Direct naar artikelinhoud
Jos Willemsen aan het werk in zijn voedselbos. ‘Ik leef met landschapspijn, ik zie alleen maar aftakeling. Tegelijk ben ik hoopvol.’Beeld Boaz Timmermans
Vruchtbaar

‘De wereld is niet maakbaar, wél vruchtbaar’, vindt landschapsontwikkelaar Jos Willemsen

Landschapsontwikkelaar Jos Willemsen ziet uitgeputte, woestijnachtige bodems binnen een paar jaar floreren. Niet door ze met rust te laten of juist flink te bemesten, maar door ecosystemen te helpen. Want de natuur zit bomvol energie. Laat je die stromen, dan volgt er overvloed.

Bodems waaruit bijna alle leven is verdwenen kunnen volgens landschapsontwikkelaar Jos Willemsen snel en eenvoudig herstellen. En gezond zijn, vol wormen, pissebedden, schimmels en bacteriën. Of dat nu landbouw-, bos- of tuingrond is. Hij ontkent de klimaat- en stikstofproblemen niet, laat dat duidelijk zijn, maar de oplossing ligt veel dichterbij dan gedacht. Namelijk óók onder onze voeten.

We kunnen ontwrichte ecosystemen juist helpen, in plaats van ze met rust laten – zoals nu veel gebeurt. Want soms is zelfstandig herstel niet mogelijk. Willemsen: “Vergelijk het met een mensenlichaam. Stel ik heb nog maar twee hartkamers, één long en één nier, dan zeg je ook niet: ‘Jos, ga maar op bed liggen, dan zul je over twee maanden beter zijn.’ Want ik mis die organen. Ik moet nieuwe hebben, of ze nabootsen.”

Precies dat doet hij ook in zijn landschapsprojecten. Steeds is hij het systeem aan het voeden. Door ‘vroeger’ na te bootsen. Want natuurgebieden bevatten niet meer alle soorten die er oorspronkelijk thuishoren. “Vroeger waren er bossen vol geluiden, dieren en geritsel, nu is het nagenoeg stil. We noemen het een bos, maar in feite is het een ecologische woestijn.”

Snoeien in de zomer

In voedselbos De Langhe Laere in Nieuw- en Sint Joosland, op het Zeeuwse Walcheren, is Willemsen betrokken bij de ontwikkeling van het land. Eerst was dit een schrale schapenweide van twee hectare, nu, zes jaar later, is het een rijk voedselbos. Daarin groeien bomen, struiken en planten die voedsel produceren, zoals fruit, groenten, noten, eetbare bloemen en paddenstoelen.

Altijd wordt er gezorgd voor verschillende lagen vegetatie – van hoge bomen tot bodembedekkers en planten die wortels of knollen produceren, doorgaans laat men de grond met rust. Zo ontstaat een zelfvoorzienend ecosysteem. Prachtig, vindt ook Willemsen, maar hij helpt dat ecosysteem dus wel. Allereerst kijkt hij wat er van nature al gebeurt. Want alle soorten hebben een talent. Bodemconditie, temperatuur, schaduw en zon bepalen welke soort ergens goed groeit – én creëert. Is dat verstoord, dan verhelpt hij dat door soorten erbij te halen die de condities verbeteren.

Snoeien in de zomer
Beeld Boaz Timmermans

Voorbeeld: staat er veel akkerdistel op het land, dan weet Willemsen dat er sprake is van bodemverdichting. Bij de bomen zaait hij dan planten met penwortels - zoals venkel, kardoen en luzerne - die de bodem openbreken en voor jonge boomwortels de weg vrijmaken. Ook staat hij iedere zomer op hoge ladders tegen bomen om groene takken af te zagen. Die worden vervolgens versnipperd, de groene snippers verspreidt hij samen met maaisel onder planten en rond jonge bomen. En zo ontstaan er broeinesten van leven.

Want gras en groene bladeren zijn door het bodemleven gemakkelijker te verteren dan dorre bladeren: “Zomersnoei is mijn grote gamechanger”. In de documentaire die over hem is gemaakt, Jos – de mens als nuttige soort, laat hij het verschil zien tussen een bodem die is gevoed en een bodem waaraan niets is gedaan. De eerste is na een jaar al zachter en luchtiger, hij zakt er zelfs een stukje in weg, de tweede is hard.

Voor mens, dier en aarde

Zijn ouders hadden een bloemenwinkel, zelf had Willemsen als kind al een herbarium. Eindeloos kon hij kijken naar de vorm van bloemen, blaadjes en stelen. En zich verwonderen. Hij werd landschapsontwerper, werkte een tijd als hovenier en is nu ‘landschapper’, zoals hij het noemt. Als specialist in syntropische landbouw en voedselbossen adviseert hij (semi-)overheden, bedrijven en particulieren. Ook legt hij de percelen aan.

Voor mens, dier en aarde
Beeld Boaz Timmermans

In Nederland staat syntropische landbouw nog in de kinderschoenen, wereldwijd wordt de methode steeds meer omarmd. Het is dus niet (zoals de gangbare landbouw) gebaseerd op input als meststoffen en irrigatie, maar op het optimaliseren van aanwezige ecosysteemprocessen. Niet de vraag ‘Wat kan ik als boer oogsten?’ staat centraal, maar ‘Wat kan ik als boer, als mens, bijdragen aan het systeem?’

In de syntropische landbouw wordt voedsel geproduceerd voor mens, dier én de aarde. Zo raakt de aarde niet uitgeput, maar wordt die vruchtbaarder. En worden volgens Willemsen de grote opgaven waarvoor we staan wat betreft klimaat, droogte, stikstof, bodem en biodiversiteit gelijktijdig opgelost.

‘Energie kan niet worden gemaakt, ook niet kapotgemaakt. Het kan alleen getransformeerd worden van de ene vorm naar de andere.’ De landschapper haalt de uitspraak van Albert Einstein graag aan. Het gaat erom de aarde te voeden met de energie die van de zon wordt overgenomen. Door takken, bladeren, gras, kruiden, riet en bloemen te oogsten en als voedsel aan de volgende cyclus over te dragen.

Precies wat mammoeten en grote grazers ooit op grote schaal deden met eten en poepen. Het liefst ziet hij dan ook kippen en varkens op het land. De uitwerpselen zijn hoogwaardiger dan het voedsel, omdat het uitgepoepte voedsel beter verteerbaar wordt voor andere soorten. Zo kunnen die weer beter groeien en creëer je steeds meer en meer. Een eindeloos proces is dat, en precies de winst van deze methode.

Hoopvol

De EU versoepelt de regels voor boeren om over te stappen van veehouderij naar akkerbouw. Kan syntropische landbouw op grote schaal worden toegepast? Volgens Willemsen moeten we vooral toe naar een methode die van de bodem geen woestijngrond maakt. Voor de toekomstige landbouw zullen daarvoor verschillende modellen moeten worden uitgeprobeerd - het liefst deze. Daar zou overheidsgeld naartoe moeten.

Zo’n transitieperiode doet misschien pijn, en er valt nog veel te leren, maar uiteindelijk is deze vorm van landbouw efficiënter dan de gangbare methode. “Sceptici zeggen dat de productie kleiner is. Ze hebben gelijk en ongelijk. De eerste jaren is de opbrengst inderdaad lager. Wij voeren geen standaard meststoffen aan, maar voeden het systeem met een ter plekke geproduceerde plantenmassa. Dat kost meer tijd. Zijn we na een paar jaar echter dat kantelpunt voorbij, dan hebben we veel meer opbrengst. Gevoed uit een gezond, eigen ecosysteem, en niet afhankelijk van input.”

Het voedselbos De Langhe Laere dient als voorbeeld, maar ook zijn andere projecten bewijzen het. Neem het boslandbouwproject in Oranjehof, waar Galloway runderen tussen noten- en fruitbomen grazen en met hun uitwerpselen het ondergrondse web van leven herstellen. Of het voedselbos in Graauw waar rijkelijk kweeperen, moerbeien, mispels, pruimen en wilgen bloeien.

Als Willemsen door het Nederlandse landschap rijdt is hij mistroostig én hoopvol. “Ik leef met landschapspijn, ik zie alleen maar aftakeling. Tegelijk ben ik dus hoopvol, omdat ik weet hoe gemakkelijk het omkeerbaar gemaakt kan worden. Het helpt mij enorm om de natuur niet als kwetsbaar en balancerend te zien, maar als superkrachtig en creërend. De wereld is niet maakbaar, wél vruchtbaar.”

Lees ook:

Eigen plantensoort eerst? Het voedselbos doet niet aan ‘botanisch racisme’

Met een ‘negatieflijst’ willen plantenonderzoekers voorkomen dat er exotische planten vanuit voedselbossen naar natuurgebieden ontsnappen. Al maken voedselbosboeren zich geen grote zorgen over invasies vanuit hun bossen. “Zonder exoten zouden we niet veel te eten hebben.”