Direct naar artikelinhoud
Een salade met quinoa kan weleens het voedsel van de toekomst worden.Beeld Getty Images
Klimaatverandering

Met ‘vergeten groenten’ kan de wereld meebewegen met de klimaatverandering

Op het moment draait het overgrote deel van de landbouw op een handjevol gewassen. Maar naarmate klimaatverandering zich meer laat gelden, wordt het tijd om alternatieven in de spotlights te zetten die beter bestand zijn tegen de warmere en drogere toekomst. Zoals quinoa en broodvruchten.

Stel je voor. Je rijdt met je auto over een typisch Nederlandse provinciale weg met aan beide kanten akkerland. Alleen staat dat land niet vol met de bekende aardappels, uien of maïs, maar met een fotogenieke mix van wuivende roze en gele pluimen: quinoa.

Inderdaad: de hippe zaadjes uit Zuid-Amerika, die we nu nog vooral tegenkomen in voorverpakte salades of in doosjes in de supermarkt. Wie weet betekent dit gewas ooit wel de redding voor de Nederlandse boer, als de huidige cash crops – de gewassen die geld in het laatje brengen – het door de steeds droger en zouter wordende bodem laten afweten.

Ondertussen zetten wetenschappers en hulporganisaties in de tropen een ander gewas zo breed mogelijk op de kaart: de broodboom. Want volgens recent onderzoek zou die het ook eind deze eeuw nog heel behoorlijk moeten doen, als andere oogsten door klimaatverandering gaan tegenvallen.

Droogtes in de landbouw

Maar even terug naar eigen land. Dat is de afgelopen vijf jaar geteisterd door een aantal flinke droogtes, en naar verwachting zullen die de komende decennia alleen maar vaker voorkomen. In Zeeland heeft bijvoorbeeld de uienteelt daar flink onder te lijden gehad. En ook verder landinwaarts, op de hogere zandgronden, brengen droogtes de landbouw flink in de problemen, zegt Robert van Loo, onderzoeker plantenveredeling aan Wageningen University & Research. “Er komt een punt waarop je dan als boer gaat denken: kan ik zo wel aardappelen of uien blijven telen?”

Nu zijn er ook gewassen die beter bestand zijn tegen de veranderende omstandigheden. Zoals het genoemde quinoa, dat nu op zo’n 200 hectare (2 vierkante kilometer) aan Nederlandse akkers wordt verbouwd. Ten eerste kunnen deze planten goed tegen droogte. “Ze wortelen heel breed en diep”, zegt Van Loo. “Daardoor houden ze het langer uit als het volgende regenbuitje op zich laat wachten.”

Ten tweede hebben quinoaplanten weinig last van verzilting – een groot pluspunt in met name de lagergelegen delen van Nederland, waar de bodem steeds zouter wordt. Ten derde groeit quinoa snel. Ook handig, want door de klimaatverandering is het water in de bodem sneller op of wordt het korter na het inzaaien te heet. Daardoor komt een gewas dat veel tijd nodig heeft om te rijpen op een gegeven moment in de problemen.

Vleesvervangers maken van quinoa

Verder kan quinoa zich qua voedingswaarde meer dan meten met de gewassen die nu het meeste worden verbouwd. “De zaadjes hebben een heel gevarieerde samenstelling”, zegt Van Loo, die ze zelf thuis ongeveer eens per week op tafel zet. “Er zitten koolhydraten in, maar ook vrij veel eiwitten: tot wel 15 procent. Daardoor kun je er vleesvervangers van maken. Bovendien bevatten ze heel veel essentiële aminozuren en geen gluten.”

In de tropen zijn intussen veel ogen gericht op de broodboom, die tot 30 meter hoog kan worden en vruchten ter grootte van een voetbal voortbrengt. Oorspronkelijk afkomstig uit Nieuw-Guinea, verspreidde deze boom zich – met name door toedoen van de mens – over grote delen van Oceanië, Zuid- en Midden-Amerika, en de tropische delen van Azië. En daar hoeft het niet bij te blijven. Ook in bijvoorbeeld de Sahel en Centraal Afrika zou de boom goed moeten gedijen.

“Eén voordeel van de broodboom”, zegt Daniel Horton, klimaatwetenschapper aan de Northwestern University in de Amerikaanse staat Illinois, “is dat je eronder andere gewassen kunt verbouwen die het niet goed doen in de volle zon, zoals koffie”. Ook zijn broodvruchten heel veelzijdig: je kunt ze stoven, stomen, koken, bakken, grillen, in salades verwerken en er zowel hartige snacks als zoete toetjes van maken.

Meel maken van broodvruchten

Daar staat tegenover dat ze niet erg houdbaar zijn. “Als vrucht houden ze het niet lang uit en zijn ze lastig te vervoeren”, zegt Horton. “Daarom wordt er nu gewerkt aan manieren om ze te verwerken tot houdbare producten. Je kunt er bijvoorbeeld meel van maken. Dat kun je dan gebruiken wanneer je het maar nodig hebt, in plaats van dat je zo’n broodvrucht meteen moet opeten als hij rijp is.”

Bovenal is de broodboom een heel betrouwbare leverancier van voedsel. Niet alleen omdat hij dertig tot vijftig jaar lang flink wat vruchten oplevert, ook omdat hij een droogte van een paar maanden kan overleven én goed bestand is tegen orkanen. “Er zijn culturen waar mensen bij de geboorte van een kind een broodboom planten”, weet Horton, “met het achterliggende idee dat zo’n boom één mens een leven lang kan voeden.”

En de betrouwbaarheid van de broodboom lijkt zich uit te strekken tot de toekomst. Met collega’s onderzocht Horton namelijk hoe goed de bomen het zullen doen in de periode 2060-2080, onder verschillende emissiescenario’s.

Bestand tegen klimaatverandering

“We ontdekten dat het gebied waar broodbomen kunnen groeien en de opbrengsten weliswaar een beetje af zullen nemen, maar dat ze alles in aanmerking genomen behoorlijk goed bestand zijn tegen klimaatverandering.” Dit terwijl gewassen als graan, rijst, soja en mais het volgens de onderzoekers zeker in de tropen moeilijk gaan krijgen onder de stijgende temperaturen en alles wat die met zich meebrengen.

Quinoa en broodvruchten zijn dus, met het oog op de toekomst, al behoorlijk veelbelovende gewassen voor respectievelijk Europa en de tropen – en wetenschappers zijn druk doende ze nóg veelbelovender te maken. “Begin jaren 2000 was de opbrengst zo’n 2 ton per hectare”, zegt Van Loo. “Door veredeling gaan onze rassen nu richting de 3 à 4 ton. En destijds hadden we zaadjes die 2 gram per duizend stuks wogen. Nu is dat 4 gram.”

Een andere stap die Van Loo en collega’s hebben gezet: “Heel veel quinoa uit de Andes heeft een bitter laagje. Dat moet je dan verwijderen, wat water kost en waarbij ook een stukje van het zaadje verloren gaat. Door de genoomsequenties van honderden bittere en niet-bittere nakomelingen van kruisingen te bepalen, hebben we ervoor kunnen zorgen dat dat laagje er niet meer op zit. Daardoor is die hele verwijderingsstap ook niet meer nodig.”

Een hoog eiwitgehalte

Soms treden bij het veredelen wel onverwachte effecten op, vertelt Van Loo. “Door te selecteren op hoge productie, bleken we zaadjes te krijgen die meer zetmeel en minder eiwit bevatten. We hebben toen bij heel veel verschillende nakomelingen van kruisingen het eiwitgehalte van de zaden onderzocht. Zo konden we quinoarassen krijgen met een hoge zaadopbrengst, grotere zaden én een hoog eiwitgehalte.”

Aan de broodvrucht wordt vergelijkbaar onderzoek verricht, zegt Horton. “Op Hawaï zijn er plantages waar telers allerlei broodboomvarianten naartoe halen, die ze op verschillende kanten van vulkanen laten groeien. Zo worden ze aan een breed bereik aan klimaatomstandigheden blootgesteld. Op die manier proberen ze uit te vinden welke varianten het beste presteren op verschillende plekken.”

Tegelijk is het onderzoek dat dit soort ‘obscure’ gewassen moet verbeteren erg kleinschalig. “Er zijn honderden gewassen die je kunt verbouwen”, zegt Van Loo. “Maar 90 procent van de totale productie komt voor rekening van maar tien van die soorten: mais, rijst, tarwe, palm, soja… En vooral in die paar gewassen wordt geïnvesteerd om de productie te maximaliseren. Want als je die ook maar een klein beetje beter weet te krijgen, levert dat per euro aan onderzoeksgeld toch meer op dan een grote stap bij een gewas dat nog nauwelijks wordt verbouwd.”

Miljardenindustrie

Horton, als klimaatwetenschapper niet betrokken bij onderzoek naar het veredelen van broodbomen, is dezelfde mening toegedaan. “Als je kijkt naar hoeveel geld er omgaat in een gewas als mais, waar een bedrijf als Monsanto planten ontwikkelt die beter bestand zijn tegen ongedierte of klimaatverandering… Dat is een miljardenindustrie. Als je dat soort middelen zou investeren in broodbomen, zou je daar ook enorme stappen mee kunnen maken.”

Een ander probleem waar je tegenaan loopt bij het introduceren van een nieuw gewas in een gebied: consumenten gaan het niet automatisch massaal kopen. Je zult marketing moeten inzetten om zo’n relatief onbekend product populair te maken. Voor de Nederlandse quinoa heeft het Wageningse bedrijf GreenFood50 zich op die taak gestort. “Dat vermarkt de in de Benelux geteelde quinoa richting supermarkten en als ingrediënt richting de voedingsindustrie”, zegt Van Loo. “Ook bedenkt GreenFood50 allerlei recepten, om de consument te laten zien wat je allemaal met quinoa kunt maken.”

Koken, eten en de rol van cultuur

De broodboom – enorm populair in de Cariben – stuit op een vergelijkbare uitdaging in gebieden waar de vrucht nieuw is. “Zoveel rond koken en eten heeft te maken met de cultuur waarin iemand is opgegroeid”, zegt Horton. “Zoals de mensen in Nederland niet hun hele leven quinoa hebben gegeten en er misschien zelfs tot voor kort nooit van hadden gehoord, is er in bepaalde regio’s op het moment ook geen vraag naar broodvruchten. Een plekje voor ze vinden in een enorm aantal verschillende keukens – dat is iets wat je niet zomaar even doet.”

Toch moeten we ons misschien niet al te zeer laten ontmoedigen door gedachten in de trant van ‘wat de boer niet kent, dat vreet (of verbouwt) hij niet’. In de wereldgeschiedenis hebben de nodige gewassen van elders zich rotsvast op een nieuw continent weten te vestigen. Denk aan de aardappel; oorspronkelijk afkomstig uit Amerika, later hét volksvoedsel van Nederland.

Of chilipepers: nu niet meer weg te denken uit hete Indiase curry’s, maar daarvoor moesten de Portugezen ze wel eerst in de regio introduceren. Op eenzelfde manier is best denkbaar dat broodvruchtchips op termijn dé snack van de Sahel worden en quinoaburgers over een paar decennia Hollandser zijn dan stamppot.

De grote groentenverhuizing

Naast quinoa in Europa en broodvruchten in de tropen zijn er nog veel meer gewassen die volgens wetenschappers en overheden in bepaalde gebieden meer verbouwd zouden kunnen worden. Vijf voorbeelden.

Risottorijst

Nu vooral verbouwd in Italië, zou ook voor Nederland een optie kunnen zijn. Voordeel is dat bij een risottorijstveld het grondwaterpeil omhoog kan; dat heeft dan weer tot gevolg dat de bodem minder inklinkt, een verschijnsel waarbij koolstofdioxide vrijkomt. Een proef met het gewas bij Leiden mislukte vorig jaar echter.

Parelgierst

Oorspronkelijk afkomstig uit de Sahel. Kan beter tegen droogte en hitte dan tarwe, doet het goed in vrij onvruchtbare grond, bevat relatief veel zink, ijzer en andere voedingsstoffen. Een van de landen die volgens wetenschappers baat zou hebben bij meer parelgierstteelt, is Pakistan.

Fonio

Groeit net als parelgierst goed in droge, hete gebieden. Sinds de import van tarwe door de Russische invasie van Oekraïne fors duurder werd, stimuleren overheden van Senegal en andere West-Afrikaanse landen het gebruik van fonio en andere inheemse gewassen.

Bambara-aardnoot

Voedzame peulvrucht, afkomstig uit West-Afrika, verbouwd in tropisch Afrika en Azië. Wordt nu vooral voor eigen gebruik geteeld, maar er kan meer mee. Volgens Zuid-Afrikaanse wetenschappers kun je er bijvoorbeeld met melkzuurbacteriën probiotica van maken.

Peperwortelboom

Snelgroeiende boom die oorspronkelijk voorkwam in de heuvels ten zuiden van de Himalaya. Kan goed tegen droogte. Zowel de bladeren als de peulen zijn eetbaar. De organisatie Plant More Moringa zet zich in om zoveel mogelijk peperwortelbomen te telen in Burkina Faso.

Lees ook:

Water bespaar je niet onder de douche, maar in de supermarkt

De wateraccountants van het Water Footprint Network brengen stap voor stap in kaart hoe we ons water besteden. Dat leidt tot verbijsterende inzichten.