Direct naar artikelinhoud
ten geleide

Racisme in Nederland: we hebben nog een lange weg te gaan

Racisme in Nederland: we hebben nog een lange weg te gaan

Ach, racisme: het helpt om erover te lezen, maar zodra je er zelf iets van ervaart, snap je er ineens stukken meer van.

Een gevolg van mijn Oost-Europese correspondentschap voor deze krant is dat bij ons thuis Roemeens de voertaal is. We gaan over op het Nederlands zodra er mensen bij zijn die geen Roemeens verstaan. Een schemerzone is de openbare ruimte. Als we daar anonieme voorbijgangers willen behagen, moeten we geen Roemeens praten. Als je wantrouwende blikken krijgt, kan het nog zijn dat je je dat inbeeldt. Als je in basaal Engels krijgt uitgelegd dat je ergens geen fiets mag plaatsen of niet zo vriendelijk krijgt toegeroepen: ‘no cash here!’, is het lastiger geen verband te zien met de taal die je spreekt.

U vindt de speciale Digitale Editie over racisme in Nederland hier.

In de documentaire Wit is ook een kleur voert Sunny Bergman een experiment uit. Een witte Nederlander die zijn fietsslot niet openkrijgt, wordt geholpen door omstanders. Een zwarte Nederlander met hetzelfde probleem krijgt te maken met mensen die de politie gaan bellen. Wij hebben ons eigen experiment, simpel en altijd weer makkelijk reproduceerbaar. Het heet: ‘Bij de scankassa van de supermarkt Roemeens spreken’. Klanten worden daar steekproefsgewijs gecontroleerd. Spreken wij Nederlands, dan worden we steevast gecategoriseerd als eerlijke scanners. Spreken we Roemeens, dan zitten we altijd maar ook echt altíjd bij de vermeende dieven die moeten worden gecontroleerd.

Ik had het over de scankassa met een Iraanse vriend, Jamal. Die moest daar om lachen: ‘Als je wil weten wat ik meemaak: jouw scankassa maal honderd!’

Ach, het begint al voordat mensen je überhaupt hebben gezien, zodra ze je achternaam lezen. We kennen een Roemeense vrouw die in Nederland een tijd solliciteerde onder haar eigen naam, Theodora Chelaru, en louter afwijzingen ontving. Zij kortte haar voornaam in tot Teddy en ging solliciteren onder de achternaam van haar man, De Haan. Teddy de Haan had precies hetzelfde curriculum als Theodora Chelaru, maar zij was op de arbeidsmarkt wel succesvol. 

Een identiek verhaal werd onlangs in een interview verteld door minister van Buitenlandse Handel en D66-lijsttrekker Sigrid Kaag. Haar kinderen dragen de achternaam van hun vader, Al-Qaq. Een van hen solliciteerde een tijdje onder de naam Al-Qaq en kreeg tientallen afwijzingen. Toen hetzelfde kind met dezelfde motivatiebrief onder de naam Kaag ging solliciteren, mocht het meteen op gesprek komen.

Tot zover het geschreven woord. Kaag vertelde in hetzelfde interview dat zij, in de jaren dat het gezin in Genève woonde, er altijd voor zorgde dat zij bij het naderen van de Zwitserse grens aan het stuur zat in plaats van haar man, om de simpele reden dat douaniers een chauffeur met een donkere huidskleur fors konden wantrouwen.

Over wantrouwen waarmee mensen met een donkere huidskleur in het openbaar vervoer te maken kunnen krijgen, is al veel bericht. Thierry Baudet haalde vorig jaar februari nog het nieuws met een tweet over ‘dierbare vriendinnen’ die werden lastiggevallen door ‘Marokkanen’ (die Marokkanen bleken NS-medewerkers in burger die zwartrijders controleerden). Onze vriend Jamal, in het bezit van een niet-Europees uiterlijk, heeft zijn minder leuke ervaringen in treinen en bussen, maar beduidend vervelender vindt hij wat hij ‘de portemonneereflex’ noemt. Je staat ergens in de rij, je ziet mensen naar je kijken en je ziet vervolgens hoe hun handen naar hun broek- of jaszak gaan, om te kijken of ze hun portefeuille nog wel hebben. Het is een veelvoorkomend verschijnsel, doch lastig bespreekbaar, omdat mensen die controleren of ze hun portemonnee nog hebben zullen ontkennen dat dit te maken had met iemand die in hun buurt stond.

Er is wat te zeggen voor de hypothese dat racisme in onze contreien in een halve eeuw tijd van iets expliciets en onverbloemds iets meer impliciets en verhulds is geworden – al blijkt uit de verhalen van ervaringsdeskundigen in deze Editiespecial dat pijnlijk expliciet racisme ook in Nederland allesbehalve uitgestorven is.

Een kleine halve eeuw geleden speelde ik met een neefje met een Molukse vader in het zand van een Zeeuws strand. Daar had je Duitse vakantiegangers die hun kinderen die zich bij ons wilden voegen luid en duidelijk toeriepen: ‘Nicht mit dem Mulatten!’ Het is moeilijk voorstelbaar dat ouders van tegenwoordig op een strand nog zoiets roepen. Wat wel gebeurt, is iets wat mijn neef mij vertelde: dat ouders beleefd glimlachend hun kind op het strand bij jouw donkere kind weghalen.

Misschien dat die ouders dat zullen omschrijven als ‘voor zekerheid kiezen’. Die term heb ik van een tv-journalist van Nigeriaanse origine met wie ik een paar keer op stap was voor de crossmediaredactie van deze krant. Toen hij een keer aan het einde van een sollicitatieprocedure vroeg waarom de keuze niet op hem was gevallen maar op een witte kandidaat met een zeer vergelijkbaar curriculum, hoorde hij van de werkgever dat dit een ‘keuze voor zekerheid’ was.

We hebben nog een lange weg te gaan. 

In deze speciale Digitale Editie heeft de redactie voor u een breed palet aan relevante stukken uit de Volkskrant van de afgelopen vier jaar gerangschikt en gebundeld: interviews, analyses, onderzoeksjournalistiek, reportages, profielen, reconstructies, essays en (historische) beschouwingen. Samen tonen ze eens te meer aan hoe complex het racismedebat is. De dialoog over dit onderwerp zal een lastige blijven. Alle auteurs in deze Editiespecial kunnen ons er een beetje bij helpen. 

Olaf Tempelman, verslaggever de Volkskrant