Pythagoras leefde in de zesde eeuw voor het begin van onze jaartelling. Hij is vooral bekend van zijn beroemde stelling (a² + b² = c²) en verschillende uitvindingen, maar hij was ook filosoof.
Pythagoras had een wiskundige verklaring waarom mensen muziek mooi vinden. Volgens de oud-Griekse filosoof is mooie muziek afhankelijk van zogenoemde consonantie. Daarbij sluiten de klanken en noten harmonisch op elkaar aan en liggen ze dus makkelijk in het gehoor.
Maar een internationaal team van wetenschappers beweert op basis van hun onderzoek dat die harmonie helemaal niet nodig is om muziek mooi te vinden. In het prestigieuze wetenschapsblad Nature schrijven ze dat juist het tegenovergestelde bleek nadat ze meer dan 4.000 mensen hadden onderzocht.
"We houden juist wel van een beetje afwijking. Kleine onvolmaaktheden geven 'leven' aan de geluiden, en dat vinden we prettig om te horen", zegt hoofdonderzoeker Peter Harrison.
"Onze resultaten spreken tegen dat harmonie maar op één manier kan plaatsvinden en dat muzieknoten deze wiskundige samenhang moeten hebben. Er zijn juist veel verschillende harmonieën. Daarom is muziek in elke cultuur ook anders."