Een medewerker van het kabinet of het secretariaat van de koningin belde volgens de onderzoekers met de vicepresident van Eurojust (de Europese organisatie die zich bezighoudt met de internationale samenwerking bij strafzaken) en liet weten dat mogelijke vervolging van Poch, die in 2017 werd vrijgesproken, "pijnlijk was voor Máxima".
Jorge Zorreguieta, de vader van Máxima, was landbouwminister tijdens het regime van de Argentijnse dictator Jorge Videla.
Roelof Jan Mansholt, toenmalig vicevoorzitter van Eurojust, verklaart tegenover de commissie dat hij in 2007 werd gebeld door een medewerker uit de kringen van het Koninklijk Huis, die zich afvroeg of "die zaak tegen die Argentijnse piloot nou wel nodig was". Zij vervolgde dat het "zo pijnlijk was voor Máxima".
Die opmerking schoot Mansholt in het verkeerde keelgat, zo verklaarde hij tegenover de commissie. Hij zei: "Ik denk dat de zaak veel pijnlijker is voor de slachtoffers die uit het vliegtuig zijn gegooid en de nabestaanden."
Mansholt verzocht de medewerker een "met redenen omkleed schriftelijk verzoek" in te dienen. Dat is er nooit gekomen.
De zaak in het kort
- Julio Poch (68) woont sinds 1988 in Nederland.
- Vlak voor zijn pensioen werd hij in Valencia opgepakt en uitgeleverd.
- Argentinië, zijn geboorteland, wilde hem berechten voor deelname aan de dodenvluchten.
- Deze werden tussen 1976 en 1983 tijdens het regime van dictator Jorge Videla uitgevoerd.
- Na acht jaar voorarrest werd Poch in 2017 vrijgesproken.
- Poch eist een schadevergoeding van 5 miljoen euro.
Rechercheurs krijgen te maken met 'onverklaarbaar uitstel'
De commissie deed navraag bij het Koninklijk Huis naar aanleiding van de verklaringen, maar dat leverde niets op. Mensen die destijds in dienst waren bij het Koninklijk Huis, maar ook koning Willem-Alexander, koningin Máxima en prinses Beatrix hebben aangegeven dat hen niets bijstaat over een dergelijk telefoontje, meldt de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) maandag in een reactie.
Mansholt heeft geen aantekeningen van zijn gesprek gemaakt. De commissie noemt hem "een betrouwbare getuige".
Uit het onderzoek blijkt verder dat de rechercheurs in dezelfde periode te maken krijgen met "onverklaarbaar uitstel" van besluiten die nodig waren om onderzoeksactiviteiten uit te voeren. Of dit ook met de interventies vanuit het Koninklijk Huis te maken heeft, blijft onduidelijk.
Een chef van de Unit Informatie Nationale Recherche (UINR) liet weten dat er in de zaak "een klein oranje lampje" was gaan branden, omdat de vader van de dan toekomstige koningin deel had uitgemaakt van de Argentijnse regering ten tijde van de dictatuur.
Een officier van justitie verklaarde "tegen een muur aan te lopen". Dat bleek ook uit de beslissing om een reis naar Argentinië in deze periode af te blazen. "Het is voor mij een raadsel waarom in deze zaak de wielen in het zand worden getrokken. Verschaffing van duidelijkheid zou meer dan welkom zijn", schreef een anoniem gebleven CIE-officier van justitie in een memo.
Ook heeft de commissie niet kunnen achterhalen waarom er werd getraineerd, "als gevolg van ontbrekende documentatie en gebrek aan herinneringen bij de betrokken leidinggevenden van zowel de Nationale Recherche als het Landelijk Parket". De commissie tekent wel op dat "een zekere gevoeligheid" in verband met het Koninklijk Huis speelde, al dan niet op de achtergrond.
Commissie: Overheid heeft juist gehandeld in zaak-Poch
De commissie, onder leiding van voormalig procureur-generaal bij de Hoge Raad Ad Machielse, concludeert tot slot dat de overheid juist heeft gehandeld in de zaak-Poch. Ook blijkt dat toenmalig minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin geen persoonlijke opdracht heeft gegeven tot het onderzoek.
De vermoedens tegen Poch waren volgens de commissie van dien aard dat Nederland op grond van internationale verdragen een onderzoek moest instellen en dat aan Argentinië inlichtingen moesten worden verstrekt.
Ook het verstrekken van de vluchtgegevens van Poch, waardoor hij in 2009 in Madrid (op de laatste vlucht voor zijn pensioen) kon worden gearresteerd, is volgens de commissie geoorloofd. Er was dus geen sprake van een verkapte uitlevering.
De grote vraag is hoe het Koninklijk Huis al zo vroeg op de hoogte kon zijn geweest van het onderzoek naar Poch. In 2007 verkeerde het namelijk nog in de eerste fase. De toenmalige minister van Justitie verklaarde dat hij pas in oktober 2007, dus een aantal maanden later, van het onderzoek hoorde.
NUjij: Uitgelichte reacties