Twee verschillende blikken op dezelfde oorlog. Journalisten Esther Voet en Taghreed ElKhodary over het Israël-Palestina conflict

Taghreed Khodary, Palestijns journalist.

Taghreed Khodary, Palestijns journalist. Foto: Marcel Molle

Hoe kijken twee mediavrouwen vanuit een verschillend perspectief naar de oorlog in Israël en de Gazastrook? Esther Voet en Taghreed ElKhodary voelen zich beiden diep betrokken bij de gebeurtenissen van 7 oktober en daarna.

Esther Voet: ’Ik zie geen toekomst meer voor Joden in Nederland’

Esther Voet (60) is hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad en voormalig directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Ze woont in Amsterdam met haar twee katten Mazzel en Tov.

Wat was uw eerste reactie toen u hoorde over de Hamas-aanval op 7 oktober?

,,Zodra de eerste berichten binnenkwamen, ging ik een tunnel in. Langzaamaan kwam er meer en meer. Ik heb natuurlijk met vrienden in Israël gebeld. Je wordt het trauma ingezogen, ik weet alleen maar dat ik compleet daas ben geweest. Dit is voor Israël een groter trauma dan 9/11 voor Amerika. De veiligheidsdiensten hebben natuurlijk onvoorstelbaar gefaald. Dit trauma gaat nog jaren doorwerken.”

Wat betekent deze oorlog voor u?

,,Het raakt aan onze existentie. Abel Herzberg [Nederlandse Joodse schrijver, red.] heeft geschreven dat zonder Israël elke Jood een ongedekte cheque is. Daarom is het existentieel. De staat Israël is bedreigd begonnen. Ik kan me de Jom Kippoer-oorlog van 1973 nog herinneren. De spanning in huis was te snijden, het was een dubbeltje op zijn kant. Door overmoed. Dat is eigenlijk wat er nu ook is gebeurd. Er is over nagedacht, 6 oktober begon die oorlog, dit was vijftig jaar later.”

Wat maakt deze oorlog anders dan eerdere geweldsuitbarstingen?

,,Het vertrouwen in de top is weggeslagen in Israël. En daarnaast is er het enorme sadisme dat er heeft plaatsgevonden, de ontmenselijking. De vreugde die Hamasterroristen hebben gehad terwijl ze daar hebben lopen moorden. Dat is moeilijk te geloven, het valt zo buiten het kader voor iemand die zijn normen en waarden op een rijtje heeft.”

Wat is uw band met het gebied?

,,Ik wilde als kind al naar Israël. Ik ben opgegroeid in Oostzaan, daar was ik een buitenbeentje. Alle meisjes zaten op turnen, ik op ballet. Mijn vader was ook nog eens hoofd van de school. Op mijn 16de ging ik voor het eerst naar Israël. Dat was heel spannend, voor het eerst alleen op vakantie, voor het eerst vliegen. Ik heb het er fantastisch gehad. Ik kwam thuis. Ik droeg van die Holly-Hobbiejurkjes terwijl iedereen in korte broek en op slippers liep, dus ik was nog wel een eend in de bijt, maar niet meer een vreemde eend. Ik kon heel goed tegen de Israëlische mentaliteit. Heel hard en bot, maar je kreeg er vrienden voor het leven. Op mijn 21ste ben ik uitgekomen als joods, en ik heb nooit meer omgekeken. Ik kan het aantal keren dat ik in Israël ben geweest niet meer tellen, en tot op de dag van vandaag heb ik vrienden die ik daar op mijn 16de heb leren kennen.”

Hoe gaat het nu met de mensen die u daar kent?

,,Heel het land ligt plat. Ik heb vrienden van diep in de 70, die melden zich om half acht ‘s ochtends in het noorden bij een basis omdat ze vrijwilliger zijn om hulppakketten voor soldaten samen te stellen. Ik heb vandaag nog gesproken met mijn Israëlische ex van vroeger, zijn zoon vecht in het zuiden. Een andere vriend is zijn zoon verloren op het muziekfestival, hij is ontroostbaar. Er is geen mens in de Joodse gemeenschap hier die niet een vriend of neefje of nichtje daar heeft vechten, het hele land is ontwricht.”

Hoe is het om nu hier te zijn en niet daar?

,,Het liefst zou ik daar ook nu zitten, ik word gek hier. Dat had ik ook in 1991, met Saddam Hoessein. Toen ben ik vertrokken en heb ik zes weken in een kindertehuis gewerkt. Daar kun je jezelf nuttig maken. Maakt niet uit wat, ik hoorde toen ook pas op het vliegveld Ben Gurion wat ik ging doen. Je vindt veel meer geestelijke rust dan als je hier zit. Hier voel ik me onvoorstelbaar machteloos.”

Wat zou u willen zeggen tegen een collega met een sterke band met Palestina?

,,Dat ik echt met het leed van de gewone Gazaan meeleef, dat ik mijn ogen daar niet voor sluit, dat ik dat ook zie. We weten ook allemaal hoe dit is ontstaan. Hamas is destijds democratisch gekozen in Gaza, en ik vind het diep tragisch hoe de Gazaan moet lijden onder Hamas. Ik denk dat we misschien daar common ground zouden kunnen vinden, dat Hamas niet bepaald goed is voor de Gazanen. Al jaren niet.”

Mensen zeggen: de Israëliërs hebben het over zichzelf afgeroepen. Wat is uw reactie daarop?

,,’Ja maar, er is een bezetting’, zeiden mensen op 7 oktober. Ik ben behoorlijk kritisch over de Israëlische regering, maar op 7 oktober was er geen ruimte voor ja maar. Net zoals er op 9/11 geen ruimte was voor ja maar. Sommige dingen staan buiten de context. Ik ben ook counselor, en ik weet dat als iemand in een sessie ‘ja maar’ zegt, dat hij wat er van jou komt, niet echt gehoord heeft.”

Het is niet de eerste keer dat Israël alleen staat, dat Joden alleen staan. Ik heb een quote op X van Golda Meir: ‘Als we moeten kiezen tussen de dood met medelijden en het leven met een slecht imago, kiezen we voor het laatste’.”

Kunt u iets vertellen over uw journalistieke loopbaan?

,,Journalistiek is mijn bestemming. Mijn spreekbeurt in groep 8 ging al over de krant. Mijn eerste interview was met de Amerikaanse schaatser Eric Heiden. Ik heb altijd iets met schaatsen gehad. Hij zou onmogelijk te interviewen zijn, en ik ben wel iemand die dan denkt: dat zullen we nog wel eens zien. Het is me gelukt. Het interview heb ik aan de Typhoon verkocht. Daar heb ik vervolgens twee weken gewerkt, vlak na de havo, en toen een paar maanden bij Damiate Pers in Haarlem. Van het daar verdiende geld ging ik naar Israël, en daarna heb ik vier jaar in Brussel gewoond. Ik heb voor Henk van der Meijden bij De Telegraaf gewerkt, schreef voor verschillende humanitaire organisaties en ben vijftien jaar hoofdredacteur geweest van een woonblad.”

Tegenwoordig is Voet hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad ( NIW ), waar ze eerder ook al hoofdredacteur was. In de tussenliggende jaren was ze directeur van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI). ,, NIW is het oudste opinieweekblad van Nederland, uit 1865”, vertelt Voet. ,,Ik vind het een eer om in die traditie te staan. Het fijne is dat het jodendom zo breed en divers is. Het voorgedeelte van het tijdschrift is altijd nieuws, maar er is ook ruimte om een mooi geschiedenisstuk te schrijven of iets met kibboetsen of kunst uit Oost-Europa te doen. Ik ben nog steeds verrast over die culturele rijkdom. Die artikelen schrijf je huppelend.” Ze laat het exemplaar zien dat op 17 mei 1945 uitkwam. ,,De eerste uitgave van NIW na de bevrijding. Ik kan hier niet naar kijken zonder kippenvel te krijgen.”

Hoe ziet u uw rol als journalist en als mens in deze oorlog?

,,Als ik niet voelde dat ik hier een verantwoordelijkheid had, was ik weg geweest. Het is vechten tegen de bierkaai. We zijn beslist niet objectief – ik geloof dat mensen liegen als ze zeggen dat ze een objectief journalist zijn. Ik kom er ruiterlijk voor uit, ook nu in de oorlog wil ik tegengas geven, het laten zien vanuit een wijze van iemand die erg veel liefde voor dat land heeft.”

Hoe volgt u het nieuws?

,,Het eerste wat ik doe als ik ’s morgens opsta, is X bekijken. Ik volg al het nieuws, en ik wind me er echt over op. Vannacht heb ik 3 uurtjes geslapen omdat ik een reportage op Nieuwsuur zag waar zoveel aan rammelde. Sommige familieleden zetten de televisie uit omdat ze het niet aan kunnen zien, maar ik moet het kijken voor mijn werk.”

Wat valt u op aan de berichtgeving over deze oorlog?

,,Ik vind dat het conflict heel eenzijdig wordt belicht. Je ziet beelden uit Gaza, die gaan door merg en been. Maar de beelden van wat Hamas heeft gedaan op 7 oktober, die zie je niet. Dat moet je horen uit verhalen.

Bovendien wordt wat Hamas zegt, klakkeloos overgenomen in Nederlandse media. Terwijl iedereen weet dat het vanuit Gaza erg moeilijk is om onafhankelijke journalistiek te bedrijven. Je kunt Gaza niet in zonder dat Hamas daar op een of andere manier van weet. Als je ziet hoe er in Israël journalistiek wordt bedreven, hoe deze verschrikkelijke regering om de oren wordt gemept, zie je daar wel een verschil. Ik zou heel voorzichtig zijn met de cijfers van Hamas en het Rode Kruis. Ze hebben het over kinderen, maar het is algemeen bekend dat jongetjes van 14, 15 gewoon meestrijden.”

Wat mist u in de berichtgeving?

,,Het wordt uit zijn verband gerukt. Ik snap niet dat er zo eenzijdig partij wordt getrokken voor Hamas.”

Heeft u zelf wel eens fake news verspreid?

,,Je komt er niet onderuit, het is zo linke soep. Ik verwijder het meteen als ik erop word gewezen. Anders blijft het onjuiste bericht toch rondgaan.”

Hoe kijkt u naar de opstelling van de Nederlandse regering in de kwestie Israël-Palestina?

,,In het parlement heeft de sympathie voor Israël zegge en schrijve twee dagen geduurd, ik ben verrast door de snelheid waarmee het werd: o, die zielige Palestijnen.”

En naar de verkiezingsoverwinning van Geert Wilders?

,,Ik heb niet op hem gestemd, maar ik weet wel dat na 7 oktober de stemmen op hem omhoog zijn geschoten. Veel Nederlanders die de massaliteit en agressiviteit hebben gezien van de pro-Palestijnse demonstraties, hebben gedacht: tot hier en niet verder.

Ik heb in 2014 een enorme ijlie [Amsterdams voor ’drukte om niets’, red.] gehad met Geert Wilders. Hij wilde meedoen aan een advertentie tegen jodenhaat. Ik heb dat toen geweigerd, dat had ik achteraf niet moeten doen. Wij wilden het zo breed mogelijk hebben en hadden ook een aantal Arabische namen op het oog, en één daarvan zei: als Wilders erop staat, ga ik er niet op staan. Daar heb ik toen aan toegegeven, en vervolgens heeft diegene zich op het allerlaatste moment toch nog teruggetrokken. Dat was een grote fout. Wilders heeft gelijk dat de islam een bron van antisemitisme is. Je ziet dat er in Nederland wordt gebruld over diversiteit, maar in het kader van diversiteit worden Joden buitenspel gezet.”

Waar bent u boos over?

,,Ik ben er ziedend over dat men nu pas erkent dat er op 7 oktober verkrachtingen hebben plaatsgevonden. Terwijl er op de dag zelf al filmpjes van waren, bijvoorbeeld van een vrouw met een bebloed kruis en doorgesneden achillespezen. Het feit dat de verhalen over verkrachtingen niet werden geloofd, daar zit volgens mij klassiek antisemitisme in: ‘joden kunnen niet worden vertrouwd’.”

Hoe heeft u de beeldvorming in Nederland zien veranderen?

,,Antisemitisme en kritiek op Israël is niet meer van elkaar te onderscheiden. Een paar jaar geleden heb ik voorspeld dat het bestaansrecht van Israël een serieus discussiepunt zou worden. Ik wist niet dat het zo snel zou gaan. Het is nu al mainstream aan het worden, je schrikt je het leplazarus.”

Voelt u zich zelf nog veilig hier?

,,Ik word zelf al langer uitgemaakt voor alles en nog wat. Ik heb twee rechtszaken gewonnen wegens opruiing en aanzetting tot haat, maar een dader krijgt hooguit 35 uurtjes werkstraf. Ik ga er mijn tijd niet meer aan verdoen.

Maar ik zie dat mensen bang zijn. Als ik zie hoe de maatschappij nu reageert, ben ik blij dat ik geen kinderen heb. Voor 7 oktober begon ik me al wel zorgen te maken, maar zo pessimistisch als ik nu ben, ben ik nooit geweest. Ik zie op de middellange termijn geen toekomst meer voor Joden in Nederland. Het gif is te groot. Het komt van alle kanten, het zit door alle geledingen heen.”

Waar bent u bang voor?

,,Toen het op de lagere school over antisemitisme ging, zei ik tegen mijn ouders: dat is nu toch wel voorbij? ‘O Esther, wacht maar af’, zeiden ze. ‘Er is een heel dun laagje fineer dat beschaving heet, vroeg of laat sijpelt het antisemitisme weer naar boven.’ Nou, het heeft niet gesijpeld, het is geëxplodeerd. En dat is al een tijdje aan de gang.”

Ziet u een uitweg uit deze oorlog?

,,Het is nu oorlog, en oorlog is vreselijk. Vroeg of laat zul je toch weer in dialoog moeten, maar op dit moment is dat echt van later zorg. Ze moeten de klus klaren, Hamas in Gaza uitschakelen. Ze zullen wel moeten. Ik vrees dat dat niet van vandaag op morgen is gebeurd. En daarna? Met mijn lekenverstand zou ik hopen dat er een internationale groep wordt samengesteld die orde houdt in Gaza. Niet de Palestijnse Autoriteit, die is uitgespeeld. Er zou een moedige Palestijnse leider moeten komen, die de moed heeft om te onderhandelen en om tegen een vredesvoorstel nu eens geen nee te zeggen.”

Palestijnse journaliste: ’Er zijn zoveel burgerdoden dat Hamas de collateral damage is geworden’

Taghreed ElKhodary (53) werkte jarenlang als correspondent voor de New York Times vanuit de Gazastrook en woont en werkt sinds 2010 in Amsterdam. Ze heeft een zoon van 11 en een dochter van 13.

Wat was uw eerste reactie toen u hoorde over de Hamas-aanval op 7 oktober?

„Ik werd vroeg wakker en was in shock toen ik het nieuws hoorde. Het kostte me even om te verwerken wat er gebeurde. Ik begrijp nog steeds niet hoe Hamas de Erez grensovergang kon doorkomen. Normaal gesproken word je neergeschoten zodra je maar een beetje in de buurt van het grenshek komt. We hebben talloze voorbeelden van boeren die per ongeluk te dichtbij kwamen. Mijn eerste reactie was: o mijn God, hebben ze niet bedacht wat hiervan de consequenties zullen zijn? Israël zal terugslaan, en erger dan ooit. Ik heb meteen die dag op Facebook geschreven: moge God jullie beschermen. Ik was bang voor wat er komen zou.”

Wat betekent deze oorlog voor u?

„Het is een genocide. Toen Israël als beleid had Hamasleiders te vermoorden, waren burgerdoden collateral damage . Nu is het andersom. Er zijn zoveel burgerdoden gevallen dat Hamas de collateral damage is geworden.”

Wat maakt deze oorlog anders dan eerdere geweldsuitbarstingen?

„Het is de eerste keer dat Israël iedereen dwingt te verplaatsen. Van mijn moeder die in de 70 is, tot haar jongste kleinkind dat 40 dagen oud was toen de oorlog begon. 70 procent van de bevolking in Gaza is al vluchteling. Zij noemen dit de tweede nakba [catastrofe, red.]. Mijn familie komt oorspronkelijk uit Gaza, dus voor ons is dit de eerste gedwongen verplaatsing, de eerste nakba. En de bommen en machines die ze nu gebruiken, zijn niet te vergelijken met 1948.”

Wat is uw band met het gebied?

„Ik ben in Gaza geboren, een groot deel van mijn familie woont er nog. Ik weet niet eens of ons huis er nog staat. De plek van mijn kindertijd, mijn herinneringen en identiteit.”

Hoe gaat het nu met de mensen die u daar kent?

„Ze zijn doodsbang. Mijn familieleden zijn naar Rafah in het zuiden getrokken. Daar kunnen ze niet slapen van alle bombardementen. Water en eten zijn moeilijk te vinden, supermarkten zijn leeg. Mijn buren waren in hun huis in het midden van Gaza gebleven, ze wisten niet waar ze heen zouden moeten. Een paar dagen geleden zijn de Israëliërs hun huis ingegaan en moesten alle mannen zich uitkleden, tot op hun boxershorts. Tegen de vrouwen schreeuwden ze waarom ze nog niet weg waren en ze dwongen hen naar het zuiden te gaan. Ze straffen en vernederen de mensen die zijn gebleven, maar het zuiden is niet veiliger, daar zijn ook heel veel mensen gedood.”

ElKhodary onderbreekt het gesprek omdat haar telefoon gaat. „O wacht, mijn moeder belt.” Het blijkt haar zus te zijn, die met haar moeder en andere familieleden in Rafah is. „Hoe gaat het, hebben jullie te eten? Mama, hoe gaat het?” Het is de eerste keer dat haar zus belt, vertelt ze achteraf. „Ze had een telefoonkaart bemachtigd en kon heel even bellen. Soms kan ik dagenlang mijn familie niet bereiken, omdat de elektriciteit en communicatie zijn platgelegd.”

Hoe is het om nu hier te zijn en niet daar?

„Heel zwaar. Mijn hart is daar, mijn familie is daar, en ik sta machteloos. Ik kan niets doen om ze te helpen, ik wil alleen maar dat ze blijven leven.” Ze mist de familiegroep op Facebook waarin ze dagelijks gedachten en gevoelens uitwisselde met haar moeder en zussen. Nu blijft de communicatie beperkt tot korte berichten. „Mijn moeder vroeg elke dag wat ik ging koken voor de kinderen. Dat vond ik altijd een irritante vraag, dat weet ik ’s ochtends nog niet hoor. Maar nu”, vervolgt ze met tranen in de ogen, „heb ik haar verteld dat ik die vraag mis.”

Wat zou u willen zeggen tegen een collega met een sterke band met Israël?

„Zij zegt dat 7 oktober verschrikkelijk was. Dat is het ook, natuurlijk. Maar Israël reageert met een genocide. Zo veel kinderen gedood, zo veel vrouwen. Is dat gerechtvaardigd? Deze mensen zijn niet Hamas. Dit zijn niet de daders van 7 oktober. Ik begrijp niet dat zij nog rustig kan slapen.”

Mensen zeggen: de Gazanen hebben het over zichzelf afgeroepen. Wat is uw reactie daarop?

„Israël heeft de middenklasse getroffen, vredesactivisten, artiesten, dokters, verplegers. Mijn christelijke muzieklerares van de basisschool is gedood door een Israëlische scherpschutter, tante Ilham, God hebbe haar ziel. Haar familie probeerde het Rode Kruis te bellen, Israël hield ze tegen. Ze lieten haar liggen voor haar huis, tot ze was doodgebloed.

Dit is collectieve bestraffing. Gaza is niet Hamas. Ook in Gaza zijn kritische stemmen tegen Hamas. De enige verkiezingen waarin Hamas heeft deelgenomen waren na het falen van de Oslo-akkoorden, na de Tweede Intifada waarin heel veel mensen waren gedood. Sindsdien zijn er geen verkiezingen geweest en wel een blokkade van de Gazastrook.

De mensen zijn al gestraft door die blokkade. Nu worden er kinderen gedood en wordt er weer gezegd: jullie hebben het jezelf aangedaan.

Israël is tegen geweldloos verzet, tegen gewapend verzet, tegen een opgelegde vreedzame oplossing, tegen gelijke rechten voor Palestijnen… Wat willen ze dan wél? De uitkomst is dat je nu een generatie krijgt die gelooft in geweld om de doelen van zelfbeschikking en vrijheid te bereiken.”

Kunt u iets vertellen over uw journalistieke loopbaan?

„Ik heb vanuit Gaza voor de New York Times onder meer verslag gedaan van Operation Cast Lead in 2008-2009. Ik deed overal verslag van, ben altijd onafhankelijk gebleven. Ik was er een keer bij toen Hamas een vermeende verrader doodde. ’Dit heb je niet gezien’, zeiden ze. Ik antwoordde: zo praat je niet tegen een journalist, en heb het gewoon opgeschreven. Ik ben gestopt toen bleek dat de nieuwe bureauchef van de New York Times een zoon in het Israëlische leger had. Ik hoorde het terwijl ik in Amsterdam op bezoek was. Toen kon ik niet meer voor ze werken. Ik zou in Gaza als spion worden gezien en mijn bronnen en mijn eigen leven in gevaar brengen.

In Nederland werkte ik jaren voor Fanack, een Engels-Arabischtalige website over het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Nu werk ik als mediaconsultant en journalistiek trainer. Ik gaf onder meer trainingen aan internationale journalisten in de Koepel in Haarlem.’’

Hoe ziet u uw rol als journalist en als mens in deze oorlog?

„Ik ben nu vooral bezig met proberen mijn familieleden Gaza uit te krijgen, maar dat is bijna onmogelijk. Als journalist help ik soms Nederlandse media om dingen daar te verifiëren. En als mij wordt gevraagd iets te vertellen vanuit mijn perspectief, doe ik dat.”

Hoe volgt u het nieuws?

„Ik volg televisienetwerk Al Jazeera – als dat er niet was geweest, had niemand geweten wat er in Gaza gebeurde – en andere internationale media, en natuurlijk veel via sociale media, familie en vrienden.”

Wat valt u op aan de berichtgeving over deze oorlog?

„Er is veel focus op het Israëlische perspectief. We kunnen er niet op vertrouwen dat wat Israël zegt, allemaal klopt. Ze gebruiken het als propaganda. Ik kan niet geloven dat Hamas vrouwen heeft verkracht. Hamasstrijders gaan ervan uit dat als ze gedood worden, ze ’martelaar’ worden. Je gaat niet verkrachten vlak voordat je God ontmoet. We weten dat er andere mensen, dieven, tuig, uit Gaza mee zijn gekomen toen Hamas de grens opende. Misschien hebben die diefstallen en verkrachtingen gepleegd. Er zijn ook berichten dat een deel van de Israëlische burgers is gedood door eigen troepen die in paniek waren. Naar de gebeurtenissen van 7 oktober moet een onafhankelijk onderzoek worden ingesteld om te weten wat er precies is gebeurd.”

Wat mist u in de berichtgeving?

„Over Gaza wordt wel bericht, maar alleen als nieuws. We hebben beelden, maar niet de verhalen, de dromen van slachtoffers in Gaza. Met journalisten ter plaatse krijg je de kleur, het persoonlijke verhaal. Verslaggeving op afstand is niet hetzelfde. Het is begrijpelijk dat het Israëlische narratief sterk is, want internationale journalisten zijn in Israël niet alleen ter plaatse, ze beleven ook het Israëlische narratief. In Gaza liet Israël geen internationale journalisten toe, ook niet in het zuiden waar het zogenaamd veilig was. Veel Gazaanse journalisten zijn met hun familie gevlucht, anderen zijn gedood.”

Volgens de internationale Reporters zonder Grenzen (RSF) zijn tijdens de huidige oorlog zeker zeventien journalisten gedood tijdens de uitoefening van hun beroep. Volgens het informatiebureau van de Hamas-geleide regering in Gaza zijn sinds 7 oktober in totaal 86 journalisten in Gaza gedood.

Heeft u zelf wel eens fake news verspreid?

„Nee, ik ben heel selectief, ik post alleen door als ik de mensen ken en weet dat het waar is dat ze zijn gedood. Ik ben tegen het verspreiden van nepnieuws. Ik zag bijvoorbeeld iemand op Facebook iets delen over gebrek aan water. Maar de foto zag er niet uit als Gaza, ik denk dat het Irak was, dus ik stuurde hem een bericht met het verzoek het te verwijderen. Het helpt Gaza niet, het verhaal is duister genoeg zoals het is, daar hoef je niets aan toe te voegen.”

Hoe kijkt u naar de opstelling van de Nederlandse regering in de kwestie Israël-Palestina?

„Ik heb premier Rutte vanaf het begin bekritiseerd om zijn opstelling. ’Israël heeft het recht zich te verdedigen’, zonder verwijzing naar het internationale recht. Juist als klein land zou Nederland trots moeten zijn op de instituties voor internationaal recht hier.”

En naar de verkiezingsoverwinning van Geert Wilders?

„Ik begrijp het standpunt van deze partij dat ze tegen immigratie zijn, maar leg mij uit hoe je tegen immigratie bent en tegelijkertijd voorstander van oorlog. Terwijl oorlog een van de belangrijkste oorzaken is voor mensen om te vluchten.”

Waar bent u boos over?

„De dubbele standaarden hier in Europa als het gaat over Palestijnen.”

Hoe heeft u de beeldvorming in Nederland zien veranderen?

„Onder jonge Nederlanders zie ik wel solidariteit.”

Een jonge activiste spreekt ElKhodary aan als ze hoort dat het gesprek over Israël en Palestina gaat. ElKhodary deelt haar contactgegevens om eventueel iets over de situatie aan de jongerengroep te komen vertellen. „De jonge generatie is onze enige hoop”, zegt ze. „Maar Gaza betaalt een heel hoge prijs om de wereld eindelijk naar de Palestijnse zaak te laten kijken.”

Voelt u zich zelf nog veilig hier?

„Toen er een staakt-het-vuren was, dacht ik even te kunnen ademhalen: gelukkig werd mijn familie niet gebombardeerd. Tot ik het bericht kreeg: Tahseen is neergeschoten. Hij is de 20-jarige zoon van mijn zus in Ramallah. Ik belde haar meteen en schreeuwde waarom ze me niet had gebeld. Ze zei dat de jongens niet in de media wilden, maar de foto van mijn neefje was al overal te zien. Hij was met twee vrienden die hij vanaf de kleuterschool kent in Vermont (Amerika). Ze waren uitgenodigd voor Thanksgiving door de oma van een van hen en waren een eindje lopen. Twee van hen met de kuffiya , de Palestijnse sjaal, om. Een buurman van die oma heeft ze neergeschoten. Mijn neef kreeg een kogel in de borst, zijn vriend in de ruggengraat, de derde raakte lichtgewond. Het voelde alsof ik zelf een haatkogel in mijn borst kreeg. Dit was het neefje dat ik nooit belde, omdat ik me nooit zorgen maakte. Hij woonde daar in het vredige Connecticut. Tahseen is uit het ziekenhuis. Hij zal de rest van zijn leven stukjes van die hatelijke kogel in zijn lichaam hebben. Zijn vriend kan misschien nooit meer lopen. Het geeft me het gevoel dat Palestijnen nergens veilig zijn.”

Ze laat een appje van haar neef zien: ze vroeg hem iets te zeggen in de media, maar dat weigert hij. ’Ik ben niet neergeschoten omdat ik mijzelf was, ik ben neergeschoten omdat ik Palestijn was. Daarom doet het er niet toe wie ik ben. Voor de schutter was ik een kuffiya .’

Waar bent u bang voor?

„Ik verwacht het ergste, als er erger bestaat dan dit. De Verenigde Staten hebben Israël groen licht gegeven om door te gaan. Alles wat mooi of goed was in Gaza, hebben ze vernietigd. Hun droom is dat de Palestijnen naar de Sinaïwoestijn gaan, maar gelukkig heeft Egypte dat niet toegestaan.”

Ziet u een uitweg uit deze oorlog?

„We betalen een zware prijs, en waarvoor? De uitkomst zal het zeggen. Als het leidt tot vrijheid en zelfbeschikking voor Palestijnen… Op dit moment helpt Israël Hamas: op de Westelijke Jordaanoever en in de diaspora is Hamas populair. Als de Palestijnse Autoriteit terugkomt in Gaza, bij wijze van spreken op een Israëlische tank, zal dat leiden tot burgeroorlog.

Er moet een verenigd Palestijns leiderschap komen, daar moet de internationale gemeenschap zich voor inzetten.”