Terug naar de krant

‘We doen hier niets geks, we geven gewoon les’

Leeslijst reportage

Leesonderwijs De leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen daalt al jaren. Maar op basisschool de Sterrenpracht in Axel, Zeeuws-Vlaanderen, gaat het wél goed. Hoe kan dat? „Soms lees je een stuk voor en stop je op een spannend moment.”

Leeslijst

‘Zuid-Limburg, 1845. Nog één keer kijkt Emma om, niet over haar schouder, maar zich helemaal omdraaiend naar de boerderij met de witgepleisterde muren en het vakwerk van zwart geteerd hout.” Esther Bakker (53) leest haar groep 8 voor uit Zwarte sneeuw van Simone van der Vlugt.

Vakwerk, moeilijk woord. Op het digibord verschijnt een foto van een vakwerkhuis.

„Een vakwerkhuisje, dat ziet er zo uit”, zegt juf Esther. „Ze beginnen met het geraamte, met dat hout, en dat vullen ze op met klei. Daarna maken ze die muren mooi wit en dat noem je het witgepleisterde.”

Ze leest verder. „In heel Vlaanderen en Zuid-Limburg is de oogst mislukt. Pa en de jongens hebben het hele aardappelveld gerooid; één mand nog net eetbare aardappelen hebben ze uit de grond gehaald. Met wat voor de hele winter bedoeld was, hebben ze een maand gedaan.”

De achtstegroepers van basisschool de Sterrenpracht in Axel, Zeeuws-Vlaanderen, hebben kopietjes van de voorgelezen tekst op hun tafeltjes liggen. Alle kinderen hebben hun rugzak op precies dezelfde manier om de rugleuning van hun stoel hangen, met één schouderband aan elke kant. In de klas hangen posters met spellingsregels. Achterin hangt een poster met „De grote 100 van groep 8”: omslagen van honderd kinderboeken. Het is een wedstrijd: wie heeft er als eerste honderd gelezen? De klas of de juffen?

Sommige leerlingen lezen Zwarte sneeuw mee vanaf hun kopietjes, andere kijken naar de voorlezende juf. Bijna iedereen luistert aandachtig. Bij sommige kinderen worden de ogen zelfs iets groter en gaat de mond een stukje open . Een enkeling pulkt aan zijn nagels of staart voor zich uit.

„Een karnton. Wat is dat, Joëlla?”, vraagt juf Esther.

„Een ton met karne.”

„En wat is karne?”

„Ehm”, zegt Joëlla.

Esther: „Dit is een karnton en je moet eraan draaien. Wat maak je daar dan mee? Matthijs?”

„Koffie, ofzo?”

„Dat zou leuk zijn, maar die is kleiner. Die heb je ook hoor, van die koffiemachientjes.”

„Van melk maak je boter of zo”, zegt Daniek.

„Ja, klopt!”, zegt Esther. „Als je melk slaat, wordt het boter.”

Lees ook ‘Laat het tot je doordringen: een derde van de onderwijzers leest niet’
Middelbare school De Pantarijn in Wageningen.

Streefniveau

De leerlingen van de Sterrenpracht scoren relatief erg goed op leesvaardigheid. De meesten hebben praktisch opgeleide ouders. Er werken veel vaders in de zware industrie van Zeeuws-Vlaanderen. Het opleidingsniveau van de ouders is een van de factoren waarmee de Onderwijsinspectie de ‘weging’ van een schoolpopulatie bepaalt. Op basis van de weging van de Sterrenpracht mag verwacht worden dat minimaal 58 procent van de leerlingen het streefniveau haalt. Maar de school scoort veel beter: voor lezen geldt dat de afgelopen jaren gemiddeld 96 procent van de leerlingen dat niveau haalde. Voor alle gemeten vakken samen komt de Sterrenpracht uit op een gemiddelde van bijna 82 procent.

Juf Esther Bakker tijdens het voorlezen.
Foto Merlin Daleman

Zulke hoge leesscores gaan in tegen de trend van de al jaren dalende leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen. Uit het laatste internationale PISA-onderzoek, dat kijkt naar de mate waarin vijftienjarigen voldoende ‘geletterd’ zijn, bleek afgelopen december dat Nederland nu ruim onder het gemiddelde van de OESO-landen scoort op leesvaardigheid. Eén op de drie Nederlandse leerlingen blijkt onvoldoende geletterd. Dat betekent dat je niet voldoende voorbereid bent om als zelfstandige burger te functioneren in de huidige kennissamenleving.

„Het modderige pad naar de mijn is vol geulen en kuilen”, leest juf Esther voor. Emma uit Zwarte sneeuw moet met haar familie in de mijnen van Zuid-Limburg werken, omdat hun oogst mislukt is. „En de mijn, die moet je je voorstellen!”, zegt Esther. „Een groot gat en ze gaan met een laddertje naar beneden toe. Tweehonderd meter naar beneden, dus moet je je even voorstellen: de watertoren hier in Axel; drie watertorens naar beneden moet je klimmen. On… der… de… grond. Tweehonderd meter. Langs een gammel laddertje.”

Na het voorlezen zegt Esther dat ze het gaan hebben over de industriële revolutie en stoommachines. Dat hoort bij het thema de IJzeren Eeuw, dat ze de komende weken behandelen. Op een krijtbord maakt ze aantekeningen en de leerlingen moeten meeschrijven. Op het digibord kijken ze filmpjes, bijvoorbeeld over hoe een stoommachine werkt. Net als tijdens het voorlezen, stelt juf Esther veel vragen. Vingers schieten dan omhoog. Vaak wacht ze even met iemand de beurt geven en dan gaan de vingers hoger en hoger en begint soms een voet onrustig te wiebelen onder een tafeltje.

Bijvoorbeeld wanneer Esther vraagt waaraan je kunt zien dat de kar op een plaatje op het digibord relatief modern is. Terwijl één meisje een ander meisje fluisterend aanraadt door haar doorzichtige liniaal naar het digibord te kijken, willen veel klasgenoten het goede antwoord geven. Aan Anne-Liz de eer: „Aan de rubberen banden!”

Deze les was een wereldoriëntatieles. In de pauze vertellen Esther Bakker en Marit Koster, juffrouw van dezelfde groep 8, in een kantoortje dat ze met hun leerlingen niet alleen werken aan leesvaardigheid in de reguliere taallessen, maar ook in andere vakken. „Dat is deels een reactie op de verschraling van de methodes voor wereldoriëntatie van de afgelopen jaren”, zegt Koster. Veel plaatjes, verarmde en versimpelde teksten. Daarom stellen de juffen hun eigen lesmateriaal samen. „Het werkt heel goed, maar je zit wel in je vrije tijd naar rijke teksten te zoeken.”

De juffen stellen hun eigen lesmateriaal samen. „Het werkt heel goed, maar je zit in je vrije tijd naar rijke teksten te zoeken.”
Foto Merlin Daleman

Trucjes

Wat de oorzaak is van de dalende leesvaardigheid onder Nederlandse jongeren, ligt eraan wie je het vraagt. Na het nieuws over de slechte PISA-resultaten werd door een deel van het onderwijsveld gewezen naar het vak ‘begrijpend lezen’. Daar zou in Nederland te veel nadruk op liggen. Kinderen, zeiden ze, leren in dat vak trucjes om teksten te analyseren. Zo leren ze oppervlakkig lezen in plaats van goed.

Wat inderdaad kan helpen, is het lezen ook goed integreren in ‘zaakvakken’, zoals wereldoriëntatie, zegt Suzanne Bogaerds aan de telefoon. Zij is onderzoeker op het gebied van leesonderwijs aan de Radboud Universiteit. „Dan koppel je het lezen aan betekenisvolle thema’s, zoals de IJzeren Eeuw. Het is ook belangrijk in een betekenisvolle context te schrijven en te spreken over de teksten.”

Over een tijdje moeten de kinderen iets schrijven over de IJzeren Eeuw, zegt Bakker, maar vandaag was de eerste themales en dan gaat het vooral om kennisoverdracht. Bakker en Koster zijn niet zo van de „hippe” onderwijsmethodes, zoals ontdekkend leren. „Dan had ik vandaag moeten beginnen met de vraag: ‘Wat zou je willen weten over de negentiende eeuw?’”, zegt Bakker. „Maar als een kind daar nog geen enkel beetje kennis van heeft, werkt dat niet.”

Koster: „Ik vond dat vakwerkhuis leuk, ik dacht: eigenlijk is die les ook zo, eerst het vakwerk en daarna kunnen ze zelf die gaten gaan vullen.”

„Het moet tegenwoordig allemaal leuk zijn”, zegt Bakker. „Mensen denken dat leren niet leuk is, maar het is bewezen dat kennis opdoen jou een fijn gevoel geeft. Ik denk dat er te veel leerkrachten zijn die bij een beetje tegengas van de kinderen al denken: we moeten het leuker maken.”

Koster: „Het is al leuk.”

Bakker: „En daarom doen wij hier niets geks of bijzonders. We geven gewoon les.”

Gemiddel 96 procent van de leerlingen op basisschool de Sterrenpracht haalde de afgelopen jaren het streefniveau voor lezen.
Foto Merlin Daleman

Leeswedstrijd

Volgens Suzanne Bogaerds is de werkwijze van deze juffen een vorm van ‘expliciete directe instructie’. „Er is veel wetenschappelijk bewijs te vinden dat die aanpak heel effectief is.” De methode werkt als volgt: „Eerst biedt de leerkracht de nieuwe stof aan. Dan gaat hij of zij over op begeleide instructie: leerlingen laten meedenken, maar nog wel feedback geven. En langzaam schuift de verantwoordelijkheid richting de leerlingen zelf: doe het samen, probeer samen achter de betekenis van het woord te komen. De laatste fase is het zelf doen.”

Maar, zegt Bogaerds, leesvaardigheid is „complex”. „We weten welke factoren ertoe doen, maar niet precies in welke mate. Naast de lesmethode, spelen ook bijvoorbeeld de didactische vaardigheden van de leerkracht een rol. Weet die de klas te boeien?” Het is dus niet gezegd dat elke leerkracht die expliciete directe instructie gebruikt, de leesvaardigheid van de klas omhoogstuwt.

jufEsther Bakker Het moet tegenwoordig allemaal leuk zijn

De juffen proberen ook het leesplezier van hun leerlingen te bevorderen, zoals met de leeswedstrijd van de poster. Bakker: „En als ik een boek heb gelezen, vertel ik er iets over. Ze komen ook naar mij toe om te zeggen dat ze hun boek uit hebben en dan vraag ik hoe het was. Ze mogen niet zeggen ‘leuk’ of ‘mooi’; ze moeten er meer over vertellen.”

Koster: „En soms lees je een stuk voor en stop je op een spannend moment.”

„Ik moet me weleens verdedigen tegen vrienden die ook in het onderwijs zitten”, zegt Koster. „Die zeggen dan: ‘Klassiek onderwijs, beetje saai’. En dan zeg ik: ‘Ja, maar ik weet zeker, en daar ben ik trots op, dat wij hier geen kinderen laaggeletterd van school sturen.”

De achternamen van de leerlingen zijn bekend bij de redactie.
Lees ook De leesvaardigheid van Nederlandse kinderen ligt niet langer boven het westers gemiddelde
Het westerse gemiddelde is gebaseerd op de scores van kinderen in 21 landen.
Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 14 februari 2024.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in