Thomas Spijkerboer gebruikt de mensenrechten als troef om elk debat over beperking van de asielstroom overbodig te maken    

spijker
Thomas Spijkerboer: het EVRM-verdrag altijd paraat. Bron beeld: YouTube.

Opgeteld komen er meer arbeidsmigranten, familiemigranten, asielzoekers en studenten dan ooit naar Nederland. De Nederlandse bevolking heeft nooit, bijvoorbeeld via de stembus, om die ontwikkeling gevraagd.

Maar steeds weer waren er hoogleraren die de grootscheepse migratie naar Nederland toejuichten. In een korte serie portretteert Hans Werdmölder enkelen van hen. In de eerste aflevering stond de socioloog Han Entzinger centraal. In deze tweede aflevering: Thomas Spijkerboer, de juridische scherpslijper van het asielbeleid.

Juristen zijn normatieve denkers, dat geldt in hoge mate voor hoogleraren op het terrein van migratie- en asielrecht.  Lange tijd werd het migratiedebat gevoerd door technocratisch ingestelde ambtenaren en geselecteerde intellectuelen, onder wie de hoogleraren Thomas Spijkerboer, Ashley Terlouw en Han Entzinger, op besloten conferenties, vaak aangestuurd door goedbetaalde consultants van ingehuurde adviesbureaus.

Lange tijd werden problemen met vluchtelingen en asielbeleid – zoals de discussie over ‘Hoe vol is Nederland?’ of ‘Het onderscheid tussen politieke en economische vluchtelingen’ gezien als non-issues. Het stak ook steeds de kop op als er verkiezingen in zicht waren. Had je het lef om daarover een kritische opmerking te plaatsen, dan werd je voor extreemrechts uitgemaakt.

Activistische hoogleraar                                                                    

Thomas Spijkerboer geldt in het debat als een principiële scherpslijper. In de jaren negentig was de nu 60-jarige Spijkerboer advocaat bij een advocatencollectief in De Zaanstreek. Daar maakte hij kennis met het asielrecht. Na zes jaar ging hij op zoek naar iets anders en bij toeval kreeg hij een onderzoekproject aangeboden. In 1999 promoveerde Spijkerboer op het proefschrift Gender and Refugee Status (Ashgate, 2000) aan de Radbouduniversiteit van Nijmegen. De rechtssocioloog Kees Groenendijk was zijn promotor.

 Zijn ster rees snel. Nog geen half jaar later werd hij hoogleraar Migratierecht aan de VU. Gaandeweg specialiseerde Spijkerboer zich op het terrein van vluchtelingen, grensdoden en de migratiepolitiek met landen rond de Middellandse Zee.                                           

In veel gevallen treedt Spijkerboer op als een activistische hoogleraar, die samen met belangenorganisaties onderzoek doet naar bijzondere gevallen van afwijzing bij homoseksuele vluchtelingen of hij adviseert leden van de Vaste Commissie Justitie en Veiligheid en wijst op onvoldoende maatwerk door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) bij gevallen van gezinshereniging, asielverzoeken en naturalisatie. De uitkomsten van zijn onderzoek leiden geregeld tot aanpassingen in het Europees en nationaal recht en in het vreemdelingenbeleid, is de conclusie van de KNAW.  

Om de positie van Spijkerboer, en ook andere mensenrechtenjuristen,  goed te begrijpen, moeten we terug naar het jaar 2010. Bij de onderhandelingen voor een nieuw kabinet tussen VVD, PVV en CDA had PVV-leider Geert Wilders in ruil voor gedoogsteun een onmogelijke eis gesteld: afname van het aantal asiel- en gezinsmigranten met 50 procent. Bij de PVV ging het vooral om moslims, de VVD wilde maatregelen tegen de instroom van zogeheten ‘kansloze immigranten’ en het CDA wilde noch het een noch het ander. Het werd uiteindelijk een heel smal akkoord, dat nota bene in een later stadium door de PVV werd opgezegd.                         

Bij de onderhandelingen werd al snel duidelijk dat men aanliep tegen de juridische grenzen van een aantal voorgestelde maatregelen. Alsof dat nog niet genoeg was, verscheen een opvallend artikel in NRC Handelsblad (6 oktober 2010), geschreven door Thomas Spijkerboer en zijn promotor, emeritus-hoogleraar Kees Groenendijk.

In hun bijdrage namen beide juristen de besproken voornemens van het aanstaande kabinet op de korrel. De voorgenomen plannen, zoals intrekking van tijdelijke arbeidsvergunningen, vluchtelingen terugsturen naar het land van eerste opvang, intrekking van gezinshereniging en niet mogen afwachten van de uitspraak van een asielzoeker in hoger beroep, waren volgens de juristen niet mogelijk omdat ze in strijd zijn met door Nederland ondertekende verdragen. 

Goed dat internationale verdragen heel moeilijk te wijzigen zijn

De twee hoogleraren stellen in het artikel de principiële vraag: ‘Als beleid in strijd is met de rechten van de mens, wat moet er dan worden aangepast: het beleid of de rechten van de mens? Het antwoord op deze penibele vraag is: het beleid. Het gaat in dit geval om Europese regels die uitdrukking geven aan centrale Europese waarden en voortkomen uit vijftig jaar ervaring met integratie van immigranten in de EU.

Spijkerboer en Groenendijk stellen: ‘Wijziging van mensenrechtenverdragen kan in theorie, maar daarvoor is wel de instemming van de andere verdragspartijen vereist.’ Zoiets is nog niet eerder vertoond. In theorie kan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) worden opgezegd, maar de Europese Unie eist van haar lidstaten dat zij zich aan het EVRM houden. Bij opzegging zou Nederland dus uit de EU moeten.                  

In Nederland, België en Frankrijk heeft het verdrag ook directe werking: de desbetreffende rechterlijke macht moet alle wetgeving en beleid direct aan het EVRM toetsen. Beide juristen stellen vast dat internationale verdragen en EU-wetgeving heel moeilijk zijn te wijzigen. Dat heeft ook een goede reden, menen zij. Als je met zijn allen afspraken maakt, kun je die alleen met zijn allen wijzigen. ‘Eén lid van de Tweede Kamer kan ook niet besluiten een Nederlandse wet te wijzigen. Dat is geen Brusselse onzin, maar een democratische constitutionele regel.’                                                                         

Immigratie willen beheersen is neurotisch

De conclusie luidt daarom: Nederland is met handen en voeten gebonden aan het EVRM-verdrag. Een verdrag uit 1951 dat niet langer aansluit bij de veranderde asielpraktijk, met regels die alleen betrekking hebben op politieke vluchtelingen, dat geen rekening houdt met de maatschappelijke lasten en effecten van een hoge instroom van asielzoekers, dat een open einde karakter heeft en geen rekening houdt met de verwachte problemen en kosten van de volgmigratie.  

In het licht van het bovenstaande moeten ook de inhoudelijke bijdragen worden gezien van Thomas Spijkerboer. In 2001, bij zijn aantreden als hoogleraar aan de VU, beweerde Spijkerboer (Contrast, 15 februari 2001) dat migratie geen statisch fenomeen is, maar onvermijdelijk en ook onbeheersbaar. Politici moeten daarom af van de neurotische neiging om de immigratie te willen beheersen.

Het is bovendien, aldus Spijkerboer (NRC Handelsblad, 30 maart 2001) een illusie te menen dat je met de nieuwe Vreemdelingenwet uit 2000 de migratie zou kunnen sturen, althans een situatie zou kunnen bereiken waarin minder asielzoekers naar Nederland komen. Andere deskundigen meenden dat de nieuwe Vreemdelingenwet zal leiden tot langere procedures en bijgevolg tot een toename van het aantal asielverzoeken.

In dit sterk gejuridiseerde debat wordt het geluid van de gewone, Nederlandse burger node gemist en niet gehoord, terwijl zij wel de lasten dragen. Asiel was afgelopen periode verantwoordelijk voor eenderde van de bevolkingsgroei door migratie. Daarnaast ondermijnt asiel door 800.000 euro nettokosten per 1e asielverzoek de verzorgingsstaat. Volgens antropoloog en wiskundige Jan H. van de Beek zijn dat twee goede redenen om de asielmigratie terug te dringen. 

Het oordeel van de juristen is echter bepalend. Zij zijn niet geneigd rekening te houden met andere opvattingen, laat staan dat de kosten van asielmigratie een rol spelen. Keer op keer stelde Spijkerboer zich op als een politieman met het EVRM-verdrag in zijn handen. Dat is geen symboliek.

Zo herinner ik mij dat mijn toenmalige baas, hoogleraar Mensenrechten Cees Flinterman, steeds het EVRM-boekje bij zich droeg in de borstzak van zijn overhemd onder het colbert. Daarin staan de 18 artikelen en protocollen uitvoerig beschreven. Het was zijn Bijbel en zo nodig citeerde hij eruit. Mensenrechten werd gezien als een troefkaart, die elke discussie overbodig maakt. 

‘Nederland heeft mensenrechten en gescheiden afval’, was de cynische constatering van schrijver W.F. Hermans.              

Asielloterij

Voor de lange termijn moet het asielbeleid grondig worden herzien, zo is de mening van Thomas Spijkerboer. Een veel omvattend vluchtelingenbeleid moet, aldus Spijkerboer c.s., gebaseerd zijn op de volgende uitgangspunten: vluchtelingen hebben niet alleen het recht om geweld en onderdrukking te ontvluchten, ze zullen dat (of we dat nou leuk vinden of niet) feitelijk ook doen; buurlanden zijn bijzonder geschikt voor opvang, en moeten daarvoor ruimhartig worden gefinancierd; er moet grootschalig herverdeeld worden als het er zo vol wordt als in Libanon of Jordanië; grenzen zijn geschikt om te controleren wie er binnen komt en wie niet: wie meer van grenzen verwacht, lokt illegale migratie uit; het Europese asielsysteem moet voor lidstaten en voor vluchtelingen redelijk zijn.

Ruud Koopmans, hoogleraar Sociologie en Migratie aan de Humbold Universiteit in Berlijn, noemt het Europee vluchtelingenbeleid in zijn recente boek niet voor niets een asielloterij.

Hans Werdmölder is criminoloog en antropoloog. Hij is onder meer de biograaf van prof A.N.J. den Hollander: Den Hollander – Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie. Het boek is een uitgave van Uitgeverij Blauwburgwal en HIER  te koop. 

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk.Doet u mee? Hartelijk dank!