Met nauwelijks verholen angst werd afgelopen maand Blind voor mens en recht gepresenteerd, een rapport van Tweede-Kamerleden waarin ze proberen te begrijpen waardoor fraudebeleid burgers zo had kunnen ‘vermorzelen’. ‘Het zou onvergeeflijk zijn als hier geen lering uit wordt getrokken’, schrijven de Kamerleden.

Hun vrees? Dat het rapport in een diepe la verdwijnt, daar stof zal happen om vervolgens op te lossen in de notie dat we dit toch allang wisten. ‘Weet u wat nou het schokkende van dit alles is?’ zei commissievoorzitter Michiel van Nispen (SP). ‘Dat dit eigenlijk al lang niet meer schokkend is. Veel zaken die de commissie constateert of aanbeveelt zijn niet geheel nieuw. Veel is al eens gezegd, opgeschreven of voor gewaarschuwd. Dat maakt het echter niet minder alarmerend.’

Waar het eerder verschenen rapport Ongekend onrecht, waar Rutte III over viel, nog ging over wat er was gebeurd in de toeslagenaffaire, boog deze commissie zich over de vraag waardoor dat kon gebeuren. Meer nog dan naar schuldigen zoekt ze naar structuren en diepgewortelde ideologische overtuigingen. Bureaucratie is geen natuurkracht maar een optelsom van politieke en maatschappelijke verlangens: de sociale advocatuur heeft niet zichzélf afgeschaft, de data-honger kwam niet uit het niets, en zelfs de verwarring dat burgers die een foutje maken direct als fraudeurs worden gezien zat ingebakken in wetsontwerpen.

Van Nispen en zijn collega’s kwamen tot een conclusie, een wanhoopskreet eigenlijk, en de zin uit het 584 pagina’s tellende rapport die het langst zal blijven hangen: ‘Het kan morgen weer gebeuren.’

Het treurige nieuws? Het gebeurt nu al, niet morgen, maar vandaag.

Terwijl de brede schare van Kamerleden de afgelopen twee jaar onderzoek verrichtte naar de vermorzeling van burgers, maalde de machine door en publiceerden journalisten een brede waaier van nieuwe overheidsschandalen. Stuk voor stuk hadden die exact dezelfde ingrediënten als die waar het rapport nu voor waarschuwt.

Een kleine greep. Alleen al in de eerste twee maanden van dit jaar verschenen in het Algemeen Dagblad drie verhalen over gemeenten die burgers ongemeen hard aanpakten voor vermeende fouten in de bijstandsprocedure. Waaronder een vrouw uit Apeldoorn die per 2019 geen bijstand meer ontving en tienduizend euro onterecht ontvangen steun én een boete van meer dan duizend euro moest terugbetalen – omdat ze volgens de gemeente te weinig boodschappen zou doen.

In een onderzoek van Investico uit 2022 naar hoe gemeenten hun bijstandsfraudebeleid hadden veranderd na de ophef over ‘de boodschappentas van Wijdemeren’ bleek dat verschillende gemeenten weliswaar ‘soepeler’ omgaan met burgers die administratieve fouten maken, maar dat sociaal advocaten inmiddels de noodklok luiden over hoeveel burgers verstrikt raken in beroepsprocedures. Gemeenten sturen vage en verwarrende brieven waardoor burgers te laat in actie komen om hun recht te halen.

Om vast te stellen of een burger fraudeert, hoeft de gemeente nauwelijks met bewijs op de proppen te komen. ‘Een gemeente hoeft zelfs niet te bewijzen dat iemand werkelijk heeft gefraudeerd – een zogenoemd “bewijsvermoeden” is genoeg’, schrijven de onderzoeksjournalisten.

Of neem het onderzoek naar zogenoemde ‘sociaal rechercheurs’, die strikt genomen helemaal geen rechercheurs zijn maar speurders van een gemeente. Zij mogen het huis van bijstandsontvangers binnen gaan om te voelen aan de handdoek. Een droge handdoek zou erop kunnen wijzen dat een burger weinig thuis is en dus misschien wel een huishouden deelt met iemand anders elders, misschien wel een geliefde – fraude!

De gemeente Tilburg scherpte in 2019 het fraudebeleid aan omdat daklozen verdacht werden van frauderen met uitkeringen, dus kregen zij – echt waar – een onaangekondigd ‘huisbezoek’. Dat ging als volgt in zijn werk, schrijven de journalisten: ‘Aan de balie krijgen daklozen bij de aanvraag van een uitkering een formulier mee waarin ze voor de komende vier weken moeten invullen waar ze verblijven. Dat kan overal zijn: op de bank bij vrienden, onder het viaduct of op het derde bankje rechts in het park. Op meerdere willekeurige momenten controleren medewerkers van de gemeente vroeg in de ochtend of de dakloze daar ook daadwerkelijk ligt. Treffen ze niemand aan? Dan is tekst en uitleg nodig voordat de gemeente bijstand geeft. Op deze manier werd de afgelopen twee jaar bijna veertig procent van de uitkeringen afgewezen.’

Wilders in zijn recente verkiezingsprogramma: ‘We laten ons niet meer belazeren door fraudeurs’

Arbeidsongeschiktheidsorganisatie uwv werkte jarenlang met een private medische keurder. Investico analyseerde de werkwijze en kwam erachter dat het bedrijf niet alleen opvallend vaak in het ‘voordeel’ van het uwv beslist, maar dat bovendien doet op basis van medische dossiers waarin het telkens dezelfde formulering plakte en gebruikmaakte van een volgens artsen niet-bestaande diagnose (‘algemene aanpassingsstoornis’) én een discutabele leugentest afnam bij cliënten om overdrijving van symptomen aan te tonen.

En we gaan nog heel even door, want de gifbeker moet leeg, ook al is die bodemloos: afgelopen jaar reconstrueerde Investico samen met het Hoger Onderwijs Persbureau de fraudejacht van studiefinancieringsorganisatie duo. Ook hier kon de ‘stufi’ rücksichtslos worden teruggevorderd bij vermoedens, bijvoorbeeld op basis van een anonieme tip of een praatje van een duo-inspecteur bij de buren. duo ging zelfs zover om een fraude-algoritme op te zetten dat nooit intern of extern geëvalueerd is. Het resultaat? In ruim 97 procent van de gevallen die wij konden achterhalen ging het om mbo-studenten met een migratieachtergrond.

Vorige week bevestigde onafhankelijk onderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs deze gang van zaken. Minister Robbert Dijkgraaf bood namens het hele kabinet excuses aan aan de gedupeerde studenten. Al haastte het ministerie zich erbij te vermelden dat het hier ging om ‘indirecte discriminatie’.

Terug naar de angst van de commissieleden. Hoe voorkom je dat een rapport als dit meer is dan een bezweringsritueel? En dat die lange lijst van aanbevelingen geen dode letter wordt? De aanbevelingen uit Blind voor mens en recht zijn puntig en al behoorlijk concreet, maar ook radicaal: ze komen feitelijk neer op het terugdraaien van twintig jaar van ingrijpende bezuinigingen op de rechtspraak en de advocatuur.

Dat terugdraaien wordt peperduur. In 2017 berekende een commissie onder leiding van rechter Herman van der Meer dat het rijk 127 miljoen euro extra per jaar zou moeten uittrekken om sociaal raadslieden die burgers met een klein inkomen bijstaan, weer voldoende te betalen.

Onder het huidige kabinet is een deel van de aanbevelingen van Van der Meer overgenomen en wordt er weer geïnvesteerd in sociaal raadslieden. Maar daarmee zijn nieuwe kantoren, toegankelijke juridische loketten en wetwinkels nog niet geopend. Laat staan dat alle rechtbanken die deze eeuw gesloten zijn weer open gaan. Bijna de helft van het land moet tegenwoordig in hoger beroep bij het ‘gerechtshof Arnhem-Leeuwarden’. Ook het drastisch ingekrompen aantal rechtbanken beschikt niet over voldoende menskracht, de wachttijden voor allerlei zaken blijven toenemen.

Noch is met het terugdraaien van de bezuinigingen het euvel verholpen dat burgers zelf alle moeite moeten doen om te bewijzen dat een overheid nalatig of ondeugdelijk werk verricht heeft en overheden naar de rechtbank kunnen komen met slechts een matig onderbouwd ‘bewijsvermoeden’. Dat zou vele malen ingrijpender zijn dan alleen de bestuursrechter weghalen bij de Raad van State.

Kortom: als dit rapport werkelijk ons nationale gewetensmoment zou moeten zijn, dan vergt dat een majeure hervorming van het bestuursrecht, tot en met de basale regels over bewijslast aan toe. En dan moet de gemeenschap vanaf nu grote sommen geld apart gaan zetten waarmee we de advocaten gaan subsidiëren van steunontvangers die zich slecht behandeld voelen door de overheid. Pas als je je kunt verweren tegen een overheid ben je een burger, als je dat niet kunt ben je immers slechts een onderdaan.

‘In wat voor rechtsstaat willen we leven, wat is daarvoor nodig en hoe moeten we daarnaartoe?’ is de vraag in het rapport © Robin Utrecht / ANP

‘The purpose of a system is what it does’, schreef de Britse systeemtheoreticus Stafford Beer in 2001. Het doet er uiteindelijk niet toe of iets ‘zo bedoeld’ was of met welke intentie het systeem is opgezet. Bevrijd van de vraag of wat er is gebeurd goed of fout was (fout natuurlijk) kon deze commissie ‘het systeem’ fileren door stapje voor stapje te laten zien wat de samenleving er precies had ingestopt. Niet om te vergoelijken, maar om de totstandkoming van de machine te begrijpen.

Meer nog dan de reconstructie van een of meerdere schandalen is dit een zelfzoektocht naar hoe politieke overtuigingen systemen hebben opgetuigd die burgers aanvallen. En daar wringt natuurlijk de schoen. Want heeft de Nederlandse samenleving werkelijk in meerderheid zin om veel geld opzij te zetten, zodat bijstandstrekkers kunnen procederen tegen dezelfde overheid die hen voorziet van een uitkering of andere steun? Het antwoord op die vraag staat eigenlijk al in het rapport zelf.

De zin uit het dikke rapport die het langst zal blijven hangen: ‘Het kan morgen weer gebeuren’

Veel is al gezegd en geschreven over de toenmalige vvd-minister van Sociale Zaken Henk Kamp die met droge ogen aan de commissie verklaarde dat hij vanuit de samenleving het gevoel kreeg dat er meer moest gebeuren tegen fraudeurs. Dat zijn ambtenaren wel met allerlei cijfers en feiten konden komen dat het wel meeviel met de fraude, maar dat maatschappelijke wensen nu eenmaal ook een factor zijn in de politiek. Geef me fraudeurs, en pak ze hard aan, was toen de boodschap van Kamp.

Dat zou echter de indruk wekken dat politiek opportunisme het hier won van gewetensvolle instituties en ambtenaren, maar dat onderscheid is te makkelijk. Saillant in het rapport is de reconstructie van hoe het onderscheid tussen een ‘regelovertreder’ en een ‘fraudeur’ verwaterde. De Kamerleden markeren Rutte I als belangrijk kantelpunt. Dat vvd-cda-kabinet, gedoogd door Geert Wilders, wilde ‘repressief’ fraudebeleid voeren en nam daarvoor één op één wensen over uit het partijprogramma van de pvv. Het idee om 180 miljoen euro op te halen via fraudejacht, keurig doorgerekend door het cpb, eindigde in het coalitieakkoord.

Het advies van de Raad van State dat je het begrip fraude toch echt alleen moet gebruiken als daarmee ‘bedrog’ is bedoeld, werd welbewust in de wind geslagen. Wat de Kamerleden die het rapport schreven maar willen zeggen: ellende zoals de toeslagenaffaire en dat woud aan andere schandalen is het resultaat van een steeds harder maatschappelijk klimaat met een breed gedeelde wens om medeburgers hard aan te pakken.

‘In de politieke en maatschappelijke discussie was er brede consensus over dat fraude nooit mag lonen, dat fraude de bijl is aan de wortel van de sociale zekerheid en dat er lik-op-stukbeleid moest komen’, zei oud cda-fractieleider Pieter Heerma tijdens zijn openbare verhoor. Hij was zelfkritisch. Ook in zijn verkiezingsprogramma hadden ‘duidelijke en strakke teksten’ gestaan over hoe fraude hard moest worden bestreden. Zelf belandde hij in een worsteling toen hij ontdekte dat het niet werkte. Maar in welk zaaltje hij ook kwam om te praten met leden, hij trof steeds weer die burger die vond dat fraude nooit mocht lonen en hard bestreden moest worden. ‘De maatschappelijke discussie toen was echt: het moet hard aangepakt worden.’

Afgaande op de laatste stembusresultaten is het tij niet gekeerd. Verkiezingswinnaar Wilders trekt in zijn recente verkiezingsprogramma weliswaar fel van leer en gebruikt zelf het woord ‘vermorzelen’. ‘Geen almachtige overheid die mensen vermorzelt zoals in het toeslagenschandaal.’ Maar elders in datzelfde programma klinkt de toon onverminderd hard: ‘We laten ons niet meer belazeren door fraudeurs. Uitkeringsfraude en misbruik van onze sociale zekerheid worden keihard aangepakt.’

Inmiddels is hij leidend in een formatieproces waarin het niet gaat over het verbeteren en versterken van de rechtsstaat. Integendeel, aan de onderhandelingstafel proberen Wilders’ gesprekspartners korzelig en schoorvoetend tot een overeenkomst te komen om de rechtsstaat in de huidige vorm niet verder af te breken.

Juist dit rapport, Blind voor mens en recht, is een vertoog over een samenleving waarin burgers die in het fraudevizier belandden vogelvrij waren. ‘De rechtsstaat was er niet voor hen’, schrijven de Kamerleden. ‘Bestaanszekerheid is voor hen een loze term.’ Het woord rechtsstaat komt 56 keer voor, niet zelden in combinatie met bestaanszekerheid; 160 keer gaat het over grondrechten. ‘In wat voor rechtsstaat willen we leven, wat is daarvoor nodig en hoe moeten we daarnaartoe?’ werpen de onderzoekers op.

Met zowel de probleemanalyse als het gehamer op de rechtsstaat en zelfs de aangedragen oplossingen lijkt dit rapport een langgerekt betoog van Pieter Omtzigt die een politieke partij en een verkiezingscampagne bouwde op de puinhopen van het toeslagenschandaal. Hij bevindt zich op dit moment in een grimmige situatie: zijn wijsheid is vereeuwigd in een rapport, maar zelf is hij verzeild geraakt in een formatieproces waarin bezuinigingen leidend zijn (mede door hemzelf), de rechtsstaat nog altijd wankelt en met partijen die aan de wieg stonden van alle ellende.

Lees ook: