Nieuws Mens en Macht

“Regering moet virologen Erasmus MC tot openheid dwingen over herkomst Sars-Cov-2”

virologen openheid dwingen
Xinhua | Cheng Min Xinhua News Agency | Eyevine
💨

“Koopmans en Fouchier hadden hun standpunt al bepaald”​
“Koopmans en Fouchier hadden hun standpunt al bepaald”
Datum: 3 december 2022
Mens en Macht

Van onze redacteur, Jan Bonte


Virologen Marion Koopmans en Ron Fouchier van Erasmus MC moeten openheid van zaken geven over de rol die zij hebben gespeeld in het debat rond de herkomst van Sars-Cov-2. De regering moet een onafhankelijk onderzoek instellen naar de kwestie. Dit schrijft arts Jan Bonte in een uitgebreid artikel voor De Andere Krant. De Groep Van Haga heeft Kamervragen gesteld aan de minister van VWS naar aanleiding van het artikel.

E-mails van onder andere Koopmans en Fouchier die zijn vrijgekomen na een Wob-verzoek in de Verenigde Staten zijn de aanleiding voor de oproep van Bonte. Hieruit blijkt dat de twee prominente Nederlandse virologen sterke druk hebben uitgeoefend op collega-virologen in het buitenland om de wereld te laten denken dat Sars-Cov-2 niet door virologen gemaakt zou kunnen zijn en mogelijk ontsnapt kan zijn uit het lab van het Wuhan Institute of Virology (WIV), hoewel vooraanstaande buitenlandse collega’s zo’n scenario alleszins aannemelijk vonden. “Uit deze correspondentie wordt duidelijk dat Koopmans en Fouchier hun standpunt al bepaald hadden, op basis van onvolledige informatie en dubieuze aannames, en van meet af aan de zoönosetheorie als enig juiste theorie naar voren brachten, en de mogelijkheid van een lab leak onmiddellijk als onzin afdeden”, stelt Bonte.

Onder wetenschappers heeft de afgelopen 2,5 jaar een stevig debat gewoed over de oorsprong van Sars-Cov-2. Hoewel er aanvankelijk consensus leek te zijn dat het ging om een natuurlijk virus dat van mens op dier is overgesprongen (zoönose), is er in de loop van de tijd steeds meer bewijs gekomen dat het virus mogelijk ontwikkeld is in het lab in Wuhan en (vermoedelijk) per ongeluk is ontsnapt. De WHO, die de theorie van een lablek aanvankelijk van de hand wees, heeft inmiddels erkend dat hij wel degelijk serieus moet worden genomen. De Amerikaanse Senaat publiceerde in oktober nog een rapport waarin een lablek als meest waarschijnlijke herkomst wordt genoemd.

Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat in een teleconferentie op 1 februari 2020, waaraan werd deelgenomen door een groep van internationaal toonaangevende virologen, waaronder Koopmans en Fouchier, de theorie van een lablek uiterst serieus werd genomen. Diverse virologen, gespecialiseerd in coronavirussen, gaven aan dat zij dit de meest aannemelijke verklaring vonden. Een van de virologen, hoogleraar Bob Garry van de Tulane University School of Medicine, schrijft: “Ik kan me niet voorstellen hoe dit (virus) in de natuur zou kunnen zijn ontstaan”. Het waren met name Koopmans en Fouchier, met hun Duitse collega Christian Drosten, die erop aandrongen om hier naar de buitenwereld geen ruchtbaarheid aan te geven. Koopmans gaf op 9 februari 2020 in een e-mail aan dat zij “geen voorstander was van het publiceren van de hypothese dat het virus ontsnapt zou kunnen zijn uit een lab”, want “dit zou een averechts effect kunnen hebben”. Fouchier schrijft dat “debat over zulke beschuldigingen toponderzoekers onnodig zou afleiden van hun dagelijkse werk en onnodig schade zou aanrichten aan de wetenschap in het algemeen en de wetenschap in China in het bijzonder”.

In het Viroscience Lab van het Erasmus MC in Rotterdam worden onder leiding van Koopmans en Fouchier al jaren nieuwe virussen ontwikkeld voor onderzoeksdoeleinden. Volgens recente gegevens van het Center for Arms Control and Non-Proliferation vinden bij Erasmus MC meer gevaarlijke virus­onderzoeken plaats dan waar ook ter wereld – deels gefinancierd door de Amerikaanse overheid. Dergelijk zogeheten gain of function-onderzoek zou nodig zijn om meer inzicht te krijgen in hoe virussen zich gedragen. Onderzoekers ontwikkelen daarbij doelbewust gevaarlijke virussen, om ‘preventief’ vaccins te kunnen ontwikkelen, voor het geval deze virusvarianten in de toekomst in de natuur zouden kunnen ontstaan. Fouchier ontwikkelde in 2011 een vogelgriepvirus dat “het gevaarlijkste virus ooit” werd genoemd, wat wereldwijd tot commotie leidde. President Obama stelde daarop een moratorium in op dergelijk onderzoek, dat later is opgeheven.

Diverse wetenschappers, zoals professor Marc Lipsitch van de universiteit van Harvard en dr. Lynn Klotz van het Amerikaanse Center for Arms Control and Non-Proliferation, hebben opgeroepen tot het beëindigen van alle gain of function-onderzoek, omdat zij de risico’s te groot achten. Volgens hen wordt gain of ­function-onderzoek vooral gedaan vanwege mogelijke militaire toepassingen.

Toenmalig minister van Volksgezondheid Edith Schippers beloofde de Tweede Kamer in 2012 dat er speciale wetgeving zou komen “rondom de beveiliging van hoog-pathogene stoffen”, maar dat is nooit gebeurd. De Groep Van Haga heeft onlangs nog Kamervragen gesteld aan minister Ernst Kuipers van VWS over de veiligheid van Nederlandse biolabs. Kuipers erkende in zijn antwoorden dat er “geen overzicht bestaat” welke gain of ­function-virussen in Nederland worden ontwikkeld. Dat is voor de overheid ook “niet noodzakelijk”, stelde de minister, omdat er volgens algemeen geldende veiligheidsnormen wordt gewerkt. Hoog-risico-biolabs werken op basis van een plaatselijke omgevingsvergunning.
Wybren van Haga heeft deze week opnieuw vragen gesteld, naar aanleiding van de bevindingen van Bonte. Hij vraagt onder meer “waarom het kabinet OMT-lid Koopmans nooit heeft teruggefloten in haar herhaaldelijke stellige uitspraken met betrekking tot het actief publiekelijk verwerpen van de lab leak-theorie, terwijl daar tot op heden nooit wetenschappelijk uitsluitsel over gegeven heeft kunnen worden?”

Bonte noemt het “verwijtbaar” dat Koopmans en Fouchier “nu inmiddels bijna drie jaar lang, hun kaken stijf op elkaar houden over wat er tijdens de teleconferentie werd besproken, en wat hun eigen rol was in de daaropvolgende gebeurtenissen. Nog erger wordt het, als men zich bedenkt dat het tweetal systematisch alle nieuwe gegevens, die sinds februari 2020 boven tafel zijn gekomen, volledig negeren en tegen beter weten in blijven propageren dat de zoönosetheorie de meest waarschijnlijke is.”

De Andere Krant heeft Erasmus MC om een reactie gevraagd, maar niet ontvangen.


Vanaf het vroege begin van de pandemie met SARS-CoV-2 werd de mogelijkheid dat het om een ‘lableak’ uit het Wuhan Institute of Virology (WIV) ging, door verschillende overheden, wetenschappers als ook de mainstream media afgedaan als een complottheorie. Dat is vreemd, want in de afgelopen tientallen jaren hebben zich meerdere laboratoriumongelukken voorgedaan waarbij gevaarlijke ziekteverwekkers uit het laboratorium ontsnapten, waaronder alleen al drie met SARS in 2003 en 2004. Lableaks zijn dus allesbehalve zeldzaam.

Het verhaal begint bij een vertrouwelijke teleconferentie op 1 februari 2020 met als deelnemers Francis Collins, directeur van de Amerikaanse National Institutes of Health (NIH), Anthony Fauci, directeur van de National Institute of Allergy and Infectious Diseases (NIAID), Jeremy Farrar, de directeur van de NGO ‘the Wellcome Trust’, en enkele virologen en evolutiebiologen, waaronder Marion Koopmans, Ron Fouchier en hun Duitse collega Christian Drosten. Al snel na deze teleconferentie verschenen er twee cruciale artikelen in prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften, die een openlijke publieke én wetenschappelijke discussie over de mogelijkheid van een lableak doodsloegen. Het eerste artikel verscheen in The Lancet op 19 februari 2020 en was een verklaring waarin een aantal wetenschappers hun steun uitspraken voor hun Chinese collega’s, en waarin de suggestie dat het om een niet-natuurlijk virus zou gaan, krachtig veroordeeld werd als zijnde een complottheorie. Naderhand bleek het een opzetje te zijn van Peter Daszak, directeur van EcoHealth Alliance, die in samenwerking met het WIV veel onderzoek naar coronavirussen in China had gedaan. Het tweede artikel verscheen op 17 maart 2020 online in Nature Medicine, en in dit artikel werd gesteld dat na onderzoek van het genoom van SARS-CoV-2 duidelijk was dat het geen genetisch gemanipuleerd virus kon zijn. Vier van de vijf auteurs van dit artikel waren aanwezig bij de teleconferentie van 1 februari 2020. Het was vooral dit artikel dat alom werd gezien als definitief bewijs dat SARS-CoV-2 een zoönose was (van dier op mens overgesprongen), hoewel het aangevoerde ‘bewijs’ voor zo’n ‘natuurlijke’ verklaring allesbehalve sluitend was. Het artikel werd duizenden malen geciteerd door andere wetenschappers en was volgens Altmetric het artikel met de meeste impact in de biomedische wetenschap in 2020.

De vraag is: wat werd er besproken tijdens de teleconferentie? Via de Freedom of Information Act (FOIA) de Amerikaanse WOB - werden de e-mailwisseling en de notulen van de teleconferentie opgevraagd bij de NIH, maar de vrijgegeven documenten waren grotendeels zwartgelakt. Daarop daagde de Amerikaanse journalist James Tobias de NIH voor de rechter om alsnog de ongecensureerde versie van de documenten in handen te krijgen. Hij won de zaak, en Tobias plaatste op 22 november 2022 de link naar de documenten op social media. Aan de hand hiervan laat zich goed reconstrueren wat de rol was van de verschillende deelnemers aan deze teleconferentie bij het verwijzen van de lableaktheorie naar het rijk der complotdenkers en het nadrukkelijk naar voren schuiven van de zoönosetheorie als enig juiste theorie.

Het begon met een kort e-mailtje van Jeremy Farrar aan Anthony Fauci op 29 januari 2020, waarin hij vraagt om kort telefonisch overleg. Hij wil graag de persoonlijke mening van Fauci over SARS-CoV-2 horen. (pagina 161). Dit volgt blijkbaar kort daarna, en bij dit gesprek wordt ook Patrick Vallance betrokken, de Chief Scientic Advisor van de Britse regering. Kort daarna vraagt Farrar aan Fauci om Kristian Andersen te bellen. Andersen is opgeleid als moleculair bioloog, en is hoogleraar immunologie en microbiologie aan het Scripps onderzoeksinstituut. Het blijkt dat Andersen samen met twee anderen, Bob Garry en Eddie Holmes, naar het genoom van SARS-CoV-2 hebben gekeken, en iets ontdekt hebben dat volgens hen op een in het laboratorium gemaakt virus zou kunnen wijzen. Het bleek te gaan om de Furin Cleavage Site (FCS), een eigenschap waarover geen enkel ander lid van de subfamilie van bètacoronavirussen beschikt, maar SARS-CoV-2 wel. Het is deze FCS die het SARS-CoV-2 mogelijk maakt om menselijke cellen binnen te dringen, en het is deze eigenschap die in belangrijke mate bijdraagt aan het vermogen om (ernstige) ziekte bij mensen te veroorzaken.

Na het gesprek met Andersen stuurt Fauci een e-mail naar Farrar: hij neemt de zaak hoog op. Fauci benoemt de FCS, en vertelt Farrar dat hij Andersen en Holmes de opdracht heeft gegeven zo snel mogelijk een groep van evolutiebiologen bij elkaar te brengen om de verdenking op een genetisch gemanipuleerd virus te bevestigen of te ontkrachten. Verder zegt hij in de e-mail dat hij de regering van de VS op de hoogte zal brengen, en dat als de verdenking dat het om een in het laboratorium gemaakt virus klopt, dit volgens hem een zaak is voor de Britse geheime dienst MI5 en de Amerikaanse FBI.

Farrar gaat hiermee aan de slag. De eerste deelnemers aan de teleconferentie zijn dan al bekend: James Farrar, Anthony Fauci, Patrick Vallance, Kristian Andersen, Bob Garry en Eddie Holmes. Bob Garry is hoogleraar virologie aan de Tulane University School of Medicine en Eddie Holmes is hoogleraar virologie aan de universiteit van Sydney. De specialiteit van laatstgenoemde is onderzoek naar hoe RNA-virussen zoals het coronavirus overspringen van dier op mens. Hij is goed bekend in China en heeft intensief samengewerkt met verschillende Chinese onderzoeksinstituten. Verder nodigt Farrar Andrew Rambaut, Christian Drosten, Marion Koopmans en Ron Fouchier uit. Rambaut is hoogleraar evolutiebiologie aan de universiteit van Edinburgh. Het is Fauci zelf die Francis Collins als hoofd van de NIH uitnodigt, als overkoepelende organisatie waar ook het NIAID onder valt. (Pagina 137)

Het zijn Andersen, Holmes en Garry die het voorbereidende werk doen voor de teleconferentie. Voorafgaand aan de conferentie sturen ze de overige deelnemers een aantal slides met daarop de samenvatting van de eigenschappen die volgens hen zouden kunnen wijzen op genetische manipulatie van SARS-CoV-2. Een van die opvallende bevindingen was vanzelfsprekend de FCS. De bedoeling was dat Andersen en Holmes hun werk zouden presenteren, en de overige deelnemers hierop commentaar zouden geven. Wat er tijdens de teleconferenties is gezegd is niet bekend, maar uit de e-mailcorrespondentie valt op te maken dat er drie virologen waren die van meet af aan de lableaktheorie als zijnde onzin afdeden: Marion Koopmans, Ron Fouchier en Christian Drosten. Jeremy Farrar schreef in zijn boek dat deze drie blijkbaar de spot dreven met de resultaten die de vier presenteerden: “There was derision down the line.” En ook uit een e-mail van Francis Collins valt af te leiden dat Fouchier en Drosten met gestrekt been de discussie aangingen: “Though the arguments from Ron Fouchier and Christian Drosten are presented with more forcefulness than necessary…” (Pagina 108).

Direct aansluitend op de teleconferentie schrijft Farrar een e-mail aan alle deelnemers waarin hij concludeert dat er nog grote kennishiaten zijn, en hij stelt dat een bredere beschouwing noodzakelijk is, waarbij ook de inbreng van andere experts gewenst is. Zijn voorstel is om dit onder de paraplu van een gerespecteerde internationale organisatie te doen, waarbij met een open blik en een neutrale instelling naar het bewijsmateriaal gekeken zou moeten worden.

Maar blijkbaar is dat niet wat Koopmans en Fouchier willen. Op 2 februari stuurt Ron Fouchier een e-mail naar de overige deelnemers, met daarin zijn argumenten waarom SARS-CoV-2 een zoönose zou zijn. Opvallend is dat hij alleen argumenten geeft die tégen een lableak van een in het laboratorium gemaakt virus pleiten. In zijn overtuiging kan elke ‘complottheorie’ weerlegd worden met feitelijke informatie. Iets verderop maakt hij zijn standpunt duidelijk als hij schrijft: “An accusation that nCoV-2019 might have been engineered and released into the environment by humans (accidental or intentional) would need to be supported by strong data, beyond reasonable doubt.” En enkele zinnen verder blijkt dat hij zich ook goed bewust is van de gevolgen van een eventuele lableak, ook voor hemzelf: “However, further debate about such accusations would unnecessary distract top researchers from their active duties and do unnecessary harm to science in general and science in China in particular.” Hiermee wordt duidelijk dat Fouchier (en Koopmans) hun standpunt al bepaald hadden: SARS-CoV-2 was een zoönose totdat het tegendeel bewezen was.

Was die stellige overtuiging van Drosten, Koopmans en Fouchier wel terecht? Dat is maar de vraag. Rambaut schrijft in een reactie op de e-mail van Farrar, dat naar zijn mening de grootste belemmering voor een betrouwbare conclusie het gebrek aan data en informatie is, en dat die informatie waarschijnlijk in het WIV te vinden is. (Pagina 109). Farrar vraagt ook advies aan Michael Farzan, de man die de receptor voor het SARS-virus karakteriseerde. Farzan is hoogleraar immunologie en microbiologie aan de universiteit van Florida. Ook Farzan is van mening dat de FCS wijst in de richting van een genetisch gemanipuleerd virus, en acht het hoogst onwaarschijnlijk dat SARS-CoV-2 deze op een natuurlijke manier zou hebben gekregen. (Pagina 106/107) Ook Bob Garry is die mening toegedaan. In de e-mail van Farrar staat de mening van Garry letterlijk weergegeven: “I just can’t figure out how this gets accomplished in nature…” en iets verderop: “Of course in the lab it would be easy to generate the perfect 12 base insert you wanted.” Deze ’12-base-insert’ is de FCS. In de laatste alinea schetst hij het voor hem meest waarschijnlijke scenario hoe SARS-CoV-2 in het lab zou kunnen zijn gemaakt. (Pagina 106). Het mag duidelijk zijn dat in de eerste dagen van februari 2020 Farrar, Holmes, Garry, Farzan en ook Andersen de lableaktheorie van een in het laboratorium gemaakt virus als bijzonder reëel beschouwen, en zelfs waarschijnlijker dan een zoönose.

En wat wisten eigenlijk Fouchier en Koopmans eigenlijk over de gang van zaken in het WIV en het onderzoek dat daar gedaan werd? Blijkbaar niet veel. Op 8 februari schrijft Andersen een e-mail waarin hij specifiek antwoord geeft op een vraag van Ron Fouchier. (pagina 56). Hij antwoordt dat er in het WIV al jarenlang op een te laag beveiligingsniveau (BSL-2) de meest eenvoudige methode van gain-of-function onderzoek, serial passaging,* op gehumaniseerde muizen wordt uitgevoerd die over een humane ACE-2-receptor beschikken, en geeft daarbij drie wetenschappelijke referenties afkomstig van Chinese wetenschappers. Blijkbaar was dat ook niet bekend bij Anthony Fauci en Francis Collins, want op 4 februari 2020 schrijft Fauci aan Collins en Farrar: ‘?? Serial passage in ACE2-transgenic mice.’ Waarop Farrar antwoordt met: ‘Exactly!’ Het leidt tot ontzetting bij Francis Collins: ‘Surely that wouldn’t be done in a BSL-2 lab?’ Het antwoord van Farrar is veelzeggend: ‘Wild West…’ (Pagina 92).

Verder stelt Fouchier dat er over de ‘backbone’ van SARS-CoV-2, het overige deel van het virus zonder het spike-eiwit, nog nooit gepubliceerd was, als argument dat SARS-CoV-2 in de natuur moest zijn ontstaan. Verder zou uit de genetische vergelijking tussen SARS-CoV-2 en haar meest nauwe verwant RaTG13, blijken dat de evolutionaire afstand tussen deze twee virussen in tijd ongeveer 30 jaar was. Maar dat is een cirkelredenering. RaTG13 was niet een toevallig geïsoleerd coronavirus, maar één en hetzelfde virus als het BtCoV/4991, het virus dat in 2013 aangetroffen werd in een verlaten kopermijn in Moijang, waar een jaar eerder zes mijnwerkers ernstig ziek werden bij het opruimen van uitwerpselen van vleermuizen, en er twee van hen overleden. Dat het hier om hetzelfde virus ging, werd pas bekend na intensief speurwerk van de deels anonieme onderzoeksgroep DRASTIC, en bleef onbesproken in het eerste Chinese artikel dat SARS-CoV-2 beschreef. Verder bleek pas veel later dat er naast RaTG13 nog 8 nauw aan SARS-CoV-2 en RaTG13 verwante virussen in dezelfde mijnschacht aangetroffen waren, waarvan er nog slechts een volledig gekarakteriseerd is. Ook dat werd pas duidelijk na intensief speurwerk van DRASTIC en niet spontaan door de Chinese wetenschappers naar buiten gebracht. Bovendien was een deel van het onderzoek aan het WIV geheim en werd door de militaire tak van het instituut uitgevoerd. En hoewel de evolutionaire afstand tussen RaTG13 en SARS-CoV-2 in de natuur wellicht 30 jaar zou zijn, kan die periode vele malen worden verkort door toepassing van serial passaging. Dit zou de genetische verschillen tussen RaTG13 en SARS-CoV-2 goed kunnen verklaren, zoals ook door meerdere deelnemers van de teleconferentie in de e-mailwisseling wordt benoemd.

Daarnaast stelde Fouchier dat als hij de functie van het spike-eiwit zou willen onderzoeken, hij voor een ‘reverse-genetics system’ zou hebben gekozen dat al beschikbaar was. Maar ook in dit opzicht bleek Fouchier niet goed op de hoogte te zijn, want dat systeem was er wel degelijk, en tot in detail beschreven door viroloog Ralph Baric en zijn team van de universiteit van North Carolina in 2017. Desondanks komt dit argument terug in het artikel ‘Proximal Origins of SARS-CoV-2’ van Andersen et al., hoewel het aantoonbaar onjuist is. Overigens is dat niet het enige argument dat zou pleiten voor een zoönose, dat rechtstreeks uit de koker van Fouchier komt, maar opvallend genoeg wordt hij niet als auteur bij het artikel vermeld.

En dan gaat het alleen nog maar om informatie waarvan Fouchier en Koopmans blijkbaar niet op de hoogte waren, maar wel van op de hoogte hadden kunnen zijn. Want pas daarna werd bekend dat de signatuur van de FCS een menselijke was, die slechts sporadisch voorkomt bij coronavirussen. Verder bleek dat de FCS van SARS-CoV-2 exact gelijk is aan die van een menselijk natriumkanaal, dat intensief onderzocht was aan dezelfde universiteit van North-Carolina, waar ook Ralph Baric werkzaam is. Diezelfde Ralph Baric wordt als subcontractant genoemd in een onderzoeksaanvraag van EcoHealth Alliance bij de Amerikaanse defensieorganisatie DARPA, waarin werd voorgesteld om exact datgene te doen wat zo opvallend is aan SARS-CoV-2: het insereren van een FCS bij coronavirussen. Hierbij zou het genetische werk worden gedaan in het lab van Baric in de VS, en het onderzoek met gehumaniseerde muizen in het lab van Wuhan. Nog geen twee jaar later duikt een coronavirus op met een unieke eigenschap, in de stad waarin het essentiële deel van dit onderzoek zou worden gedaan. En hoewel in de e-mailwisseling gediscussieerd werd over een knipplaats voor één bepaald moleculair schaartje, ontging het deze groep dat er veel meer knipplaatsen waren in SARS-CoV-2 voor andere moleculaire schaartjes, volgens dezelfde methodiek als die al door Baric in 2017 werd beschreven.

Het mag duidelijk zijn dat Fouchier en Koopmans niet de noodzakelijke informatie hadden om zo stellig te kunnen beweren dat SARS-CoV-2 een zoönose was, precies zoals de overige deelnemers stelden. Want ook Koopmans was niet van zins om met een open blik naar de mogelijkheid van een lableak te kijken. Op 9 februari schreef zij een email naar de overige deelnemers aan de teleconferentie, waarbij zij het volgende zegt: “…I would not be in favour of publishing specific on the lab escape hypothesis, because I agree (with Kristian) that this could backfire.” Deze zin suggereert dat het niet de bedoeling was dat mensen zouden denken dat de lableaktheorie een reële optie was. Koopmans bevestigt die gedachte in de laatste zin van dezelfde e-mail: “And I would leave “lab escape” for the discussion, because putting that in the public domain as a hypothesis in my view will be read as “See, they also thought so.”

Als laatste is het nuttig om terug te kijken naar wat er eigenlijk over is gebleven van het ‘wetenschappelijk bewijs’ in het artikel van Andersen et al., het artikel waarin zo stellig werd beweerd dat SARS-CoV-2 absoluut niet in het laboratorium kon zijn gemaakt, en dat zoveel invloed had op de internationale beeldvorming over de oorzaak van SARS-CoV-2. Het eerste argument van Andersen et al. was wetenschappelijk gezien al niet bijster sterk. In het artikel wordt namelijk gesteld dat SARS-CoV-2 inderdaad sterk bindt aan de menselijke ACE-2-receptor, maar dat computersimulaties zouden laten zien dat het niet de meest optimale manier van binding was. Maar als SARS-CoV-2 deze sterke binding heeft verkregen door middel van ‘serial passaging’, is het de natuur zelf die voor een optimale binding zorgt, en het mag duidelijk zijn dat natuurlijke processen zich niets aan hoeven te trekken van de criteria zoals die door een computermodel worden voorgeschreven. De binding van SARS-CoV-2 was voldoende goed voor het virus om te functioneren, zo bleek. Het veroorzaakte immers een wereldwijde pandemie.

Natuurlijk moest de FCS door Andersen et al. besproken worden, de meest opvallende eigenschap van SARS-CoV-2. De auteurs stellen dat een dergelijke FCS verkregen kan worden door ‘serial passaging’ in cellijnen of in proefdieren. Daarop gebaseerd is hun stelling dat de FCS van SARS-CoV-2 door mutaties en recombinatie van genetisch materiaal van verschillende coronavirussen kan zijn ontstaan. In theorie is dit juist, en Andersen et al. spreken dan ook de verwachting uit dat er in de toekomst meer nauw aan SARS-CoV-2 verwante virussen zullen worden gevonden met een partiële of complete FCS. Maar dat is niet gebeurd, en inmiddels is gebleken dat zelfs coronavirussen die nauwer verwant zijn aan SARS-CoV-2 dan RaTG13 niet over een FCS beschikken.

En zelfs al zou SARS-CoV-2 haar FCS op een natuurlijke manier verkregen kunnen hebben, dan nog wil dat niet zeggen dat dit werkelijk gebeurd is, omdat het dan ook door middel van serial passaging gebeurd zou kunnen zijn. Dat wilden de auteurs ontkrachten door te verwijzen naar een studie waarin werd gesuggereerd dat de pangolin, een klein geschubd diertje, de tussengastheer zou kunnen zijn voor SARS-CoV-2, als onderbouwing voor de zoönosetheorie. Maar ook dit was een dwaalspoor. Er bleek van alles mis te zijn met deze studie, en de auteurs moesten uiteindelijk zelf in een officiële correctie ook erkennen dat de resultaten hun conclusie niet konden staven. Het bleek dat alle studies over dit onderwerp gebaseerd waren op genetische fragmenten die slechts bij enkele gesmokkelde en dode pangolins waren aangetroffen, zonder te weten waar en wanneer de dieren geïnfecteerd waren geraakt. Daarmee verdween ook de pangolintheorie van het toneel, om niet meer terug te keren in de wetenschappelijke literatuur over de origine van SARS-CoV-2. Uiteindelijk is het Bob Garry die in de e-mailcorrespondentie het meest waarschijnlijke scenario schetst: serial passaging van de voorloper van SARS-CoV-2 in proefdieren met een humane ACE-2-recepter om de binding van SARS-CoV-2 aan de receptor te optimaliseren, daarna gevolgd door het inbouwen van een FCS om te kunnen onderzoeken hoe dit de virulentie (ziekmakend vermogen) beïnvloedt. (Pagina 7).

Met het openbaar worden van deze e-mailcorrespondentie is duidelijk geworden wat de rol is geweest van het drietal Drosten, Koopmans en Fouchier bij het prominent in de internationale etalage zetten van de zoönosetheorie en het verwijzen van de lableaktheorie naar het rijk der complotdenkers. Vormt dit alles het bewijs dat Drosten, Koopmans en Fouchier kwade intenties hadden? Mijns inziens niet. Wel toont de correspondentie aan dat zij sterk vooringenomen waren - wellicht uit eigenbelang, wellicht ingegeven door het feit dat SARS en MERS wel zoönoses waren - en dat zij niet van zins waren om de argumenten die pleitten voor de lableaktheorie serieus in overweging te nemen. Ook toont het aan dat zij vroeg in de pandemie niet alleen bezig waren met de wetenschappelijke aspecten van SARS-CoV-2, maar grondig nadachten over hoe ze hun standpunten zo voor het voetlicht moesten brengen, dat het volk zou geloven dat het wel om een zoönose móest gaan. Drosten, Koopmans en Fouchier bedreven hier politiek, geen wetenschap. En hoewel ook wetenschappers mensen zijn, is dit niet wat objectieve wetenschappers behoren te doen.

Wat echter veel erger is, en dat is wel degelijk verwijtbaar, is dat Koopmans en Fouchier in de daaropvolgende periode, nu inmiddels bijna drie jaar lang, hun kaken stijf op elkaar hielden over wat er tijdens de teleconferentie werd besproken, en wat hun eigen rol was in de erop volgende gebeurtenissen. Nog erger wordt het als men zich bedenkt dat het tweetal systematisch alle nieuwe gegevens, die sinds februari 2020 boven tafel zijn gekomen, volledig negeren en tegen beter weten in blijven propageren dat de zoönosetheorie de meest waarschijnlijke is. Waarbij Koopmans zelfs zo ver gaat om samen met Volkskrant-journalist Maarten Keulemans de resultaten van een pre-print studie breed uit te meten, waarin wordt gesproken van het leveren van ‘definitief en onweerlegbaar bewijs’ voor de zoönosetheorie, terwijl die conclusie niet wordt geschraagd door de resultaten, en waarvan na de peer-review ook niets overblijft.

Of SARS-CoV-2 nu wel of niet een zoönose is, dergelijk gedrag van een wetenschapper, adviseur van de WHO én lid van het Outbreak Management Team, is niet minder dan zorgwekkend. In het licht van de enorme schade die door de corona-crisis wereldwijd is aangericht, is het van essentieel belang dat de twee virologen van Erasmus MC opheldering geven over de gang van zaken. Doen zij dit niet naar tevredenheid, dan is het de taak van de Nederlandse regering om een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Als SARS-CoV-2 in het lab is gemaakt, als onderdeel van gain-of-function onderzoek, dan moeten er vragen worden gesteld over de risico’s van dergelijk onderzoek, in vergelijking met de baten. Voor het Nederlandse publiek moet er duidelijkheid komen over de aard van het onderzoek dat plaatsvindt bij Erasmus MC in Rotterdam. Fouchier kwam eerder in opspraak doordat hij in 2011 een levensgevaarlijk vogelgriepvirus creëerde. Dat leidde tot een tijdelijk verbod op gain-of-function onderzoek. In het licht van de coronapandemie is het onbestaanbaar dat dergelijk onderzoek nu gewoon weer doorgaat, zonder externe controle en publieke verantwoording.

*’serial passaging’ is een cyclus waarbij een virus op een cellijn of aan een proefdier wordt toegediend, vervolgens geisoleerd en opnieuw op dezelfde cellijn wordt gebracht of aan het volgende proefdier met dezelfde kenmerken wordt toegediend. Op deze manier verkrijgt men een virus dat zich razendsnel aanpast aan deze cellijn of gastheer. Dit is een van de methoden die Ron Fouchier in 2011 toepaste bij het creëren van een gevaarlijk influenzavirus, het H5N1 virus.

Zie ook:



 
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.




©2024 De Andere Krant.
Alle rechten voorbehouden.