De tot slaafgemaakte Louis Alons uit Curaçao kwam in 1768 naar Sappemeer. Sporen van de slavernij liggen nog altijd voor het oprapen in de Groninger Veenkoloniën

Historicus Lieuwe Jongsma bij veenborg Welgelegen in Sappemeer, waar in de 18de eeuw de slaafgemaakte Louis Alons uit Curaçao woonde.

Historicus Lieuwe Jongsma bij veenborg Welgelegen in Sappemeer, waar in de 18de eeuw de slaafgemaakte Louis Alons uit Curaçao woonde. Foto: Jaspar Moulijn

Op 1 juli is het 150 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en Caribisch Nederland werd afgeschaft. Daarvan zijn ook in de provincie Groningen nog altijd sporen terug te vinden. Zoals in Sappemeer, waar de tot slaaf gemaakte Louis Alons uit Curaçao terechtkwam. „De meeste mensen denken dat alleen de stad Groningen betrokken was bij slavernij.”

Sappemeer, omstreeks 1768. Luitenant-kolonel Wilhelmus Lichtenvoort is sinds het overlijden van zijn vrouw Reynouw alleen achtergebleven op de veenborg Welgelegen, in de buurtschap Kleinemeer bij Sappemeer. Maar voor een man alleen is de ruime borg met weelderige siertuin aan de grote kant.

Hij heeft zijn zoon, Cornelis Star Lichtenvoort, en diens vrouw Maria Kock overgehaald bij hem te komen wonen. Het dan nog jonge echtpaar woont op het zonnige en warme Curaçao, een kolonie van Nederland in de Caribische Zee. Cornelis is er advocaat, Maria is er geboren uit Nederlandse ouders en bezit de kleine plantage Rozentak. Maria’s vader werkt onder meer voor de West-Indische Compagnie.

Het paar kiest het ruime sop en maakt in 1768 van Welgelegen een nieuw thuis. De plantage op Curaçao laten ze achter, maar niet alles blijft in de Caraïben. Cornelis en Maria brengen meerdere zwarte slaafgemaakten mee naar het Groningse platteland; Sambo en haar twee kinderen. Eén van hen is de 13-jarige Louis Alons. Hij wordt bediende en later koetsier van de familie. Tijdens zijn overtocht weet de jongen het nog niet, maar zijn toekomst zal voor altijd in Sappemeer liggen.

Stad, Ommelanden en provincie investeerden in WIC

Het verhaal van Cornelis Star Lichtenvoort die zijn tot slaaf gemaakten vanuit Curaçao meebracht naar Sappemeer is slechts een van de vele voorbeelden van hoe de Groningse Veenkoloniën betrokken waren bij het Nederlandse koloniale verleden, zegt historicus Lieuwe Jongsma (33). Hij is als conservator verbonden aan het Groninger Museum, met als specialisatie het koloniale verleden van zowel stad als provincie Groningen.

Voorafgaand aan het gesprek geeft Jongsma een rondleiding in de Koepelkerk in Sappemeer en op veenborg Welgelegen, beide belangrijke gebouwen in de koloniale geschiedenis van de Groninger Veenkoloniën. Anno 2023 ligt het imposante Welgelegen nogal plompverloren in het Sappemeerse landschap, langs een asfaltweg waarop verkeer van en naar het dorp overheen zoeft. „Moet je nagaan dat hier vroeger allemaal van dit soort huizen stonden. Sappemeer stond er vol mee.”

Het idee dat Noord-Nederland niets te maken zou hebben met het Nederlandse koloniale verleden en de Trans-Atlantische slavernij is volgens de historicus een misvatting. „Mensen denken vaak dat alleen de huidige Randstad betrokken was bij slavernij, niet Groningen. En als het al over Groningen gaat, dan gaan mensen vaak uit van de stad. Ze denken niet meteen aan de rest van de provincie.”

De WIC, handelaar in goederen en mensen

Groningen-Stad is wel de plek waar de noordelijke koloniale geschiedenis min of meer begon. De stad kreeg een eigen bestuurlijke afdeling, een zogeheten Kamer, van de West-Indische Compagnie (WIC). De WIC werd opgericht in 1621, ze dreef handel tussen Nederland, Suriname en eilanden in het Caribisch gebied waaronder Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten.

De organisatie handelde in goederen als buskruit, alcohol, suiker, koffie en cacao, maar ook in mensen. Nederlanders verscheepten tot aan de ‘papieren’ afschaffing van de slavernij in 1863 ruim 600.000 slaafgemaakten vanuit Afrika naar Noord- en Zuid-Amerika en de Caraïben. De tot slaaf gemaakten werden gedwongen de rest van hun leven onder loodzware omstandigheden op plantages, in fabrieken en in de huizen van hun eigenaren te werken. Lijfstraffen waren aan de orde van de dag, de slaafgemaakten kregen van hun eigenaar een ‘slavennaam’ en werden niet als volwaardige mensen gezien.

Na 1863 werden contractarbeiders uit Brits-Indië (het huidige India, Bangladesh en Pakistan) naar Suriname verscheept om de weggevallen slavenarbeid op te vullen. Dat duurde nog tien jaar. In de tussentijd moesten de mensen die ‘bevrijd’ waren uit slavernij verplicht op de plantages blijven werken. Daarom beschouwen nazaten het jaar 1873 als het daadwerkelijke moment van afschaffing van de slavernij op Nederlands grondgebied.

Sheila van Staveren (51) uit Groningen over slaafgemaakte voorouder Louis Alons: 'Ik dacht: huh, dit kan niet waar zijn'

Vandaag de dag komt de achternaam Alons redelijk veel voor in Nederland. De negen kinderen van Alons stichtten kinderrijke gezinnen, waardoor inmiddels honderden mensen afstammen van de slaafgemaakte bediende uit Curaçao. Eén van deze nazaten is Sheila van Staveren (51). De geestelijk verzorger uit Groningen kwam er per toeval achter dat ze een bijzondere voorouder heeft.

„Mijn ouders gingen 3,5 jaar geleden op bezoek bij een oom van mijn vader, mijn oudoom dus”, vertelt ze vanachter een kop thee in een grandcafé in Groningen. „Opeens kwam hij met een vaag verhaal, dat wij afstamden van een zwarte bediende die halverwege de 18de eeuw door een Nederlands juristenechtpaar vanuit Suriname was meegebracht. Zijn naam was Sambo, en hij had het over een stadje met de letter S.”

Uiteindelijk bleek het te gaan om Louis Alons uit Sappemeer, die niet uit Suriname maar van Curaçao kwam, en wiens moeder Sambo heette.

DNA-test op Vaderdag

Toen Sheila het verhaal van haar ouders hoorde, deed het haar maar vreemd aan. Toch liet het haar niet los, de mysterieuze voorouder fascineerde haar. Drie jaar geleden gaven zij en haar zus hun toen 71-jarige vader voor Vaderdag een DNA-test van stambomenwebsite MyHeritage cadeau, om het verhaal toch maar eens uit te zoeken. „Ik had me erin vastgebeten, het werd bijna een obsessie.” Uit de test bleek inderdaad dat Van Staverens vader afstamt van Louis Alons, en met hem nog tientallen anderen, zo bleek uit de gegevens van MyHeritage.


„Ik dacht: huh? Dit kan niet waar zijn! Ik vond het heel bijzonder. Al van jongs af aan voel ik me aantrokken tot andere culturen, vooral van buiten Europa. Hoe zal ik het zeggen ... ik identificeerde me meer met zwarte cultuur. Ik snapte nooit waarom ik die verbondenheid zo voelde. Toen ik erachter kwam dat ik afstam van Louis Alons, dacht ik: zou dat het dan zijn?”

‘Heeft hij een leuk leven gehad?’

Van Staveren bleef zich in de maanden erna bezighouden met haar voorouder. „Vooral in het eerste half jaar nadat ik het wist. Het liet me gewoon niet meer los. Ik begon me dingen af te vragen. Heeft hij een beetje een leuk leven gehad? Miste hij zijn moeder? Hij heeft haar nooit meer gezien nadat ze wegging. Ik probeer me heel erg in hem te verplaatsen.”

Van Staveren werkte mee aan de tentoonstelling Slavernij. En de Groningers? van het Museum aan de A in Groningen, die tot afgelopen januari te zien was. Ook werkte ze mee aan een bijbehorende podcast. Die werd in veenborg Welgelegen in Sappemeer opgenomen, de plek waar Louis Alons woonde en werkte. „Ik liep van het station door de straten van Sappemeer. De zon scheen en ik dacht: hier heeft hij gelopen, en zijn kinderen misschien ook wel. Die zag ik in gedachten rondrennen. Dat vond ik heel bijzonder.”

Ze wilde ‘iets terugdoen’ en werd bestuurslid van Stichting Noaberschap/Comité 30 juni-1 juli in Groningen, dat zich inzet voor bewustwording over het koloniale verleden. „Ik voel een soort verbondenheid met Louis Alons. Zijn stem mag ook gehoord worden. Zodat hij niet vergeten wordt.”

Sappemeer populaire buitenplaats voor rijke Groningers

In de Groningse tak van de WIC werd flink geïnvesteerd. Niet alleen door de stad, maar ook door het provinciebestuur, de Ommelanden en door particuliere Groningers. Zij belegden hun geld net zo makkelijk in de slavernij als in bijvoorbeeld de turfwinning in de Veenkoloniën, vertelt Jongsma, terwijl hij met zijn gezicht naar veenborg Welgelegen gekeerd staat. Met het daarmee verdiende geld werden landgoederen in de buitengebieden gekocht of gebouwd. „Zoals mensen nu in het Gooi wonen”, zegt Jongsma.

Sappemeer was in de koloniale tijd eigendom van de stad Groningen, evenals de Veenkoloniën in de rest van de provincie. Sappemeer werd een populaire buitenplaats voor vermogenden. De nog altijd bestaande Koepelkerk aan de Noorderstraat werd zelfs speciaal voor de nieuwe Sappemeerse elite gebouwd in opdracht van Groningen – het wapen van de stad prijkt ook nu nog boven de grote zwarte deuren. De familie Star Lichtenvoort had er een eigen kerkbank en werd in de kerk begraven. De grafsteen ligt er nog altijd.

Ook buiten de Veenkoloniën is de Trans-Atlantische rijkdom terug te zien. In onder meer borg Verhildersum in Leens, de Menkemaborg in Uithuizen en landgoed Nienoord in Leek streken rijke families neer die flink geld verdienden aan de slavernij. In Drenthe is bekend dat sommige havezaten (deels) werden gefinancierd met geld uit slavernij. De bekendste daarvan is de Havixhorst, te vinden tussen De Wijk en Meppel in de buurtschap De Schiphorst.

Opgaan in de samenleving

Het is niet bekend waarom de familie Star Lichtenvoort juist Louis Alons, hun Curaçaose bediende, en zijn moeder en zusje meebrachten naar Nederland. Vermoedelijk waren zij op Curaçao de huisslaven van de familie. Portretten van hen zijn er niet, we weten dus niet hoe ze eruitzagen. Wel weten historici dat zijn zusje, wiens naam onbekend is, en moeder Sambo na verloop van tijd terugkeerden naar Curaçao. Het is niet duidelijk waarom Louis wel in Sappemeer bleef.

Hoe dan ook leek het erop dat hij zijn draai vond in zijn nieuwe omgeving. Louis Alons trouwde twee keer, met Groningse vrouwen, en kreeg in totaal negen kinderen. In het lokale doop- en trouwboek van 1779 is het eerste huwelijk van Alons opgetekend. Op 19 september van dat jaar trouwde Alons met Hindrikje Luijtjens en werd ook hun dochter Susanna gedoopt, die voor het huwelijk werd verwekt:

Een dogter in onegte gewonnen van Hindrikje Luitjens, de vader daer van zeijde zij te zijn Luois Aalons, een neger uijt Curaçao, die dit ook beleeden en haer getrouwt heeft.

Met zijn gezin bewoonde hij de dienstwoning van Welgelegen. Het gebouw staat er nog. Een blik door de donkere ruiten leert dat de originele 18de-eeuwse tegeltjes nog op de muur zitten. „En de originele schouw is er ook nog”, wijst Jongsma naar de houten balken aan de linkerkant van de woning. „Daar moeten ze hebben gekookt.”

‘Schaamte over slavernij niet nuttig’

Door tot slaaf gemaakten mee te nemen uit Suriname en van de voormalige Nederlandse Antillen lieten rijke families aan hun omgeving zien dat ze bij de WIC betrokken waren. Jongsma durft wel te stellen dat ‘in de 18de eeuw status zo mogelijk nog belangrijker was dan geld.’ Of Alons volledig vrij was in Sappemeer, betwijfelt Jongsma. Alons werd immers geboren in slavernij. „Deze mensen waren natuurlijk erg afhankelijk van hun eigenaar.”

Rest de vraag hoe wij in deze tijd moeten omgaan met deze beladen periode in de geschiedenis? „Om de wereld goed te begrijpen, moet je de hele geschiedenis in ogenschouw nemen”, vindt Jongsma. „Als je alleen het deel bekijkt waarop je trots bent, zul je de wereld nooit helemaal begrijpen en negeer je dingen die de wereld hebben gemaakt tot wat die nu is. Bovendien hoeft geschiedenis niet altijd iets te zijn om trots op te zijn. Het kan ook gewoon interessant zijn, toch?”

Schaamte voelen of een schuldgevoel hebben over het koloniale verleden en de slavernij is wat Jongsma betreft niet nodig. „Dat is in deze situatie helemaal niet nuttig. Je kunt je schamen voor het verzwijgen van de geschiedenis, maar niet voor de geschiedenis zelf. Als je die gewoon vertelt en erkent, dan is er niets om je voor te schamen.”

Wat doen op 30 juni en 1 juli tijdens Keti Koti in Groningen en Drenthe ?

Op 30 juni en 1 juli wordt jaarlijks de afschaffing van de slavernij herdacht en gevierd. Ook dit jaar organiseren verschillende organisaties festiviteiten in Groningen en Drenthe. Een greep uit het programma:

Groningen

Vrijdag 30 juni

Slavernijherdenking door Comité 30 juni-1 juli Groningen
Tijd: 18-20.30 uur
Locatie: Ossenmarkt, Groningen

Zaterdag 1 juli

Keti Koti-viering, door Bitterzoet Erfgoed

Opening Keti Koti
Tijd: 13-14 uur
Locatie: Noorderplantsoen, Groningen

Keti Koti Festival
Tijd: 12-18 uur, 20 uur-01 uur
Locatie: Der Aa-kerk, Groningen

Kwaku Groningen, kleinschalig cultureel festival
Tijd: 15-20 uur
Locatie: Noorderplantsoen, Groningen

Tentoonstelling Zwart in Beweging
Tijd: 13-17 uur
Locatie: Museum aan der A, Groningen

Zie ook: ketikotivieringgroningen.nl

Drenthe

Keti Koti-herdenking en -viering
Tijd: 13-17 uur
Locatie: Provinciehuis, Assen