Thomas Hertog ontwikkelde met Stephen Hawking nieuwe kijk op de kosmos. '20 jaar geleden zochten we nog een finaal antwoord op alles. Maar dat kan dus niet'

Thomas Hertog op de Universiteit van Cambridge.

Thomas Hertog op de Universiteit van Cambridge. Foto: Eran Oppenheimer

Het is ’zinloos’ om te vragen wat er één seconde voor de oerknal gebeurde, zegt Thomas Hertog. Toch is de Vlaamse professor in de kosmologie mateloos gefascineerd door het ontstaan van het leven. Hij werkt twintig jaar lang intensief samen met de wereldberoemde Stephen Hawking, samen ontwikkelden ze een nieuwe kijk op de kosmos. Sluiten God en de wetenschap elkaar uit? „Ik ben perfect gelukkig om met een mysterie te leven.”

„Hier gebeurde het”, zegt Thomas Hertog, wijzend naar het hoofdgebouw van het Centre for Mathematical Sciences . Net buiten Cambridge staan moderne gebouwen waar de Vlaamse kosmoloog een week lang conferenties heeft met vakgenoten. Deze plek is belangrijk voor hem. Want in dat hoofdgebouw had de Britse wetenschapper Stephen Hawking zijn werkkamer.

Hawking overleed in 2018 en zijn as werd bijgezet in Westminster Abbey, tussen de graven van Isaac Newton en Charles Darwin. Hij was de man van de zwarte gaten en de oerknal. Wereldberoemd. Mede door zijn bijzondere verschijning. Een slopende spierziekte kluisterde hem aan zijn rolstoel, praten kon hij alleen via zijn spraakcomputer. In 2014 kwam zelfs een bioscoopfilm uit over zijn leven: The theory of everything . Opmerkelijk, want niet veel later zou hij heel anders gaan aankijken tegen die ’theorie van alles’, de mogelijkheid om heel ons universum en het ontstaan ervan te verklaren. En: om ’de geest van God te kennen’, zoals hij al schreef in Een korte geschiedenis van de tijd , een boek uit 1988 waar miljoenen exemplaren van zijn verkocht.

Nu staan we nog buiten, turend naar dat gebouw. „Helaas, er is daar niks meer te zien”, zegt Hertog, die twintig jaar lang met Hawking samenwerkte.

„Kom, we lopen naar het Trinity College.” Cambridge ademt wetenschappelijke historie. Dat geeft dit interview meteen al extra gewicht. „Hier zijn de originele geschriften van Newton bewaard gebleven”, zegt Hertog als we het statige gebouw naderen. We lopen over de binnenplaatsen van het historische universiteitsgebouw. Het is Hertog dierbaar. Hier begon zijn grote carrière als kosmoloog. Inmiddels is zijn boek Het ontstaan van de tijd verschenen, dat uitkomt uit in 27 landen waaronder Engeland en Amerika. In het boek beschrijft hij niet alleen de unieke samenwerking met Hawking, maar ook hun nieuwe manier van denken over het ontstaan van het heelal én van het leven.

„Dat vond ik nu net zo uniek en boeiend aan Hawking, dat hij als wetenschapper in zijn onderzoek gedreven was door de bredere waarom-vragen. Dat is zeldzaam.” Zo trappen we het gesprek af. Moeiteloos zou de professor kunnen vertellen over zwarte gaten, snaartheorie, ’kwantumgewiebel’, zwaartekrachtgolven en ’gekromde ruimtetijd’. En in zijn boek doet hij dat ook. Maar Hertog heeft meer te vertellen, net zoals zijn leermeester Hawking. Want wiskunde en techniek zijn interessant, maar de fascinatie voor het heelal, de oerknal en het ontstaan van leven gaat dieper dan al die duizelingwekkende begrippen. Hoe zijn we hier als mens gekomen? Hoe is de kosmos ontstaan? Waarom is er leven?

Hoe bent u destijds met Stephen Hawking in contact gekomen?

„Ik was als jongeling al bedreven in wiskunde, maar ook geïnteresseerd in de grotere, filosofische vragen. Vanuit die dubbele interesse ben ik natuurkunde gaan studeren. Kosmologie lag plat in Leuven in de jaren negentig. Maar Cambridge was, mede door Hawking, het Mekka van de kosmologie. Ik ging hier mijn master doen en ben zo bij Hawking terechtgekomen. Bij onze eerste ontmoeting bleek dat het klikte. In de theoretische fysica heb je wel vaker van die heel hechte samenwerkingen tussen twee mensen die jaren kunnen duren. Dat kun je bijna niet beschrijven, dat is bijna als een huwelijk.”

U schreef bij hem uw proefschrift en de samenwerking bleef daarna ook.

„Achteraf bezien was dat proefschrift pas de inleiding van wat we twintig jaar lang samen zouden doen. Toen ik weg was uit Cambridge, ben ik elke twee maanden een week hiernaartoe gekomen, jaren aan een stuk. In zo’n week maakte hij zijn agenda helemaal leeg. Dan waren we van maandagochtend tot vrijdagavond bezig, op zijn werkkamer, bij hem thuis, tijdens diners, de full package . Voortdurend waren we bezig met gedachte-experimenten in de fysica, op zoek naar een fundamenteel andere manier van denken over de oerknal.”

Wat betekenden die weken met hem voor u?

„Dat waren bijna retraites. Het waren ankerpunten in mijn denken, in mijn ’zijn’. Wetenschapper zijn wordt een manier van leven, zeker in Hawkings team.”

Wat was uw drijfveer voor dit werk?

„Ons onderzoek borrelde op vanuit een diepe paradox. Aan de ene kant zijn de natuurwetten miraculeus ’biofiel’, helemaal afgestemd op het ontstaan van leven. Maar aan de andere kant hebben die natuurwetten schijnbaar niks van doen met ons bestaan, het zijn onafhankelijke waarheden. Stephen en ik voelden aan dat in die paradox iets te ontdekken viel, diep in de natuurkunde. Iets dat ons ook wat zou vertellen over ons mens-zijn.”

Uw vakgebied, de kosmologie, gaat over de vraag hoe het heelal is ontstaan en hoe leven is ontstaan. Maar als mens heb je ook de nog grotere vraag: waarom?

„Ja, en ik denk dat mijn vakgebied zich vergist heeft om die waarom-vraag links te laten liggen. Wij hebben een nieuwe hypothese ontwikkeld, die ook niet alle antwoorden geeft. Maar wij koppelen onze kijk op de oerknal aan Darwin en dat leidt tot een geheel nieuwe visie op de grote waarom-vraag.”

Wat is dan dat Darwinistische antwoord?

„Dat onze kosmos schijnbaar ontworpen is. Het is een schijnbare schepping, maar die schepping heeft geen schepper nodig. Het karakter van de natuurwetten, die leven mogelijk maakt, is eerder het resultaat van een evolutie. Dat is bevredigend voor sommige mensen en zeer onbevredigend voor andere mensen. Net als Darwins theorie destijds.”

U kunt niet alle grote levensvragen beantwoorden vanuit de wetenschap, maar u loopt er in uw onderzoek wel tegenaan.

„Dit gaat over die eeuwenoude vraag: wat is onze plaats in het heelal? Vroeger was daar vanuit de religie een vrij harmonieus antwoord op: de mens en de aarde staan in het centrum. Met de wetenschappelijke revolutie is dat antwoord zoek geraakt. Die revolutie heeft de objectiviteit van de wetenschap mogelijk gemaakt. Maar de prijs die we daarvoor betalen is dat de vraag over de plaats van de mens naar de achtergrond is verdwenen.”

Waar veel wetenschappers tot nu toe doen alsof ze het heelal als het ware van een afstandje kunnen bekijken, zegt u dat dat niet kan. De mens is onderdeel van die kosmos en dat beïnvloedt onze waarnemingen en onze kijk erop.

„Voilà. Dat is de kern van het boek. Je kunt niet naar het heelal kijken alsof het een soort laboratorium-experiment is. Alsof we de kosmos als goden van buitenaf beschouwen. Daarom zei Hawking aan het einde van zijn leven: we moeten de mensheid, de menselijke blik, weer in het centrum plaatsen. Als we ons de diepe vragen stellen over de schijnbare schepping van het heelal, dan hebben we lang de vergissing gemaakt om het leven en de werking van het heelal van elkaar los te koppelen.”

In het begin van uw boek beschrijft u hoe precies alles, van de oerknal, de natuurwetten, het heelal, de dampkring tot de aarde, is afgesteld om leven mogelijk te maken. En dat zou dan alleen maar toeval zijn? Is dat geen onbevredigend antwoord?

„Ik vind dat helemaal niet onbevredigend, ik vind dat geweldig. Dat zei Darwin ook. Mensen waren toen evenzeer ontgoocheld. Homo sapiens was maar een ordinair takje aan zijn levensboom, dat vond men niet redelijk. Maar ik vind dat juist heel mooi. Dit antwoord geeft ons de kans om de samenhang van het heelal op een dieper niveau te bekijken, om op zoek te gaan naar nieuwe verbanden, zonder dat finale antwoord te geven. Ik ben perfect gelukkig om met een mysterie te leven.”

In uw optiek kun je in dat mysterie God plaatsen óf puur toeval.

„Inderdaad. Die hele strijd in de VS tussen wetenschap en religie vind ik maar een heisa. Gelovigen die God als absoluut antwoord naar voren schuiven en wetenschappers die de wetenschap als absolute waarheid naar voren schuiven. Ik denk dat beide heel misleidend zijn. We moeten aanvaarden dat er limieten zijn aan wat kenbaar is.”

Voor u is dat schoonheid?

„Ik vind dat enorm schoon. Ja... ja... dat er uiteindelijk een mysterie schuilgaat achter wat wij weten. Dat vind ik een geniale uitkomst. Twintig jaar geleden zochten we nog een finaal antwoord op alles. Maar dat kan dus niet.”

Dat deed Hawking zelf ook. Hij schreef dat we binnenkort de ’theorie van alles’ zouden hebben en dan ’Gods geest’ zouden kennen. Nota bene de slotzin van zijn beroemdste boek uit 1988. Was dat hoogmoed?

„Ja.”

Hij moest er helemaal van terugkomen.

„Jazeker. Dat was waarom die reis met hem zo boeiend was. Dat was een gigantische verandering in zijn denken. Tegen het einde van zijn leven kon hij het niet meer met al te veel woorden zeggen. Een biograaf gaat dat nog niet zo gemakkelijk vinden hoe en wanneer dat precies gebeurd is. In mijn boek zegt hij: ik schreef Een korte geschiedenis van de tijd vanuit het verkeerde perspectief. Hij gebruikte soms grote statements, maar bleef altijd trouw aan de wetenschapspraktijk. Ik heb hem in de eerste plaats gekend als een zoeker en wetenschapper, niet als iemand die omwille van ego-redenen zou vasthouden aan zijn theorie. Beetje hoogmoed, beetje ego, maar toch in de eerste plaats een avonturier in zijn denken.”

Nu zegt u met zoveel woorden: die ’theorie van alles’ zal er nooit komen.

„Niet zoals we dachten. Ik denk wel dat Hawking bleef geloven dat je die evolutionaire kijk op de kosmos kunt blijven verfijnen. Net zoals je de levensboom van Darwin kunt blijven verfijnen. En uiteindelijk misschien bij een model uitkomen dat de hele verscheidenheid aan fysische verschijnselen allemaal omvat. Maar de clou is dat dat model niet het antwoord zal geven dat we dachten dat het zou geven.”

Wel een brede theorie, geen kennis van ’de geest van God’.

„Juist. Dat is een gamechanger . Juist dat laat ruimte voor andere sferen, voor spirituele dimensies, kunsten; niemand heeft hier het laatste woord.”

Met Hawking ging u eind 2016 naar het Vaticaan, ook al ging dat medisch gezien voor hem bijna niet meer. Hij zocht dus ook die religieuze wereld op.

„Hij kon amper nog spreken. Hij had wel wat oogcontact en interactie met paus Franciscus. Op de terugweg zaten we naast elkaar in het vliegtuig en hij begint te typen en hij zegt: Francis seems enlightened , Franciscus lijkt verlicht. En ik zeg: Stephen, jij bent óók veranderd. Natuurlijk, deze paus was heel anders dan de voorgaande. Hij is iemand die in het religieuze en spirituele de mens centraal stelt. Maar Hawking was zelf ook veranderd, ik kon het niet laten om dat tegen hem te zeggen. Dat was een mooi en dierbaar moment.”

Waarom heeft Hawking nooit de Nobelprijs gekregen?

„Dat is een gemiste kans van het Nobelprijs-comité. In mijn ogen was Hawking een van de topwetenschappers van onze tijd. Hoe groot hij zal blijken te zijn, moet de geschiedenis uitwijzen.”

Maar dan toch nog een poging: wat was er voor de oerknal?

„Die vraag is zinloos. In het vroege heelal komt ook de notie van tijd tot stand. De vraag naar het moment vóór de oerknal veronderstelt een causaliteit, een tijddimensie die er al was en die na de oerknal doorgaat. Met de oerknal hebben we eindelijk iets gevonden dat geen oorzaak heeft.”