Lees hier al onze artikelen over het coronavirus.

Naarmate COVID-19 zich onder de bevolking verspreidt, zal het virus dat de ziekte veroorzaakt, SARS-CoV-2, waarschijnlijk in grote delen van de wereld endemisch worden, wat betekent dat het voortdurend in de populatie aanwezig is maar minder ernstige ziektegevallen veroorzaakt. Uiteindelijk – jaren of zelfs decennia in de toekomst – kan COVID-19 veranderen in een milde ziekte als de gewone verkoudheid, die door de andere vier endemische coronavirussen worden veroorzaakt.

“Ik denk dat genoeg mensen de ziekte zullen oplopen en genoeg mensen ingeënt zullen worden om de overdracht tussen personen te doen afnemen,” zegt Paul Duprex, directeur van het Center for Vaccine Research van de University of Pittsburgh. “Er zullen groepen mensen zijn die zich niet laten vaccineren en er zullen plaatselijke uitbraken zijn, maar uiteindelijk zal het een van de ‘gewone’ coronavirussen worden.”

Maar die ontwikkeling zal niet van de ene op de andere dag plaatsvinden. Het precieze traject dat SARS-CoV-2 na de pandemie zal afleggen, zal volgens experts afhangen van drie belangrijke factoren: hoe lang de mens na een besmetting immuun blijft voor het virus, hoe snel het virus zich aanpast en hoe groot het gedeelte van de oudere bevolking is dat gedurende de pandemie immuniteit heeft opgebouwd.

Afhankelijk van de manier waarop deze drie factoren zich zullen ontwikkelen, zou de wereld na de pandemie te maken kunnen krijgen met een hortende en stotende overgangsfase, waarin het virus zich voortdurend verder ontwikkeld, er lokale uitbraken plaatsvinden en de beschikbare vaccins mogelijk meerdere keren aangepast moeten worden.

“Mensen moeten beseffen dat dit virus niet zal verdwijnen,” zegt Roy Anderson, specialist in infectieziekten en epidemioloog aan Imperial College London. “Dankzij de moderne geneeskunde en de vaccins zullen we het aankunnen, maar het virus zal niet zomaar in rook opgaan.”

De lange weg naar verkoudheid

Een van de doorslaggevende factoren die de toekomst van COVID-19 zal bepalen, is de immuniteit die we tegen het virus opbouwen. Zoals bij alle ziekteverwekkers, ook SARS-CoV-2, is immuniteit niet iets wat je aan of uit kunt schakelen. Immuniteit werkt meer als een dimmer: het menselijke afweersysteem kan ons op verschillende niveaus tegen bepaalde ziekteverwekkers beschermen, waarbij we behoed worden voor ernstige symptomen maar niet per se tegen de besmetting zelf en tegen het besmetten van anderen.

In het algemeen is deze gedeeltelijke bescherming een van de redenen waarom de vier menselijke coronavirussen die ons welbekend zijn en gewone verkoudheid veroorzaken, zulke milde ziekteverwekkers zijn. Uit onderzoek dat in 2013 in het vakblad BMC Infectious Diseases is verschenen, blijkt dat mensen in het algemeen tussen de leeftijd van drie en vijf jaar voor het eerst met al deze vier coronavirussen in aanraking komen – als onderdeel van de eerste golf van infectieziekten die alle jonge kinderen oplopen.

Die eerste infecties leggen de basis voor de toekomstige immuunrespons van het lichaam. Terwijl er telkens nieuwe varianten van deze endemische coronavirussen ontstaan, heeft hun immuunsysteem al een voorsprong in het herkennen en bestrijden van deze ziekteverwekkers – niet genoeg om ze meteen volledig uit te roeien, maar wél om te voorkomen dat de symptomen ervan niet veel erger worden dan wat gesnotter.

“Het virus is ook zijn eigen vijand. Telkens wanneer het jou besmet, geeft het jouw immuunsysteem weer een opkikker,” zegt Marc Veldhoen, immunoloog aan de Universidade de Lisboa in Lissabon.

Uit eerder onderzoek is duidelijk geworden dat gedeeltelijke immuniteit ervoor zorgt dat mensen niet ernstig ziek worden, ook al slagen de coronavirussen erin het lichaam binnen te dringen. Op lange termijn zal dat waarschijnlijk ook met het nieuwe coronavirus gebeuren. Jennie Lavine, postdoctoraal-fellow aan de Emory University, creëerde op basis van de gegevens van de studie uit 2013 een model voor het traject dat het SARS-CoV-2-virus na de pandemie kan afleggen en publiceerde het op 12 januari in het tijdschrift Science. Als SARS-CoV-2 zich net als de andere coronavirussen zou gedragen, blijkt uit het model dat het waarschijnlijk over enkele tientallen jaren zal zijn veranderd in het zoveelste endemische verkoudheidsvirus.

Die overgang – van een pandemie naar een milde ziekte – zal echter afhangen van het antwoord op de vraag hoe ons immuunstelsel in de loop der tijd op SARS-CoV-2 zal reageren. Experts doen nu gericht onderzoek naar het ‘immunologisch geheugen’ dat ons lichaam van dit virus heeft. In een studie die op 6 januari in Science is verschenen, werd de immuunrespons van 188 COVID-19-patiënten gedurende vijf tot acht maanden na hun besmetting gevolgd. Hoewel er individuele verschillen optraden, kon bij 95 procent van de patiënten een zekere mate van immuniteit worden vastgesteld.

“De immuniteit neemt weliswaar na verloop van tijd af, maar ze verdwijnt zeker niet helemaal, en dat is volgens mij doorslaggevend,” zegt Lavine, die niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken.

Het is zelfs mogelijk dat een van de gewone coronavirussen die nu verkoudheid veroorzaken, in de negentiende eeuw een ernstige epidemie heeft veroorzaakt, voordat dit virus veranderde in de zoveelste milde ziekteverwekker waar mensen af en toe last van hebben. Op grond van de vertakkingen van de stamboom van dit virus – het endemische coronavirus ‘OC43’ – kwamen onderzoekers in 2005 tot de inschatting dat het eind negentiende eeuw onder mensen opdook, waarschijnlijk rond 1890. Gezien dat tijdstip denken sommige onderzoekers dat de oorspronkelijke versie van OC43 verantwoordelijk is geweest voor de ‘Russische griep’ in het laatste decennium van de negentiende eeuw, waarbij een ongebruikelijk hoog aantal neurologische symptomen optrad, iets wat ook kenmerkend is voor COVID-19.

“We hebben geen harde bewijzen, maar wel veel aanwijzingen dat dit geen influenza-pandemie was, maar een coronavirus-pandemie,” zegt Veldhoen.

Smeltkroes van de evolutie

Hoewel herinneringen aan de sterfgevallen die coronavirussen in het verleden hebben veroorzaakt, na verloop van tijd weer vervagen, zal de lange weg naar een probleemloos samenleven van de mens met het SARS-CoV-2-virus waarschijnlijk niet zonder obstakels zijn. Op middellange termijn zal de uitwerking van het virus vooral afhangen van de manier waarop het zich verder ontwikkelt.

SARS-CoV-2 verspreidt zich nu ongecontroleerd over de hele wereld, en telkens als het zichzelf kopieert, bestaat de kans op mutaties die het virus kunnen helpen om nog beter in zijn menselijke gastheer binnen te dringen.

Het menselijk immuunstelsel beschermt de meesten van ons tegen ernstige ziekten, maar het is ook een soort smeltkroes waarin het virus onder druk van onze afweer de mutaties selecteert waarmee het zich het best aan menselijke cellen kan hechten. In de komende maanden en jaren zal blijken hoe goed ons immuunsysteem op deze aanpassingen zal reageren.

De nieuwe SARS-CoV-2-varianten maken grootscheepse vaccinatieprogramma’s en andere maatregelen om de overdracht van het virus te verhinderen, zoals het dragen van mondkapjes en social distancing, belangrijker dan ooit. Hoe minder het virus zich kan verspreiden, des te minder kans het heeft om te muteren.

De huidige vaccins werken waarschijnlijk ook goed tegen de nieuwe varianten, zoals de B.1.1.7-lijn, die voor het eerst in Groot-Brittannië opdook, in de zin dat de vaccins ook in dit geval ernstige ziektegevallen kunnen voorkomen. Door de toediening van een vaccin en bij natuurlijke besmetting ontstaan in het lichaam zwermen van antilichamen, die zich vastzetten op talloze verschillende delen van de eiwitten in de uitsteeksels of ‘spikes’ aan de buitenzijde van het SARS-CoV-2-virus. Dat betekent dat één enkele mutatie het virus niet zomaar onzichtbaar maakt voor ons immuunsysteem.

(Lees ook: Waarom de kou onze afweer tegen luchtweginfecties ondermijnt)

Maar toekomstige mutaties zouden varianten van het SARS-CoV-virus kunnen voortbrengen die de beschikbare vaccins gedeeltelijk omzeilen. In een preprint-studie die op 19 november werd gepost, tonen Duprex en zijn collega’s aan dat mutaties die in staat zijn om een deel van de eiwitregio op de uitsteeksels van SARS-CoV-2 te verwijderen, ervoor kunnen zorgen dat menselijke antilichamen zich niet langer op die plekken aan het virus kunnen hechten.

“Wat ik tijdens ons eigen onderzoek heb ontdekt, is dat de evolutie met duivelse elegantie te werk gaat,” zegt Duprex.

In andere laboratoria werd ontdekt dat de mutaties van 501Y.V2, de variant die voor het eerst in Zuid-Afrika opdook, het nieuwe coronavirus bijzonder efficiënt maken in het omzeilen van antilichamen. In een ander preprint-onderzoek dat op 19 januari werd gepubliceerd, werd gekeken naar 44 herstelde COVID-19-patiënten in Zuid-Afrika, waarbij bleek dat 21 van hen de 501Y.V2-variant niet hadden geneutraliseerd. Die 21 patiënten hadden echter milde tot matige klachten, dus hadden ze sowieso geen hoog niveau aan antilichamen opgebouwd, wat misschien kan verklaren waarom ze de 501Y.V2-variant niet konden uitschakelen.

Tot dusver lijken de nu goedgekeurde vaccins (die het lichaam aanzetten tot de aanmaak van hoge concentraties antilichamen) ook werkzaam te zijn tegen de meest zorgwekkende varianten. In een derde preprint-onderzoek dat op 19 januari is verschenen, toonden de auteurs aan dat de antilichamen van twintig patiënten die waren ingeënt met de vaccins van Pfizer-BioNTech of Moderna, zich niet zo goed hechtten aan virussen met de nieuwe mutaties dan aan eerdere stammen. Maar ze herkenden deze virussen dus wel en hechtten zich eraan, wat betekent dat ze in elk geval tegen ernstige vormen van COVID-19 beschermen.

De nieuwe varianten vormen nog een ander soort bedreiging. Sommige van de nieuwe stammen, zoals B.1.1.7, lijken besmettelijker te zijn dan eerdere stammen van SARS-CoV-2, en als deze varianten zich ongecontroleerd zouden verspreiden, zouden ze veel meer mensen ernstig ziek kunnen maken, met het risico dat zorgstelsels overal ter wereld alsnog overbelast raken en er zich nog meer sterfgevallen zullen voordoen. Volgens Veldhoen zouden de nieuwe varianten ook een groter risico op herbesmetting met zich meebrengen, van mensen die al zijn hersteld van COVID-19.

Onderzoekers houden de nieuwe varianten scherp in de gaten. Als de bestaande vaccins in de toekomst aangepast moeten worden, kan dat volgens Anderson snel gebeurden. Voor de momenteel goedgekeurde mRNA-vaccins, zoals die van Pfizer-BioNTech en Moderna, duurt dat ongeveer zes weken. Maar in dat tijdschema is geen rekening gehouden met de toelatingsprotocollen die de aangepaste vaccins moeten doorlopen.

Naarmate de evolutie van SARS-CoV-2 voortschrijdt, zullen er volgens Anderson misschien stamlijnen van het virus ontstaan die het noodzakelijk maken om de vaccins ertegen voor specifieke regio’s van het virusdeeltje aan te passen, zoals dat ook bij vaccins tegen pneumokokken gebeurt. Om te voorkomen dat nieuwe varianten van SARS-CoV-2 zich verder verspreiden, zal er een wereldwijd netwerk nodig zijn dat met behulp van geaccrediteerde laboratoria nieuwe varianten oppikt, sequentieert en bestudeert, zoals dat nu al gebeurt met varianten van het griepvirus.

“We moeten ermee leren leven, we zullen mensen voortdurend moeten vaccineren en we zullen een permanent en geavanceerd waarschuwingssysteem moeten hebben waarmee we de evolutie van het virus op moleculair niveau in de gaten kunnen houden,” zegt Anderson.

Voor- en nadelen van wereldwijde vaccinatie

Experts zijn het erover eens dat de overgangsperiode na de pandemie wordt bepaald door de immuniteit onder de bevolking, vooral bij oudere en kwetsbare groepen. Jongere mensen, met name kinderen, zullen in de loop der jaren hun eigen immuniteit tegen SARS-CoV-2 opbouwen omdat ze er voortdurend aan worden blootgesteld. Maar de volwassenen van nu hebben die luxe niet gehad, waardoor hun immuunsysteem ‘naïef’ en kwetsbaar blijft.

Het antwoord op de vraag wanneer precies de verspreiding van het virus wordt afgeremd door het bereiken van wereldwijde immuniteit, wordt bepaald door de besmettelijkheid van toekomstige varianten. Maar tot nu toe komt uit onderzoek naar de eerdere varianten van het SARS-CoV-2-virus naar voren dat tenminste 60 à 70 procent van de wereldbevolking immuniteit moet hebben opgebouwd om een einde te maken aan de pandemie-fase.

Die immuniteit kan op twee manieren worden bereikt: door grootschalige vaccinatie of door het herstellen van een natuurlijke besmetting. Maar als immuniteit op grote schaal bereikt moet worden door de ongecontroleerde verspreiding van het virus, dan moet daarvoor een vreselijke prijs worden betaald: wereldwijd nog eens honderdduizenden doden en ziekenhuisopnamen. “Als we de vaccinaties niet doorzetten en daartoe oproepen, dan moeten we besluiten hoeveel oude mensen we willen opofferen – en ik zou niet degene willen zijn die dat besluit neemt,” zegt Duprex.

Jeffrey Shaman, expert in infectieziekten aan de Columbia University, wijst erop dat door de huidige vaccinatieprogramma’s in de wereld ook de verschillen tussen de zorgstelsels in arme en rijke landen duidelijk worden. Aan de hand van een veelbekeken kaart die in december werd gepost, schat The Economist Intelligence Unit dat rijke landen begin 2022 over meer dan voldoende vaccins kunnen beschikken, terwijl dat voor arme landen in Afrika en Azië pas in 2023 het geval zou kunnen zijn.

Pogingen om vaccinatieprogramma’s in ontwikkelingslanden op te zetten zullen deels afhangen van de vraag of de vaccins bij normale koelkasttemperaturen opgeslagen kunnen worden, zoals de vaccins die momenteel worden ontwikkeld door Oxford/AstraZeneca en Johnson & Johnson.

(Lees ook: Coronavirus 101: wat je moet weten)

Volgens een schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waren er op 18 januari inmiddels veertig miljoen doses van COVID-19-vaccins toegediend, vooral in de rijkste landen. In Afrika waren slechts twee landen (de Seychellen en Guinee) begonnen met het verstrekken van vaccins, zij het dat in het arme Guinee nog maar 25 mensen met een dosis waren ingeënt.

“Het hamsteren van vaccins [in de rijke landen] zal de rampspoed in Afrika verlengen en het herstel van het continent alleen maar vertragen,” zei Matshidiso Moeti, directeur Afrika van de WHO, in een verklaring. “Het is uiterst onrechtvaardig dat de meest kwetsbare groepen Afrikanen gedwongen zijn om op een vaccin te wachten terwijl in de rijke landen groepen worden ingeënt die minder risico lopen.”

Naarmate er in steeds meer landen steeds meer vaccins beschikbaar zullen komen, zullen al die landen internationale reizigers waarschijnlijk confronteren met een lappendeken van regelgeving voor de toelating en inzet van vaccins. Maar als het virus uiteindelijk endemisch wordt en zich op dezelfde manier onder de bevolking verspreidt als gewone verkoudheidsvirussen, zullen vaccins misschien niet altijd meer nodig zijn, denkt Lavine.

Maar zelfs de meest gunstige inschattingen van de experts monden uit in vage onzekerheid. De verdere ontwikkeling van dit virus zal in de loop der jaren en zelfs decennia door talloze factoren worden bepaald – van de mate van herbesmetting en besmettelijkheid tot de druk van COVID-19-patiënten op zorgstelsels na de pandemie en het ontstaan van nieuwe varianten.

“Het zal helaas veel tijd vergen,” zegt Shaman. “Want alleen de tijd zal het ons leren.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com