Mensen met obesitas maken minder dopamine aan. En dat effect lijkt onomkeerbaar

Obesitas kan niet alleen allerlei ziektes veroorzaken, het verandert ook de manier waarop de hersenen reageren op voedsel. Bij mensen met obesitas registreert het brein namelijk niet of nauwelijks dat er eten in hun maag zit. En dat verandert niet als ze heel veel afvallen.

De werking van de hersenen is dus voorgoed veranderd, blijkt uit onderzoek van het Amsterdam UMC en Yale University. “Uit ons onderzoek blijkt dat de hersenen van mensen die obesitas hebben een blijvende verandering doormaken. Dit kan mogelijk verklaren waarom mensen met ernstig overgewicht vaak meer eten dan nodig is”, vertelt hoofdonderzoeker Mireille Serlie. Een belangrijke neurotransmitter speelt daar een rol bij. “We hebben ontdekt dat mensen met obesitas minder dopamine aanmaken dan gezonde mensen in een hersengebied dat het verlangen naar voedsel reguleert. Dit hormoon is onder andere verantwoordelijk voor het lonende gevoel dat eten en drinken veroorzaakt.”

Verstoorde reactie op eten
Serlie kwam tot die conclusie, nadat ze 58 proefpersonen – 28 mensen met een gezond gewicht en 30 met obesitas – bereid had gevonden om voeding direct in de maag te laten toedienen. Tegelijk werd de hersenactiviteit van de deelnemers gemeten met een MRI. Al snel bleek dat de hersenactiviteit van de gezonde mensen wél veranderde bij een volle maag, terwijl er niets gebeurde in het specifieke hersengebied van mensen met ernstig overgewicht. Ook de dopamineafgifte in de hersenen, gemeten door middel van een SPECT-scan, bleek slechter te functioneren bij de groep met obesitas. “Deze bevindingen duiden op een verminderde reactie van de hersenen op de aanwezigheid van eten in de maag en darmen bij mensen met obesitas. Deze verstoorde reactie kan grote gevolgen hebben voor het eetgedrag en zou kunnen verklaren waarom mensen met obesitas blijven dooreten, ook als ze vol zitten”, legt Serlie uit.

Wisselwerking 
De verwerking van ons voedsel is een ingewikkeld samenspel van neurologische signalen en stofwisselingssignalen tussen het brein, het maagdarmstelsel en receptoren in het bloed die allerlei voedingswaarden meten. Deze wisselwerking zorgt op de juiste momenten voor gevoelens van honger of van verzadiging. Onderzoekers weten een stuk beter hoe dit werkt bij dieren dan bij mensen. Daarom zijn de uitkomsten van dit onderzoek ook zo interessant: eindelijk is er een betrouwbare studie bij mensen, die licht werpt op deze processen. Vooral verrassend is dat de gevolgen van obesitas onomkeerbaar blijken.

Zelfs een verlies van 10 procent van het lichaamsgewicht, na een dieetprogramma van 12 weken, was niet genoeg om de dopamineafgifte bij de deelnemers met ernstig overgewicht te verbeteren. Het lijkt er dus sterk op dat er langdurige veranderingen in de hersenen ontstaan, die minstens drie maanden aanhouden bij mensen met obesitas. “Opvallend genoeg bleven de reacties in de hersenen hetzelfde als vóór het gewichtsverlies. Dit zou kunnen bijdragen aan de gewichtstoename die we heel vaak zien nadat mensen eerst succesvol zijn afgevallen. Als de hersenen niet mee veranderen is het moeilijk om gezond eetgedrag vol te houden”, besluit Serlie.

Obesitas, de cijfers
Volgens de laatste cijfers van het CBS had de helft van de volwassen Nederlanders in 2021 overgewicht. Dit zijn iets meer mannen dan vrouwen (53 versus 47 procent). 36 procent heeft matig overgewicht, dus een BMI tussen de 25 en 30 en 14 procent heeft obesitas (een BMI van boven de 30). Iets meer vrouwen dan mannen hebben ernstig overgewicht en laagopgeleiden bijna twee keer zo vaak als hoogopgeleiden. In het algemeen komt overgewicht het meest voor bij 50-plussers.
BMI
De Body Mass Index is al heel lang de maatstaf om te bepalen of iemand een gezond gewicht heeft. Wie een BMI heeft onder de 20 heeft ondergewicht. Een BMI tussen de 20 en 25 wordt als gezond beschouwd. Tussen de 25 en 30 spreken we van overgewicht en mensen met een BMI van 30 of hoger hebben obesitas. Je kunt je BMI ook zelf uitrekenen. Daarvoor deel je je gewicht in kilo’s door het kwadraat van je lichaamslengte in meters. Tegenwoordig wordt er echter steeds meer gewezen op de gevaren van buikvet. Veel buikvet zou een betere graadmeter zijn voor je gezondheid dan je BMI. Daarbij geldt dat een buikomtrek van minder dan 94 centimeter voor mannen en minder dan 80 centimeter voor vrouwen als gezond wordt beschouwd.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd