Terug naar de krant

Studenten mogen sinds een jaar in beroep bij de Raad van State: ‘Soms denk je: formeel heb je het recht, maar moreel past het niet’

Leeslijst reportage

Studenten en de Raad van State Sinds ruim een jaar mogen studenten in beroep bij de Raad van State over een beslissing of beoordeling van hun onderwijsinstelling. Soms betreft het „een principeding”, soms vooral een financiële kwestie. Hoe verlopen die zaken?

Leeslijst

„Voor principes mag je niet procederen,” zegt de bestuursrechter tegen de rechtenstudent. „Maar hij wil graag zijn verhaal doen, gehóórd worden”, zegt de vriendin van de student, die vlak achter hem in de rechtszaal zit. Want op de universiteit lukte dat niet. De vriendin: „Het is inderdaad een principeding.”

Het gezelschap zit op een ochtend in februari in een van de zalen van de Raad van State in Den Haag. De zaal heeft grijs meubilair en houten lambrisering. De student komt uit Zuid-Afrika, zijn vriendin neemt af en toe het woord van hem over, want hij heeft soms moeite zich uit te drukken in het Nederlands. Naast hen zitten afgevaardigden van Tilburg University, waartegen de student procedeert. Hij heeft een stapel documenten voor zich op tafel liggen.

Voor de herkansing van een groepsopdracht heeft hij een 6,5 gekregen, maar hij vindt dat hij een hoger cijfer verdient. Bovendien wil hij cum laude slagen, omdat hij al een oudere student (35) is en zich wil onderscheiden bij potentiële werkgevers. Cum laude lukt niet meer met deze 6,5, meent hij.

„De bestuursrechter mag niet iets vinden over de juistheid van cijfers”, zegt de rechter. „Wel of die op een eerlijke manier tot stand kwamen.” Dat zag de student al aankomen. Maar principes dus. Want hij vindt het onrechtvaardig dat hij op de universiteit ook niet de kans gekregen heeft om écht over het cijfer te praten, vindt hij.

Na zo’n drie kwartier blijkt de hele kwestie niet meer relevant: de student kan nog wél cum laude slagen met de 6,5. Hij ging uit van te strenge regels, waarschijnlijk omdat een docent hem verkeerde informatie had gegeven. Toch is hij er niet helemáál gerust op. „Wat als er toch nog een andere vereiste blijkt te zijn?” Van de rechter moet Tilburg University de student snel duidelijkheid verschaffen over de regels. „En dan laat u mij volgende week weten of u nog een beslissing van mij verwacht,” zegt ze tegen hem, „of dat u geen beslissing meer hoeft”.

Collegegeld

Studenten kunnen zich richten tot het klachtenloket van hun onderwijsinstelling. In sommige gevallen leidt dat tot een beroep bij het College van Beroep voor de Examens (CBE). Als ze het vervolgens niet eens zijn met de beslissing, kunnen ze sinds ruim een jaar in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarvóór was dat bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO). Dat is opgeheven om de rechtspositie van mbo-studenten te verbeteren, die niet terecht konden bij het CBHO maar nu wel bij de Raad van State. En om de administratieve lasten voor onderwijsinstellingen te verminderen.

Studenten komen met allerhande zaken aanzetten bij de hoogste bestuursrechter. Ze zijn het oneens met een negatief bindend studieadvies, of met dat ze een decentrale selectie niet haalden. Sommigen menen dat ze een te laag cijfer hebben gekregen, of dat ze het collegegeld over een bepaald jaar zouden moeten terugkrijgen.

Bestudeer je de uitspraken in de studentenrechtszaken van het afgelopen jaar dan valt op dat relatief veel studenten iets proberen te bereiken waarvan de slagingskans gering lijkt. Zo valt in een uitspraak van afgelopen januari te lezen dat een mbo-student 3 van de 57 te behalen studiepunten heeft gehaald en daarom niet door mag met zijn muziekopleiding. Daar is de student het mee oneens, want hij heeft een „functiebeperking”. De instelling bood hem zoveel mogelijk ondersteuning aan, maar daar heeft hij nauwelijks gebruik van gemaakt. Bovendien heeft hij bij zijn aanmelding niet aangegeven dat hem iets mankeerde – dat werd pas later duidelijk – en heeft hij ook nooit een medische verklaring overgelegd, hoewel hier meermaals naar is gevraagd. De bestuursrechter verklaarde het beroep van de student ongegrond.

Lees ook Minder ‘verlammende druk’ op studenten: bindend studieadvies versoepeld
Studenten voor de Universiteit Leiden. Minister Dijkgraaf wil ook dat studenten een „betere balans tussen studievoortgang en welzijn” krijgen.

Slagingskans

Een ander voorbeeld uit dezelfde maand: een Roemeense student wil haar collegegeld terug voor de master rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. Ze heeft de helft al teruggekregen, omdat ze zich op de helft van het jaar uitschreef, maar ze wil de andere helft ook terug. Ze vindt het onderwijs dat ze heeft gevolgd van onvoldoende niveau en ook is ze „als buitenlandse student door het onderwijzend kader onheus bejegend”. De rechter verklaarde haar beroep ongegrond, want de betalingsverplichting is gelieerd aan de inschrijving en niet aan het gegeven onderwijs. Overigens was ze zelf niet aanwezig bij de zitting.

Aan de andere kant valt op dat de Raad van State ook vaak beroepen ongegrond verklaart waarvan de slagingskans helemaal niet zo klein lijkt. De Raad verklaart überhaupt heel weinig beroepen gegrond, blijkt uit de cijfers. Van de ruim 140 studentenzaken waarin hij uitspraak deed sinds 1 januari vorig jaar, werd in ruim 120 zaken het beroep ongegrond verklaard. Dat is zo’n 86 procent.

„De Raad van State heeft een beetje de naam dat hij behoorlijk streng is en niet heel makkelijk de burger gelijk geeft”, zegt Miek Laemers. Ze is emeritus hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en was ook een aantal jaren voorzitter van de CBE’s van de Universiteit van Amsterdam en hogeschool ArtEZ. Daar kregen studenten ook niet zo vaak gelijk. Dat de Raad zo weinig studentenberoepen gegrond verklaart, komt niet vanwege ‘onervarenheid’ met studentenrechtszaken, denkt Laemers. „Veel rechters van het CBHO zaten ook in de Raad van State, dus bij de overgang was geen sprake van een personele aardverschuiving. Bij het CBHO kwam het slagingspercentage ook niet boven de 20 procent uit.”

Die lage slagingskans heeft eerder ermee te maken dat veel zaken ‘dichtgeregeld’ zijn en slechts beperkt getoetst mogen worden, zegt Laemers. „Als je veertig studiepunten nodig hebt om over te gaan, dan is dat een harde norm. Dus je moet van heel goeden huize komen om gelijk te krijgen. In mijn tijd bij de CBE’s heb ik vaak gezien dat mensen dan bijvoorbeeld zeiden: ja, maar mijn verkering ging uit. Klinkt redelijk, denk je eerst, maar dan hadden ze in diezelfde periode andere tentamens wél gehaald. Dan ben je toch geneigd de student ongelijk te geven, want het CBE mag alleen kijken of de examencommissie in redelijkheid tot het besluit is gekomen.”

Ongegrond

Bij een zitting van de Raad begin maart ziet een student civiele techniek aan de Technische Universiteit Delft zich ook geconfronteerd met onwrikbare regels. Hoewel hij een jaar niet heeft kunnen studeren door een hersenschudding, krijgt hij het collegegeld over die periode niet terug. „Er is geen grond in de wet te vinden om u restitutie of vermindering van collegegeld te geven”, aldus de rechter. De student kan ook niets uit het Profileringsfonds krijgen, voor studenten die studievertraging opliepen vanwege een bijzondere omstandigheid. Dat had alleen gekund als zijn ongeluk was gebeurd in de nominale fase van zijn studie. De nominale studieduur is je studietijd als je geen vertraging oploopt. Daar zit hij al overheen. Beroep ongegrond, oordeelt de rechter.

Vóór de uitspraak had de student goede hoop dat hij die financiële steun zou krijgen, zegt hij na de zitting in de hal van de Raad van State. Hij kijkt bedrukt. „Het is namelijk maar een heel kleine groep van de TU Delft die nominaal afstudeert.” De student bleef ingeschreven staan bij zijn studie, omdat hij dacht dat hij snel van zijn hersenschudding af zou zijn. De nasleep duurde langer dan verwacht.

„Het gros van het aantal studenten dat in beroep gaat, heeft wel degelijk een zaak om voor te vechten”, zegt Laemers. Er zijn ook studenten van wie ze niet goed begrijpt dat ze doorprocederen. „Formeel hebben zij natuurlijk dat recht, want we leven in een democratische rechtsstaat. Maar moreel vind ik het niet passen; je belast het hele systeem. Bovendien maak je jezelf blij met een dode mus.” En dat terwijl de Afdeling bestuursrechtspraak al overbelast is, bleek vorig jaar april uit het laatste jaarverslag van de Raad van State.

Volgens het Landelijk Studenten Rechtsbureau (LSR) – dat studenten helpt met onderwijsrechtelijke vragen en geschillen – procederen relatief weinig studenten door tot de Raad van State. „Waarschijnlijk voelt de drempel tot de bestuursrechter nog vrij hoog en kost het voor studenten veel tijd en vooral energie”, schrijven twee bestuursleden in een mail.

Hun ervaring is dat studenten die wél naar de bestuursrechter stappen ook daadwerkelijk overtuigd zijn van hun eigen gelijk. „Soms kan het dan lastig zijn om duidelijk te maken dat het ook weleens kan zijn dat de school gelijk heeft. Daarnaast is het voor veel studenten moeilijk het verschil te begrijpen tussen wat rechtvaardig voelt en hoe het recht zelf is opgesteld. Iets kan heel onrechtvaardig voelen en tegelijkertijd zijn toegestaan volgens de regels. Maar er zijn ook genoeg gevallen waarin de onderwijsinstelling de regels verkeerd heeft toegepast en de student gelijk heeft.”

‘Platte gelijkheid’

„Heel hardvochtig”, zegt de advocaat van een student op een maartmiddag in de hal van de Raad. Hij doelt op de opstelling van de Universiteit Utrecht. Ze komen net uit de zitting waarin ze aanvochten dat de student vorig jaar nét niet door de decentrale selectie voor geneeskunde is gekomen. Daarna heeft ze zich ingeschreven voor een andere studie, maar haar droom is nog steeds geneeskunde, want ze wil psychiater worden. Door haar chronische ziekte lag ze een deel van de voorbereidingstijd voor de selectie in het ziekenhuis. Daarom diende ze een bezwaar in bij de universiteit: als ze die zes weken (van de drie maanden) niet had gemist, was ze waarschijnlijk wél door de selectie heen gekomen. De universiteit ging daar niet in mee.

De uitspraak volgt over een paar weken. Zojuist benadrukte de rechter dat in het reglement van de universiteit staat dat voor en tijdens de selectieprocedure géén rekening wordt gehouden met bijzondere persoonlijke omstandigheden, zoals de chronische ziekte van de student. In de hal laat de student haar advocaat het woord doen. Hij vindt dat er sprake is van een „platte gelijkheid” bij de selectie: je krijgt evenveel voorbereidingstijd, aan iedereen worden dezelfde eisen gesteld, et cetera. „Maar je zegt toch ook niet tegen iemand in een achterstandswijk: je hebt een huis, stromend water, elektriciteit, dus je hebt een kans het allerbeste te maken van je leven?”

Lees ook Het jaarverslag van de Raad van State lijkt opgesteld door een klokkenluider die de academische toon laat varen
Het paleis Kneuterdijk in Den Haag, onderdeel van het kantorencomplex van de Raad van State.
Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 15 maart 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in