IN MEMORIAM

In memoriam: Heleen Mackenbach (110) lag altijd ziek op bed maar werd toch de oudste Nederlander

Heleen en Diny Mackenbach in 2007
© Privécollectie
Als ik als kind in de tuin zat te spelen, kon het gebeuren dat buurvrouw Diny haar hoofd boven de heg stak om te zeggen dat Heleen zich niet zo lekker voelde vandaag. Ik kende Heleen Machenbach als een vriendelijke vrouw die altijd ziekjes was. Woensdag is zij in Rotterdam-Crooswijk begraven op 110-jarige leeftijd, als oudste inwoner van Nederland.
Mijn moeder had het al voorspeld: ‘Krakende wagens lopen het langst’. Maar kraakte ze wel echt, of was er wat anders aan de hand? Pas vele jaren na mijn kindertijd kreeg ik een beeld van het gezin Mackenbach, de tragische gebeurtenissen en de reden dat de twee zussen altijd samen zijn gebleven.
De familie Mackenbach bestond aanvankelijk uit vader, moeder en vijf kinderen: twee meisjes en drie jongens. Heleen was de oudste, zij werd op 29 december 1912 geboren. Broertje Jan, met wie zij veel speelde, overleed al op zijn tweede. Ook haar broer John stierf jong en moeder volgde. Ze waren nog met zijn vieren toen ze in 1959 onze buren werden aan de Van Bijnkershoekweg in Rotterdam-Schiebroek.
Heleen, John, Ben, Diny Mackenbach en hun moeder, ongeveer 1925
© Privécollectie
Zoon Ben overleed in 1963, een week voordat ik zelf werd geboren. Pa Mackenbach sprak de woorden die ik daarna veelvuldig heb gehoord in mijn jeugd: ‘De een gaat, de ander komt’. Het was een zinnetje met meer betekenis dan ik toen kon bevroeden. Ik kreeg een speciale plaats in hun gezin, anders dan mijn oudere broers die zij langer kenden.
Heleen en Diny noemden mij niet alleen ‘Paultje’ maar ook ‘troetelkind’. Als jongen van vijf maakte zo’n koosnaampje je verlegen, zeker als het gepaard ging met innige knuffels door de beide dames. Wat moesten die ouwe vrijsters van mij?

Sinterklaas vieren

Als ik jarig was, kreeg ik een cadeautje. Met Sinterklaas mocht ik er mijn schoen zetten. Op een dag werd ik zelfs uitgenodigd om te komen logeren en aarzelend begaf ik mij met mijn groene, houten koffertje een deur verder. Ik at bij hen aan tafel en mijn bed was opgemaakt in de kamer waar Ben altijd sliep. Ik vond het eng. Aan de muur hing een sabel die aan pa Mackenbach toebehoorde, die bij de politie had gewerkt. Als het licht uitging, zag je het lemmet nog glimmen.
Ik had nooit eerder gelogeerd, begon te huilen en nog diezelfde avond ging ik weer met mijn koffertje terug naar huis. De dames Mackenbach moeten ongetwijfeld heel teleurgesteld zijn geweest. Weg was hun troetelkind.
In de tuin bij de familie Mackenbach, 1964: de kleine Paultje, pa Mackenbach, broer Erik en Heleen
© Privécollectie
Waarom woonden die twee zussen op leeftijd nog bij hun vader? Waarom waren de jongens in het gezin zo vroeg gestorven?
Het antwoord ligt in de ziekte hemofilie, een aandoening waarbij het bloed niet of onvoldoende stolt. De drie broers Mackenbach hadden voortdurend te kampen met interne bloedingen en gingen ziekenhuis in en ziekenhuis uit. Hemofilie beheerste het leven van dit Rotterdamse gezin.
Vrouwen zijn dragers van het gen, mannen krijgen het. Diny en Heleen, of ‘Leny’, zoals wij haar noemden, hadden zelf dus niets te vrezen, maar ze keken naar de toekomst. De zussen waren vrome katholieken en trouwen en kinderen krijgen stond automatisch op de rol. Maar dat schiep hier een immens probleem: de gehate hemofilie zou worden doorgegeven. Een huwelijk zonder kinderen was vanwege het geloof geen optie en daarom namen de zusjes een rigoureus besluit: ze zouden nooit trouwen. Ze hadden te veel ellende meegemaakt met de hemofilie, een ziekte die op dat moment nog niet goed te bestrijden was.
Eerst bleven ze bij hun vader en na diens overlijden bij elkaar. 'De meisjes', zoals ze op ons rijtje werden genoemd, waren tot elkaar veroordeeld. Diny was duidelijk het verzorgende type, waar Heleen niet geboren was voor het huishouden. Nimmer kookte zij, dat was de taak van haar jongere zus, van wie zij afhankelijk werd.
Heleen Mackenbach als jonge onderwijzeres
© Privécollectie
Heleen Mackenbach was onderwijzeres op de Gerardus Majellaschool in Rotterdam-Schiebroek. De school was eerst alleen voor jongetjes, later werd het de gefuseerde Fatimaschool voor jongens en meisjes. ‘Juffrouw Leny’ stond te boek als streng maar uiterst vriendelijk en was dol op kinderen. Ook nadat zij met pensioen was gegaan, bleven oud-leerlingen contact met haar zoeken, zo populair was ze. Toen zij 110 jaar werd in december 2022 stroomden de ansichtkaarten van oud-leerlingen binnen.
Diny Mackenbach was directiesecretaresse in Den Haag, waar zij dagelijks in haar donkerrode DAF, type Daffodil, naartoe tufte. Zij was de bezige bij van de twee, dat viel mij als kind al op. Ze maakte het huis schoon, deed de boodschappen en regelde alles. Vaak met als verklaring: "Heleen ligt op bed".
Hoe kon iemand met zo’n zwak gestel zo oud worden? Heleen Mackenbach is uiteindelijk gestorven aan de gevolgen van een longontsteking. Ze woonde in een flat van Humanitas in Schiebroek, met alle verzorging bij de hand, maar de arts is de afgelopen jaren zelden langs geweest. Waar de andere bewoners reeksen pilletjes moesten slikken volgens strakke schema’s, kreeg Heleen Mackenbach slechts een paracetamol voor het slapengaan. Meer niet. Corona velde meerdere bewoners om haar heen, zij heeft het virus waarschijnlijk als een van de weinige Nederlanders niet opgelopen.
Diny en Heleen Mackenbach, kerst 2012
© Privécollectie
“Heleen ligt op bed vandaag.” Zou het kunnen dat ze in veel gevallen niets mankeerde? Ook dat valt te koppelen aan de hemofilie van haar broers. Als oudste kind ging plots alle aandacht in het gezin naar het zieke broertje Jan. En daarna nog een broertje en nog een. Diny kon daarmee omgaan. Ze reed niet alleen haar broers op en neer naar het ziekenhuis, zij was door haar mobiliteit meer in staat haar eigen leven te leiden en de wijde wereld in te trekken. Voor Heleen lag dat anders, zeker nadat zij met pensioen was gegaan. Ziek zijn voor de aandacht, het zou een verklaring kunnen zijn.

Troetelkind

En dan was daar nog dat buurjongetje, dat troetelkind van beiden. Het zoontje dat ze zelf nooit hebben gekregen, een gemis waar ze ongetwijfeld veel verdriet over hebben gehad. “Ben je nog steeds ons troetelkind?”, vroeg Diny toen ik een jaar of veertien was. “Formeel niet meer”, was mijn gevatte antwoord, want ik wist toen al wel dat ‘nee’ te pijnlijk zou zijn en ‘ja’ te klef.
Ik heb beiden daarna niet heel vaak meer gezien, totdat ik een jaar of zes geleden besloot eens aan te bellen. Diny stiefelde met haar rollator van de keuken naar de woonkamer en gaf mij thee met een koekje. Heleen zei gedag, maar lag op bed. De flat was luxe, het uitzicht mooi, de zussen leken een prima leven te hebben met elkaar. Er lagen dikke romans in de kamer. Heleen vroeg haar zus wel om boeken vast vooruit te lezen, een soort voorproeven, om haar te waarschuwen voor eventuele seksscènes. Ze was zo kuis als een non.
Heleen, Diny, John en Ben Mackenbach, 1942
© Privécollectie
Diny overleed op haar 99e in 2018; tot enkele jaren daarvoor reed zij nog auto. In het afgelopen jaar ben ik een paar keer langs geweest bij Heleen, die inmiddels bedlegerig was geworden. Een neef en nicht van haar, Jan en Riet Willemsen, kwamen elke vrijdagmiddag op bezoek. Riet maakte eten klaar voor de hele week, met dagelijks porties in Tupperware in de vriezer. Het hoefde alleen maar te worden ontdooid en opgewarmd door medewerkers van Humanitas.
Het personeel kwam wel acht keer per dag kijken hoe het met haar ging. Geestelijk was ze achteruit gegaan en een normaal gesprek was niet meer mogelijk. Meestal volstond ze met ‘ja’ te zeggen of iets onverstaanbaars als ik iets tegen haar zei. Ze dronk en at goed. Chocolade, appeltaart, oliebollen: alles ging er met smaak in.
Heleen en Diny Mackenbach, 2013
© Privécollectie
De laatste keer dat ik haar zie is op 17 november, twee weken voor haar dood. Ik rijd eerst langs de Meidoornsingel in Schiebroek, waar die dag de muren van de Rooms Katholieke Verrijzeniskerk worden gesloopt. Het zoveelste slachtoffer van de ontkerkelijking. De kerk waar ik ben gedoopt en mijn eerste communie deed, de kerk waar de dames Mackenbach zoveel stappen hebben liggen. Diny zat in het kerkbestuur en voor haar inzet ontving zij de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifici (Voor Kerk en Paus).
Bij binnenkomst vertellen Jan en Riet Willemsen dat Heleen vandaag opvallend helder is en lief. “Ze pakte mijn hand vast, dan weet je dat ze het waardeert.” Als ik bij haar bed ga zitten en zeg dat ik er ben, ‘Paultje’, spert ze ineens de ogen wijd open: “Paultje!” Met nog een “ja” als groet zijn dat de laatste woorden die ze tegen me spreekt.
Ruim een week later wordt Helena Barbera Maria Mackenbach getroffen door een longontsteking en is duidelijk dat zij niet lang meer te leven heeft. Jan en Riet Willemsen zitten ’s avonds te waken bij haar als zij haar laatste adem uitblaast, drie weken voordat zij 111 jaar zou worden. “Ze rees plotseling op en maakte een knikje. Alsof ze met een buiging afscheid wilde nemen van het leven.”

💬 WhatsApp ons!
Heb jij een tip voor de redactie? Stuur ons een bericht, foto of filmpje via WhatsApp ons of Mail: nieuws@rijnmond.nl