Op de dag van het gesprek met Paul Verhaeghe brengen de NRC en De Standaard nieuws dat in enkele koppen zijn analyse over de crisisverschijnselen in de westerse democratieën samenvat. Beide berichten illustreren hoe een samenleving die desintegreert ook de democratie in de gevarenzone brengt: een leidend thema in Verhaeghe’s boek Onbehagen (2023).

De openingskop van de NRC die ochtend luidt: ‘De buitenlandse student: kostenpost of winstbron?’ De krant reduceert de student hier tot een economisch subject dat ofwel de kassa doet rinkelen, of geld kost. Verhaeghe vermoedt dat niemand daar echt van opkijkt: mensen zijn geneigd die eendimensionale economische benadering normaal te vinden doordat het bijbehorende neoliberale vocabulaire zo langzamerhand normaal is geworden.

‘Dat soort woorden en denkbeelden koloniseren de omgangstaal, en bepalen daarmee het denken en het gedrag’, schrijft hij in Onbehagen. ‘George Orwell bedacht daar de term newspeak voor: bestaande woorden krijgen een andere betekenis. Zonder het te beseffen gebruiken wij voortdurend economische uitdrukkingen en termen bij onderwerpen die niets met de economie hebben te maken, zoals zorg, onderzoek en onderwijs: stakeholders, outcome financiering, corebusiness, benchmarking, output, trade-off, return on investment. Ook de herbenaming van de dienstverlening als non-profitsector is een pijnlijk voorbeeld.’

De economisering van de menselijke verhoudingen, volgens Verhaeghe een effect van het neoliberalisme dat de politiek al veertig jaar doordrenkt, verdrijft datgene uit de maatschappij wat haar tot een samenleving maakt: het sociale leven. ‘De vrijemarktmaatschappij maakt het samenleven onmogelijk’, schrijft hij kortweg, want zij is ‘mijlenver verwijderd’ van wat dat sociale leven kenmerkt: een hoog onderling vertrouwen, vrijwillige onderwerping aan gedeelde waarden en normen, geen buitensporige ongelijkheid, menselijke interacties op andere bases dan alleen economische.

Een samenleving die dat woord niet meer waarmaakt resulteert in democratie die dat woord niet meer waarmaakt, zo luidt de volgende stap in Verhaeghe’s redenering. In een uiteenvallende samenleving zullen mensen meer en meer geneigd zijn bij verkiezingen voor zichzelf te stemmen, zonder inachtneming van het belang van anderen. Zij hebben niet of nauwelijks boodschap aan het burgerschapsprincipe dat de democratie, in essentie een vorm van de kunst van het samenleven, een bredere blik dan die op het eigen erf veronderstelt.

Het bericht in De Standaard bevestigt Verhaeghe’s waarneming. Zowel het Vlaams Belang, de ultra-rechtse partij die volgens de peilingen bij de verkiezingen op 9 juni de grootste van Vlaanderen kan worden, als de Vlaams-nationalistische n-va wil de begrotingsposten decimeren die anderen dan het eigen electoraat ten goede komen: ontwikkelingssamenwerking en de opvang van asielzoekers. Overal in Europa rukken partijen op die de kiezers paaien met de boodschap dat zij moeten bloeden voor geld dat naar anderen gaat, zoals in Nederland de pvv met haar slogan ‘Nederland weer op één!’ De doorbraak van populistisch en radicaal-rechts is daarmee ook een doorbraak van het egoïsme in de politiek – en daarmee een ondermijning van het burgerschapsideaal dat de democratie haar meerwaarde geeft.

Verhaeghe schrijft daarover: ‘Mensen zoeken de oorzaak van hun onbehagen buiten zichzelf, bij de “vreemdelingen”, de “elite”, of zelfs bij een “deep state” die een totalitair regime zou willen installeren. Het aantal mensen dat misleid wordt door de rattenvangers achter deze verklaringen groeit gestaag, met als gevolg dat het wantrouwen en de onveiligheid nog zullen toenemen.’

Paul Verhaeghe (68), emeritus hoogleraar aan de Universiteit Gent, is een spraakmakende publieke intellectueel in het Nederlandse taalgebied. Hij is opgeleid als psychoanalyticus, maar zijn beschouwingen in boeken als de trilogie Identiteit (2012), Autoriteit (2015) en Intimiteit (2018) bestrijken een breder terrein dan de individuele psyche. In Onbehagen, zijn laatste boek, analyseert hij hoe het mensbeeld dat inherent is aan de neoliberale ideologie – mensen zijn hypercompetitief en egoïstisch, solidariteit is een illusie – een nefaste invloed uitoefent op maatschappelijke verhoudingen en op de democratie. Louter pessimistisch is hij niet: hij besluit zijn boek met een beschouwing over een mogelijke wending ten goede.

Democratie onder druk

Met de verkiezingswinst voor uiterst rechts in Nederland, de mogelijke terugkeer van Trump in de VS en een recordaantal landen dat in 2024 naar de stembus gaat, wordt wereldwijd de democratie in de waagschaal gesteld. De Groene spreekt met denkers in binnen- en buitenland over de gevaren voor de democratie en hoe deze te beschermen.

Ik spreek Verhaeghe in de ‘Machinekamer’ achter in boekhandel Limerick in Gent, waar de volledige verzameling van 160 typemachines van W.F. Hermans staat uitgestald. Boekhandelaar Gert Brouns wist ze te bemachtigen nadat Nederlandse cultuurinstellingen er geen belangstelling voor bleken te hebben – een daad van liefde van Brouns voor een van zijn favoriete schrijvers.

Verhaeghe: ‘Het is natuurlijk niet zo dat een of andere kwade genius of een bende criminelen heeft bedacht: laten we die democratie nu eens omverschoppen. De toestand waarin we nu verkeren is ontstaan door – ik zeg het wat gechargeerd – het neoliberale mensbeeld: mensen zijn elkaars concurrenten, dus solidariteit is in strijd met de menselijke aard. Dat is het dominante mensbeeld geworden – niet zo gek als het ons al zo’n dertig, veertig jaar als het juiste wordt ingeprent.’

De consequentie is, zegt hij, dat autonomie en maakbaarheid als politieke begrippen een gedaantewisseling hebben ondergaan. ‘De strijd voor autonomie in de jaren zestig ging om vrijmaking van overleefde gezagspatronen, om zelfbeschikkingsrecht. Het neoliberale idee van autonomie is een ander: het eigen ik eerst. Maakbaarheid? Dat was voor mijn grootouders nog een droom: de zoon van een boer bleef boer, en geboren als vrouw was je voorbestemd voor het moederschap en het huishouden. Dankzij de politieke en maatschappelijke strijd tegen vastgeroeste verhoudingen was het voorbij met dat soort vanzelfsprekendheden, en kregen mensen meer greep op hun eigen lot. Dat was dus een emancipatoir idee van maakbaarheid. Nu, onder invloed van dat neoliberale mensbeeld, is maakbaarheid verworden tot: je moet het maken! Je moet carrière maken! Lukt je dat niet, val je uit de boot, dan moet je dat jezelf verwijten. Succes is jouw prestatie, falen jouw schuld.’

De strijd tussen de politiek en de burgers zal op het scherp van de snede worden gevochten

Competitie is nog zo’n begrip dat een andere betekenis heeft gekregen. Verhaeghe: ‘Natuurlijk zijn wij competitief. We zijn sociale zoogdieren en elke bioloog zal u zeggen dat sociale zoogdieren per definitie competitief zijn. Dat zie je al bij onze kleutertjes: zij spelen om te winnen. Volwassenen die een potje voetballen of basketten doen dat niet zomaar, hè, dat doen ze om de anderen te verslaan. Maar na de wedstrijd pakken ze een pint en hebben ze nog meer plezier. Dan wordt de andere eigenschap van sociale zoogdieren zichtbaar: de wil met anderen samen te zijn en samen te werken. Het sociale leven, dus. Dat evenwicht tussen het competitieve en het sociale is nu helemaal zoek. In het voetbal, bijvoorbeeld, zijn individuele sterspelers als Ronaldo de grote helden, veel meer dan voetballers die in dienst van het elftal spelen.’

De populariteit van Gordon Gekko in de film Wall Street laat volgens Verhaeghe zien hoe vanzelfsprekend het antisociale neoliberale mensbeeld is geworden. ‘Oliver Stone, de regisseur, wilde met dat personage waarschuwen voor individualisme dat is doorgeschoten in egoïsme. Maar wat gebeurde er? Gekko werd dankzij die veel geciteerde uitspraak “greed is good” bij jonge Amerikanen juist een held met wie zij zich konden vereenzelvigen.’

De verklaring voor dat heldendom is dat Gekko appelleerde aan een identiteit die zich al een tijdlang aan het vormen was: die van het individu dat zo vrij mogelijk, zonder belemmeringen moet kunnen leven. Tekenend is ook de verheerlijking van de ‘vrijdenker’, een woord dat berust op een ijdele illusie, want niemand denkt in het luchtledige, vrij van de invloed van de kringen waarin hij verkeert. Dat is eigen aan het sociale wezen dat ieder individu is.

Verhaeghe: ‘Vrijheid is ook zo’n begrip waarvan de hedendaagse betekenis haaks staat op de oorspronkelijke. Nog een vorm van newspeak, dus. Tegenwoordig is vrijheid synoniem met het recht onbelemmerd je eigen zin te kunnen doen, wat in de praktijk neerkomt op het recht van de sterkste. In de klassieke betekenis van het woord daarentegen is vrijheid geen absoluut recht. Mensen moeten zo vrij mogelijk zijn, maar niet ten koste van anderen, want dan komt de gelijkheid, die andere democratische waarde, in het gedrang. In die klassieke betekenis is vrijheid dus geen natuurrecht, maar een vaak letterlijk bevochten systeem van zelfbestuur, waarmee een gemeenschap zeggenschap verwerft over de verdeling van de lusten en de lasten die het samenleven met zich meebrengt. Zo krijgt vrijheid haar portee voor de democratie.’

Een zeker evenwicht tussen de beide doelen vrijheid en gelijkheid kenmerkt een goed functionerend democratisch bestel, zegt Verhaeghe. ‘Als iedereen gelijk moet zijn aan elkaar, dan schiet er van vrijheid niet veel meer over, want dat vergt een opeenstapeling van dwangmaatregelen om te voorkomen dat iemand boven het maaiveld uitsteekt. En als iedereen volledig vrij moet zijn, dan is het gedaan met de gelijkheid, want dan zegeviert de sterkste. Helaas is dat wel het gevolg van de betekenis die vrijheid vandaag de dag heeft: een recht dat neerkomt op het wegvallen van alle beperkingen. Het eigen ik eerst.’

Weerzin tegen beperkingen en belemmeringen van het eigen ik stempelt het politieke programma van rechts-populistische partijen. Er lijkt dus een zekere samenhang te bestaan tussen hun opkomst en het dominant worden van het neoliberale mensbeeld. Het rechts-populisme floreert bij aversie tegen gedragsverandering omwille van publieke belangen als de beteugeling van de klimaatcrisis of de beknotting van het bio-industriële complex.

Ook de voorstellen die neerkomen op zoveel mogelijk voor onszelf, zo min mogelijk voor anderen stempelen het programma van ultra-rechts: geen financiële of militaire steun voor Oekraïne, geen opvang van asielzoekers, geen geld voor mensen in nood elders op de wereld, zo laag mogelijke belastingen.

Verhaeghe schetst de achterliggende gedachtegang en de kwalijke gevolgen: ‘Niemand mag mij iets in de weg leggen. Ik ben vrij, dus ik mag doen wat ik wil. Jij bent ook vrij, dus jij mag ook doen wat je wilt. Maar als jij en ik botsen, wie gaat er dan winnen? Ik, degene met het meeste geld en de meeste macht om mijn zin door te drijven.’ Hij concludeert: ‘Met vrijheid heeft dat niets te maken, wel met willekeur en macht. Dat “liber”, vrij, in het woord “neoliberaal” is dus een zorgvuldig georkestreerde leugen.’

Paul Verhaeghe – ‘“Vrijheid” is een vorm van newspeak’

Al in de jaren negentig, toen het neoliberalisme allengs vat kreeg op politieke ideologieën, niet alleen op het liberalisme maar ook op de sociaal-democratie en de christen-democratie, voorzag de Rotterdamse socioloog Anton Zijderveld de kwalijke gevolgen voor samenleving en democratie. ‘Macht en poen hollen de beschaving uit’, zo verwoordde hij zijn vrees.

In Onbehagen staat Paul Verhaeghe stil bij het fenomeen dat gezag in de politiek steeds meer plaats maakt voor macht. In het debat zie je daar de sporen van terug. Gezag dat politici vroeger met hun optreden konden opbouwen dankzij doordachte en consistente ideeën, gematigdheid, respect voor anderen en – niet te vergeten – humor en zelfrelativering, wijkt voor machtsarrogantie: bluffen, schelden, openlijk minachting tonen voor andersdenkenden, verdacht maken van politieke tegenstanders.

Die omslag is een van de redenen waarom Verhaeghe spreekt van een ‘gecorrumpeerd bestel’. Bij gebrek aan gezag dat meekomt met consistent optreden en gematigdheid nemen rechts-populistische politici hun toevlucht tot autocratische vormen van machtspolitiek – vandaar de agressie tegen andersdenkenden, de weerzin van tegenspraak in eigen kring en de verdachtmakingen van tegenmachten als rechters en de pers. Dat is overal in Europa hun patroon van handelen.

‘Nu, onder invloed van dat neoliberale mensbeeld, is maakbaarheid verworden tot: je moet het maken!’

De andere partijen moeten het zichzelf aanrekenen dat zij aan gezag hebben ingeboet en zo de weg voor de machtspolitiek van ultra-rechts hebben geplaveid, zegt Verhaeghe. ‘Een gezagsdrager mag het gezag dragen, dat zit in dat woord besloten. Dan is de vraag natuurlijk: waaraan ontleent hij die autoriteit? Aan een onderliggende, arbitraire grond van waarden en normen, waar we met z’n allen geloof aan hechten en ons vrijwillig aan onderwerpen. In een democratie is dat de wet, een kwetsbaar bezit waarmee gezagsdragers op grond van hun verantwoordelijkheid zorgvuldig moeten omgaan.

En daar schort het aan, vooral aan de kant van de politiek. Politici hebben hun autoriteit verkwanseld door zeggenschap over de publieke voorzieningen uit hun handen te laten glippen, onder invloed van de neoliberale doctrine dat de markt het altijd beter doet. Ze hebben zo tegen het belang van de burgers in gehandeld. Het gevolg is dat de vrijwillige onderwerping waarop autoriteit altijd berust geringer en geringer wordt, en mensen hun hoop vestigen op politici die net als zij de gevestigde autoriteit aanvallen.’

Hoe meer de overheid publieke diensten overdraagt aan de markt, hoe minder dienstbaar zijzelf aan de burgers kan zijn. Zo wordt politiek onmogelijk wat maatschappelijk nodig is, op terreinen als woningbouw, zorg, cultuur, milieu. Dat dreigt des te meer als politici telkens weer bezwijken voor de druk van economische grootmachten. Zo bleek de inzet van tractoren en intimidatie als machtsmiddel door boeren de afgelopen weken afdoende om zowel de EU als de meerderheid in het Nederlandse parlement weer in het gareel van de agro-industrie te krijgen.

Om mensen weer meer hun lot in eigen handen te laten nemen nu de overheid hen daartoe onvoldoende in staat stelt, heeft Verhaeghe zijn hoop gevestigd op de rechterlijke macht en op vormen van democratie die de samenleving meer bij de besluitvorming betrekken.

‘De hedendaagse revolutie vindt plaats in de rechtbanken, waar een avant-garde van burgers de overheid in gebreke stelt omdat zij beslissingen heeft genomen die ingaan tegen het algemeen belang’, schrijft hij in Onbehagen over interventies van de rechterlijke macht. ‘De rechters, als onafhankelijke macht, kunnen de overheid zo verplichten haar eigen wetten na te leven.’

Zo was de rechtbank in Den Haag half maart onverbiddelijk over het plichtsverzuim van de Nederlandse overheid in de handhaving van wetten over vlieghinder. ‘De staat heeft bijna anderhalf decennium eigen regels niet gehandhaafd ten koste van omwonenden’, oordeelde de rechter in een zaak die mensen die in de buurt van Schiphol wonen hadden aangespannen. Hun belang is ‘stelselmatig ondergeschikt geweest aan dat van de luchtvaart’, aldus het vonnis.

Verzuim in handhaving van eigen wetgeving en verdragsrechtelijke verplichtingen was ook de grond voor de veroordeling van de overheid in het Urgenda-vonnis uit 2019. Een eenmansactie in Vlaanderen tegen 3M wegens de vergiftiging van het milieu met Pfas gaf de stoot tot een massaclaim die een burgercollectief nu tegen de chemiereus voorbereidt. Verhaeghe: ‘Gedingen als deze zullen een test worden voor de staatsmachten. In landen waar het rechts-populisme regeert, zoals in Hongarije en Slowakije en eerder in Polen, probeert de politieke macht de rechterlijke aan zich ondergeschikt te maken.’

Op voorstel van de SGP heeft een Kamermeerderheid van vvd, cda en de rechts-populisten al het initiatief genomen om voor burgers hogere blokkades op te werpen op de weg naar de rechter. Over het doelwit liet Caroline van der Plas (bbb) geen misverstand bestaan: ‘Activistische milieuorganisaties.’ Verhaeghe: ‘Deze strijd tussen de politieke macht en de burgers zal op het scherp van de snede worden uitgevochten, dat zie je nu al aankomen. De inzet is niet minder dan de toekomst van de democratie. Als de politieke macht hier uiteindelijk aan het langste eind trekt, zullen burgers nog minder mogelijkheden hebben om zich te verweren tegen beleid dat tegen hun belang ingaat. Ik ben geen rechtskundige, maar het lijkt me juridisch gezien nogal bedenkelijk als de politiek en niet de rechter zelf kan beslissen wie wel en wie niet een beroep op ons rechtssysteem mag doen.’

De partijendemocratie heeft volgens Verhaeghe dringend behoefte aan correcties die burgers meer bij de besluitvorming betrekken. Hij ziet veel in de initiatieven voor burgerberaden: via loting samengestelde panels met burgers die tegen een vergoeding periodiek bijeenkomen, zich beraden op oplossingen voor concrete maatschappelijke problemen en daarover een al dan niet bindend advies aan de overheid uitbrengen.

Verhaeghe: ‘De ervaring met burgerberaden leert dat loting de beste manier is om een representatieve groep te formeren, een gezelschap dat je als een staalkaart van de maatschappij kunt beschouwen. Dat is belangrijk: je hebt in die deliberaties zo niet meer alleen te maken met hetzij extreme tegenstanders, hetzij mensen die er hetzelfde over denken als jij. Met zo’n burgerberaad doorbreek je dus de gepolariseerde sferen waarin mensen nu verkeren.’

De democratie wint bij burgerberaden doordat de deelnemers zich de vraag moeten stellen: wat betekent het om burger in de samenleving te zijn? Het burgerschap, de basisvoorwaarde voor een goed functionerende democratie, vaart er wel bij, zegt Verhaeghe.

‘Noodgedwongen moet je in een burgerberaad ook het belang van anderen in acht nemen, niet alleen dat van jezelf. In een gezelschap dat representatief is voor de samenleving kom je als vanzelf in contact met mensen die je anders nooit zou spreken. Dat is echt grote winst voor de democratie. Dus als mensen nu zeggen: “De democratie is dood!”, een slogan die je vaak hoort, dan is mijn antwoord: neen! De partijendemocratie heeft zichzelf overleefd, dat is zo, dus we moeten nu op zoek naar alternatieven waarmee we dat mooie democratische ideaal nieuw leven inblazen. Zoals het burgerberaad.’

Lees ook: