Direct naar artikelinhoud
ReportageVarkensboerderij

Aantal landbouwstudenten aan de hogeschool daalt: ‘Wie wil er nog dagen maken van twaalf, soms zestien uur?’

Lien B. is een van maar twee studenten in het keuzetraject intensieve veehouderij in de bachelor landbouw van Thomas More. Ze doet stage bij varkensboer Luc Stinkens in Bree.Beeld Moa Karlberg

Terwijl de stikstofproblematiek de Vlaamse regering in een steeds diepere crisis duwt, daalt het aantal landbouwstudenten aan de hogeschool. Amper twee van hen specialiseren zich nog in intensieve veehouderij. ‘Als het geen passie is, hou je dit niet vol.’

“Ze heeft geen schrik, dat zie je direct”, zegt varkenshouder Luc Stinkens (57) over zijn nieuwe stagiaire, die zich tussen de zeugen, elk 180 kilogram zwaar, heeft gewurmd om te poseren voor de foto.

Lien B. (23) heeft al een graduaat land- en tuinbouw en volgt nu een verkort traject om een professionele bachelor agro- en biotechnologie: landbouw te halen. Ze is een van de amper twee studenten in de specialisatie ‘intensieve veehouderij’ – pluimveehouderij, varkenshouderij, melkgeitenhouderij, schapen en (vlees)kalveren – in de Thomas More Hogeschool Geel en in Vlaanderen.

B. lijkt daarmee tot een uitstervend ras te behoren. “Een jaar of vijf terug waren dat er zo’n tien à vijftien”, schat docent Tom Heylen van Thomas More Hogeschool Geel. Landbouwmechanisatie is met 36 studenten het populairst als specialisatie, daarna volgen rundveehouderij (25 studenten) en akkerbouw (15 studenten).

Het aantal studenten dat in Vlaanderen kiest voor de afstudeerrichting landbouw binnen de professionele bachelor agro- en biotechnologie is wat dalende: van 334 in 2016-2017 tot 265 in 2021-2022. Het totale aantal studenten binnen de agro- en biotechnologie stijgt nochtans wel: van 2.495 in 2016-2017 tot 2.753 in 2021-2022.

Dagen van zestien uur

Sowieso zijn er minder landbouwers, zegt Heylen, maar je moet ook steeds harder werken om je kost te verdienen. “Varkensboeren zijn geen prijszetters, maar prijsnemers. Als de prijs van het vlees omhooggaat in de winkel, betekent niet dat de boer meer krijgt.”

“Wie wil er nog dagen maken van twaalf, soms zestien uur?” vraagt Stinkens zich af. “De jeugd wil dat niet meer. Toch kom ik nog elke dag graag in de stallen.”

“Als het geen passie is, hou je het niet vol”, beaamt de studente. Ze stond op haar vijftiende voor het eerst op een boerderij. “Ik ben niet van boerenafkomst, maar heb tien jaar paardgereden. Ik wilde altijd iets met dieren doen.”

Voor we de kraamstallen binnengaan, ontsmetten we de handen. Per afdeling liggen hier twaalf zeugen, die gemiddeld veertien biggen krijgen. Vlak na de bevalling moet je ze in de gaten houden en desnoods helpen aanleggen, omdat de biestmelk de eerste uren de meeste antistoffen bevat. In tegenstelling tot de andere ruimtes zijn deze wel verwarmd, voor de ongeoefende neus hangt er een doordringende geur. Deze biggen zijn drie à vier dagen oud, eentje ligt er slapjes bij. “Het is niet omdat deze kleiner is, dat die het per definitie niet haalt”, vertelt B.. “Je probeert ze er altijd door te halen, al lukt dat helaas niet altijd.”

De moedervarkens liggen in rijen, tussen een soort spijlen zodat ze niet per ongeluk op de biggen rollen. Zeugen vastbinden is sinds 2006 verboden. Wanneer er eentje opschrikt door ons en gaat rechtstaan, treedt er vanzelf een veiligheidssysteem in werking: het stuk vloer waar het grote varken net op lag, gaat omhoog, terwijl de biggen dalen. Zo kan ze hen niet verwonden. In 2007 was dit systeem hypermodern.

Lien B.: ‘Ik heb al op verschillende boerderijen gezien hoe zwaar de mentale last is. Maar je bent door het vak gebeten of niet.’Beeld Moa Karlberg

Stinkens moet blijven vernieuwen om te voldoen aan nieuwe eisen rond dierenwelzijn, voedselveiligheid en het milieu. Zo beschikt hij al jaren over luchtwassers die 80 procent van de stikstof uit de lucht halen en investeerde hij met collega’s in een mestbewerkingsinstallatie.

Naast taken zoals voederen en zeugen insemineren komt er voor de studente veel rekenwerk aan te pas. Na haar stage zal ze exact weten hoeveel het kost om van een big naar een kilo varkensvlees te komen, waarbij alles meetelt: arbeid, voer, verwarming, noem maar op. “Vroeger, in de jaren veertig en vijftig, zeiden ze dat de domste van het gezin moest gaan boeren, nu is het de slimste”, grapt Heylen. Niet voor de boerenstiel op zich, wel voor alles wat erbij komt kijken.

Stikstofdossier

Luc Stinkens is bouwkundig tekenaar van opleiding en begon in 1986 als helper bij zijn ouders. In 1988 kocht hij een eerste stuk van hun boerderij en in 1997 was de overname achter de rug. “Mijn ouders konden hun gezin onderhouden met honderd zeugen, wij hebben er nu driehonderd.”

Van de negen kinderen die hij en zijn vrouw samen hebben als nieuw samengesteld gezin is er – misschien – eentje met interesse in het bedrijf. Echtgenote Monique Patteet weet niet of ze de kinderen een overname toewenst, want net als veel andere landbouwgezinnen zagen ze al zwarte sneeuw. Ze werkt buitenshuis, uit noodzaak, en weet dat veel landbouwers het ergste vrezen voor het levenswerk van verschillende generaties vanwege het stikstofdossier. “Vroeger was je boerderij je pensioen”, vertelt Stinkens. “Als je een overnemer had, was je oude dag geregeld. Daar kan je nu niet op rekenen.”

“Met alle onzekerheid over vergunningen zou de bank Lien nu ook geen krediet geven,” zegt Heylen, “want die wil ook weten waar ze aan toe is.”

De blikken gaan richting de studente. “Ik heb al op verschillende boerderijen gezien hoe zwaar de mentale last is”, zegt ze. “Maar je bent door het vak gebeten of niet. Zelfs al begin je geen eigen bedrijf, je vindt altijd wel een job, al is het in de toeleverende sector.” Deze zomer gaat B. elders aan de slag, met runderen. Mogelijk trekt ze later nog naar de Wageningen University voor een Europese master in Animal breeding & genetics – als ze tegen dan de boeken niet beu is.