Eerder oordeelde de overheid al dat Van der Valk voor de noodsteun gold als één onderneming. Hierdoor kwam Van der Valk niet in aanmerking voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten. Die noodsteun was bedoeld om mkb'ers met omzetderving de coronatijd door te helpen. Voor grote ondernemingen was er een andere regeling.
Van der Valk vroeg de noodsteun voor zestig hotels afzonderlijk aan, omdat ze volgens het bedrijf onafhankelijk van elkaar worden geleid. En het bedrijf vond het oneerlijk dat concurrenten met maar een of enkele hotels in bezit wel van die steunregeling gebruik konden maken.
De hotelketen kreeg wel ongeveer 34 miljoen euro aan noodsteun die bedoeld was voor grotere bedrijven. Maar uit de zitting bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) blijkt dat die steun wel 120 miljoen euro had kunnen zijn als alle hotels afzonderlijke mkb-steun hadden gekregen.
De rechter bij het CBb vindt dat de minister van Economische Zaken en de landsadvocaat terecht besloten Van der Valk te beschouwen als één bedrijf.
Van der Valk betreurt de uitkomst in een reactie en noemt het onderscheid dat de minister maakt tussen grote ondernemingen en mkb-bedrijven "een onterecht ongelijke behandeling".