde die naast de prijsstijging van bijvoorbeeld energie, brandstof, eten en kleding. Dan houd je de zogeheten reële loonstijging over. Die kwam het afgelopen kwartaal uit op 4,3 procent. Dat betekent dat je nu dus wat meer kunt kopen met je geld dan een jaar geleden.
Dat mag ook wel, want begin 2023 bleven de lonen juist fors achter bij de inflatie. Daardoor kon je destijds zo'n 5 procent minder kopen met je geld dan het jaar ervoor.
Belangrijke kanttekening is dat het CBS bij het bepalen van de reële loonstijging alleen heeft gekeken naar de cao-lonen. Wie niet werkt bij een bedrijf dat onder een cao valt, actief is als zelfstandige of helemaal geen werk heeft, zag het inkomen mogelijk niet stijgen. In sommige gevallen kan er zelfs een daling zijn geweest, bijvoorbeeld bij ontslag.
Loonstijging met en zonder inflatie
Personeelstekort zorgde voor hogere lonen
Als de inflatie buiten beschouwing wordt gelaten, waren de lonen afgelopen kwartaal gemiddeld 6,8 procent hoger dan een jaar eerder. Die stijging was iets kleiner dan de 6,9 procent van het laatste kwartaal van vorig jaar. Het is voor het eerst in twee jaar dat de lonen minder hard zijn gestegen dan in de maanden ervoor.
De voorbije twee jaar zijn in veel cao's grote loonstijgingen afgesproken. Dat komt doordat er sprake is van een krappe arbeidsmarkt. Daardoor konden vakbonden en werknemers stevige loonsverhogingen eisen in de onderhandelingen met werkgevers.
Verder speelde mee dat prijzen in onder meer de horeca, in winkels en aan de pomp de afgelopen jaren flink zijn opgelopen. Werkenden wilden dat lonen mee zouden stijgen met die inflatie. In veel gevallen is dat ook gebeurd, al dan niet gedeeltelijk.
Leraren en obers krijgen meer
Grootste stijgers zijn de woningcorporaties. Daar zijn de lonen in een jaar met 12,4 procent gegroeid. Ook in het onderwijs (10,2 procent) en de horeca (10,1 procent) zijn de salarissen nu fors meer dan een jaar terug. Recent is ook afgesproken dat rijksambtenaren van bijvoorbeeld ministeries en rechtbanken er flink wat bij krijgen.
De lonen stegen het minst (4,2 procent) in de financiële dienstverlening. Daaronder vallen onder andere pensioenfondsen, verzekeraars en banken.