Direct naar artikelinhoud
analyse

Hoe het Nationaal Groeifonds veranderde in het Nationaal Graaifonds

De toenmalige ministers Wopke Hoekstra van Financiën (links) en Eric Wiebes van Economische Zaken in 2020 bij een persconferentie over doelen en omvang van het Nationaal Groeifonds.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Het Nationaal Groeifonds (NGF) zou miljarden euro’s investeren in het toekomstbestendig maken van de Nederlandse economie, maar drie jaar na de oprichting lijkt het einde al in zicht. De Tweede Kamer gebruikt het fonds steeds vaker als geldbron voor allerlei ad-hoc-uitgaven.

Minister Micky Adriaansens (Economische Zaken) maakte dinsdag onverwacht bekend dat ze de vierde investeringsronde van het Groeifonds, waarin 3,4 miljard euro te vergeven was, voor onbepaalde tijd uitstelt. Ze stelt daarmee ruim zestig bedrijven en samenwerkingsverbanden die een subsidieaanvraag voorbereidden teleur. Een aantal aspirant-indieners klaagt nu dat ze al veel geld in de voorbereiding hebben gestoken. Ze zijn bovendien bang dat van uitstel afstel komt en ze definitief naar het geld kunnen fluiten.

Die angst is niet ongegrond. Adriaansens voelt zich gedwongen per direct de pauzeknop in te drukken, omdat de Tweede Kamer dinsdag twee D66-moties wegstemde. D66-Kamerlid Joost Sneller riep zijn medeparlementariërs daarin op niet (verder) te bezuinigen op het NGF, en de vanaf 1 juni geplande investeringsronde gewoon door te laten gaan. De overgrote meerderheid, inclusief de vier partijen aan de formatietafel, steunde dat voorstel niet.

Over de auteur
Yvonne Hofs is politiek verslaggever van de Volkskrant en schrijft over financiën, economische zaken en landbouw, natuur en visserij.

Gesneefde moties

De VVD-minister ziet het sneven van de D66-moties als signaal dat een Kamermeerderheid – inclusief haar eigen partij – het tegenovergestelde wenst en mogelijk op de geldpot voor langetermijninvesteringen wil beknibbelen. Verrassend is dat niet, want de drie beoogde coalitiepartners van de VVD waren altijd al kritisch over het Nationaal Groeifonds, het Klimaatfonds en het Transitiefonds Landelijk Gebied (het stikstoffonds). De verleiding zal zeer groot zijn om de gereserveerde fondsbudgetten tijdens de formatie in te zetten om politieke wensen te realiseren en onderlinge meningsverschillen af te kopen.

Het Nationaal Groeifonds kwam er in 2021 op initiatief van de toenmalige ministers Wopke Hoekstra (Financiën) en Eric Wiebes (Economische Zaken). Zij stelden voor 20 miljard euro extra te lenen op de financiële markten voor langetermijninvesteringen in infrastructuur, onderwijs en innovatie. Het geld moest uitsluitend gebruikt worden voor moeilijk financierbare projecten die de Nederlandse economie op lange termijn versterken, en die zonder het Groeifonds niet van de grond zouden komen.

Een onafhankelijke expertcommissie zou de aanvragen beoordelen en toekennen. Die constructie moest voorkomen dat het fonds een speelbal zou worden van politiek opportunisme. De ervaring met investeringsfondsen uit het verleden leert namelijk dat politici de vooraf vastgestelde bestedingscriteria gaandeweg steeds verder oprekken om hun financiële behoeften te dekken. Uiteindelijk wordt zo’n fonds dan een grabbelton en blijft er van de oorspronkelijke doelstelling niets meer over. Dit lot trof bijvoorbeeld het Fonds Economische Structuurversterking, waar het kabinet tussen 1995 en 2011 een deel van de aardgasbaten in stortte, en de Langman-gelden voor Noord-Nederland.

Zorgen over controle

De Algemene Rekenkamer en de Raad van State waren van meet af aan kritisch over het Groeifonds. Volgens de Rekenkamer voegt het weinig toe aan de vele investeringsfondsen die er al zijn en is de kans groot dat het geleende geld ondoelmatig besteed wordt. De Raad van State maakte zich vooral zorgen over de democratische controle op de besteding van de fondsmiljarden. De Tweede Kamer heeft immers niets te vertellen over de toekenning aan specifieke projecten; die taak is uitbesteed aan de expertcommissie.

Maar dat laatste blijkt weinig uit te maken. De Tweede Kamer gaat weliswaar niet over de specifieke uitgaven van het fonds, maar kan het fondsbudget wel naar believen verlagen. In eerste instantie was het de bedoeling dat het NGF zijn kapitaal van 20 miljard euro tussen 2021 en 2025 zou uitdelen in vijf jaarlijkse investeringsrondes van elk 4 miljard euro.

Al in mei 2022, iets meer dan een jaar na de oprichting, ging die afspraak op de helling. Om een begrotingstekort te dekken, haalde het derde kabinet Rutte 660 miljoen euro uit het Groeifonds. Dat najaar pleegde politiek opportunisme opnieuw een aanslag op het Groeifonds. De Tweede Kamer haalde er 140 miljoen euro uit om de Westerscheldetunnel per 2025 tolvrij te maken, een uitgave die geheel losstaat van de NGF-doelstelling. Na Prinsjesdag 2023 deed de Tweede Kamer op voorstel van de VVD een nieuwe greep in het NGF, dit keer om de verlaging van de benzineaccijns in 2024 te betalen. Dit kost waarschijnlijk een paar honderd miljoen euro.

Het Groeifonds wordt op die manier geleidelijk uitgekleed. Er zit nog 7,4 miljard euro in, maar de kans lijkt groot dat PVV, VVD, NSC en BBB zich dat bedrag tijdens de formatie toe-eigenen en er een andere bestemming voor zoeken.

‘Gratis geld’

Saillant is dat Hoekstra en Wiebes de oprichting van het Groeifonds rechtvaardigden met het argument dat het gefinancierd kon worden met ‘gratis geld’. De rente op nieuwe Nederlandse staatsobligaties was destijds nul of zelfs negatief, waardoor extra lenen de schatkist niets kostte. Het fondskapitaal zou Nederland vrijwel gratis kunnen ophalen bij beleggers, aldus het verkooppraatje van de twee ministers.

Helaas is de rente inmiddels weer gestegen. Nederland moet nu wel degelijk betalen voor de leningen die het aangaat voor het Groeifonds. De 20 miljard euro is in 2021 namelijk niet in één keer geleend; het ministerie van Financiën haalt het benodigde geld pas op zodra de NGF-expertcommissie aanvragers definitief geld toewijst.