Wetenschapswinkel

Komen muggen nu wel of niet op licht af?

Nienke Beintema

De muggenbeten zijn er weer. Licht uitdoen dus, als het raam openstaat? ‘Muggen kunnen bijna niets zien’, zegt het Rode Kruis op een webpagina over muggen. Maar Jeroen Spitzen, muggen­onderzoeker van de universiteit van Wageningen, heeft nieuwe informatie. ‘De laatste twee jaar zijn er artikelen verschenen die dat mantra nuanceren’, zegt hij. Licht is niet de hoofd­prikkel voor muggen, ­beaamt Spitzen. Dat is de uit­geademde koolstofdioxide, gecombineerd met lichaamsgeur en warmte, zodra de mug dichter bij haar doel komt. ‘Maar we weten inmiddels dat ­bepaalde ­visuele ­contrasten het vlieggedrag beïnvloeden.’

In huizen waarin van buitenaf licht te zien is, heb je 84 procent meer kans om muggen aan te treffen dan in onverlichte huizen, vertelt Spitzen. Dat stond in februari in Malaria Journal. Maar een andere ­factor is belangrijker: ventilatie. In goed geventileerde huizen is de kans dat er een mug binnenvliegt 99 procent lager dan in slecht geventileerde huizen, ongeacht de lichtomstandigheden. Want ventilatie brengt de temperatuur en het koolstof­dioxidegehalte omlaag. ‘Maar het ligt ­genuanceerd’, zegt Spitzen. ‘We ­weten niet wat licht ­alléén doet. Het zou leuk zijn ­geweest als de onderzoekers ook huizen hadden vergeleken waarin geen mensen lagen te slapen. Dus alleen huizen met en zonder licht. Ik vermoed dat ze dan minder verschil gevonden zouden hebben.’

De verschillende prikkels – licht, geur, koolstofdioxide – blijken elkaar te moduleren: de een bepaalt hoe je op de ander reageert. Dat meldden Amerikaanse onderzoekers eerder dit jaar in Nature Communications. Ze analyseerden zo’n 1,3 miljoen gefilmde vliegpaden van muggen onder ­allerlei omstandigheden. ‘We zien dat koolstofdioxide een sterke aantrekkingskracht opwekt voor specifieke kleuren,’ schrijven ze, ‘waaronder de kleuren die mensen waarnemen als cyaan, oranje en rood.’ Precies de kleuren die dominant zijn in menselijke huid, merken ze op.

Lichtgevoelige eiwitten

De onderzoekers deden experimenten met muggen waarbij genen waren uitgeschakeld voor CO2-detectie, óf genen die coderen voor bepaalde opsines (lichtgevoelige eiwitten in de ogen), in dit geval die voor de roodtinten. Beide typen muggen ver­loren hun interesse in mensen.

Je zou op basis daarvan kunnen experimenteren met kleurstroken om muggen weg te leiden van deuren, ramen of venti­latiespleten, merkt Spitzen op. Zelf experimenteert hij met vallen die muggen wegvangen bij invliegopeningen. ‘We werken daarbij met synthetische mensengeur, maar ook met contrasten.’ Spitzen en zijn collega’s lieten zien dat warmte en luchtvochtigheid maakten dat die vallen meer muggen aantrekken (Malaria Journal, 2020). Ook dat zijn modulerende effecten.

Muggen hebben dus geen licht nodig om hun doel te bereiken, vat Spitzen ­samen. ‘Ze weten je in het donker prima te vinden. Maar visuele prikkels helpen muggen wel om efficiënter op hun doel af te vliegen.’ Je zou de vergelijking met mensen kunnen maken: ‘Ook wij zetten onze zintuigen in verschillende verhoudingen in, afhankelijk van de omstandigheden.’