Terug naar de krant

Filosoof Marli Huijer: ‘Niemand heeft récht op een zo lang mogelijk leven’

Leeslijst interview

Corona Jongeren moeten naar festivals en cafés kunnen, zegt filosoof Marli Huijer. En kinderen moeten naar school. „Het zou erom moeten gaan wat een goed leven is.”

Leeslijst

Marli Huijer (65), filosoof, hoogleraar en voormalig arts, betoogt sinds maart al hoe gevaarlijk en slecht lockdowns zijn. Als maatregel tegen corona zijn ze buiten proportie. Ze vindt ook dat jonge mensen meer recht op een IC-plek hebben dan oude mensen. Dit gesprek, afgelopen maandag bij haar thuis in Amsterdam, begint bij de vormende jaren in haar jeugd. Ze zegt: „Mijn ouders waren gereformeerd, behoorlijk streng. Op zondag mochten we niet buitenspelen, niet sporten, niets kopen. Ze kwamen van Goeree-Overflakkee, maar ik ben geboren in Amsterdam. Voor het werk van mijn vader zijn we vaak verhuisd. Hij was een gepromoveerd natuurkundige. Hij werkte bij de kruitfabriek in Muiden, later bij Philips in Eindhoven en Stadskanaal. Op zijn 57ste is hij overleden aan longkanker, door het roken. Dat brengt me op de 13.000 coronadoden van het afgelopen jaar, en dit jaar misschien weer, maar dan is het vermoedelijk voorbij. Vergelijk dat eens met de 20.000 tabaksdoden íeder jaar, en hoe weinig we op maatschappelijk niveau doen om díe te voorkomen.”

U ging aan de (gereformeerde) Vrije Universiteit studeren. Was dat vanwege het geloof?

„Omdat mijn vader dat per se wilde. Ik geloofde toen al niet meer. Op mijn zestiende was ik vragen gaan stellen. Wie is God dan? Dat leverde in het gezin grote problemen op.”

Uw vader wilde ook dat u geneeskunde ging doen?

„Nee, dat vond hij onder mijn niveau. Een beroepsopleiding.” Ze lacht. „Hij wilde dat ik natuurkunde zou gaan studeren. Maar ik was zo in verzet tegen hem dat ik dacht: bekijk het maar. Geneeskunde was mijn moeders idee. Ze had zelf verpleegkunde gedaan. Toen ze trouwde moest ze stoppen. Daar is ze haar hele leven boos over gebleven. Voor mij was geneeskunde niet mijn grootste passie. Die lag bij de filosofie.”

U zocht naar antwoorden?

„Zoals meer vrouwen van mijn generatie was ik geïnspireerd door Simone de Beauvoir. Het grappige is dat mijn vader ook zeer geïnspireerd was door de existentialisten. Voor Sinterklaas gaf hij me De wegen der vrijheid van Jean-Paul Sartre. Dus ja, ik verzette me tegen mijn vader, maar hij was wel degene die me intellectueel stimuleerde. Terwijl ik nota bene drie broers heb. Vanaf dat ik klein was investeerde hij in me. Samen rekenen, samen natuurkunde, samen filosofie. Het clashte enorm, maar het maakte me wel scherp. In de filosofie vond ik een waaier aan theorieën en ideeën waarmee ik het debat met mijn vader kon winnen.”

En uw broers?

„Mijn oudste broer bleef twee keer zitten, waardoor we tegelijk in de eerste klas van de middelbare school zaten. Ik haalde negens en tienen, hij onvoldoendes. Mijn vader kon dat niet uitstaan. We werden voortdurend met elkaar vergeleken. Toevallig had ik het er laatst nog met mijn broer over. Door de lockdown krijg ik vaker van die flarden terug uit het verleden en ik zei: door die ruzies van pa met jou en de jongere broers wilde ik lagere cijfers halen. Liever solidair met hen dan altijd maar het slimme meisje. Niet voor niets zijn twee van hen naar Canada geëmigreerd. De een heeft een elektriciteitsbedrijf opgezet en is aannemer geworden. De ander zit in de weg- en waterbouw. Ze hebben het goed gedaan. Al had ik het leuk gevonden als ze gestudeerd hadden. Het was nu vaak eenzaam. Mijn vader was de eerste generatie die ging studeren in de mannelijke lijn en ik was dat in de vrouwelijke lijn.

„De geschiedenis van mijn ouders mag geen rol spelen in mijn argumentatie, maar ik krijg nu soms mails van mensen – je wilt niet weten hoe naar. ‘Hoe kunt u zeggen dat een leven dat maar 60 jaar geduurd heeft ook de moeite waard is?’ Jeetje mina. Moet ik het leven van mijn vader afschrijven omdat hij 57 is geworden? Dan voel ik me echt geraakt. Die emotie probeer ik erbuiten te houden, want ik snap heel goed dat mensen van 70 ook 75 willen worden, of 80. Alleen denk ik: waarom zo weinig empathie met mensen die de 60 níet halen? Dat zijn vooral mensen met een lage sociaaleconomische status, die door factoren als stress, depressie, suikerziekte, roken, zwaar alcoholgebruik en ernstig overgewicht een lagere levensverwachting hebben. Ik kan me ook met hen identificeren, want hoewel mijn vader hoogopgeleid was, was hij in armoede opgegroeid. Al zijn broers rookten.”

Lees ook ‘Zelfbeheersing is een deugd die we zijn kwijtgeraakt’
Wijkagenten in een park in Den Haag controleren  of mensen zich aan de coronamaatregelen houden.

Wat maakt de mensen die u mailen boos?

„Ze vinden het onacceptabel dat ik jonge mensen, die ‘feestvieren’ en ‘alle regels aan hun laars lappen’, op allerlei fronten voorrang zou willen geven boven hen. Ze zijn van plan om 90 of 100 te worden, zeggen ze, en ik zal hen nooit kunnen tegenhouden in die wens. En ja, ik vind het inderdaad lastig om te doen alsof iemand van 75 evenveel recht heeft op een IC-plek als iemand van 20. Wat is recht in deze? Je hébt geen recht op een zo lang mogelijk leven. Je hebt het recht om tegen een vroegtijdige dood te worden beschermd. Een jongere die doodgaat omdat er geen plek is op de IC gaat vroegtijdig dood. Iemand van 80 niet. De mensen die daar kwaad over worden gaan alleen voor hun individuele belang. Er lijkt bij hen geen besef te zijn van een collectief belang. Dat vind ik schrijnend. Al krijg ik ook mails van mensen die zeggen: ik ben 75 en zo nodig zou ik mijn plek op de IC onmiddellijk aan een 20-jarige geven. Sterker, ze willen sowieso niet op de IC terechtkomen. En ook niet in het ziekenhuis.”

Tot welke leeftijd vindt u de dood vroegtijdig?

„De gemiddelde levensverwachting is nu bijna 82, sinds 2002 hebben we er weer drie jaar bij gekregen. Je zou kunnen zeggen: onder de 78 is vroegtijdig. Zelf zou ik de grens bij 75 leggen, of 70. Ik heb het vaker gezegd: sinds 1950 is de levensverwachting met tien jaar toegenomen, en dat hebben we te danken aan welvaart, beter onderwijs en betere medische voorzieningen. We gaan er de hele tijd vanuit dat het meer wordt: meer welvaart, nog beter onderwijs, medische technologie. Maar ten koste van wat? De natuur, het klimaat, toekomstige generaties, mensen elders in de wereld, andere levende wezens.”

U bent toen u al arts was gepromoveerd op ‘Aids en de bestaansesthetiek van Foucault’, ofwel ‘De kunst gewoon te leven’. Wat trok u aan in Foucault?

„Ik werkte bij een Consultatie Bureau voor Alcohol en Drugs en dat vond ik zo saai dat ik daarnaast filosofie was gaan studeren. In het tweede jaar lazen we Surveiller et punir, toen net vertaald als Discipline and punish, ofwel Discipline, toezicht en straf, de geboorte van de gevangenis. Ik dacht: wat Foucault beschrijft, dat is precies wat op dit moment gebeurt in de verslavingszorg. Alle gegevens van gebruikers moesten we registreren, alle bestanden werden gekoppeld aan die van de politie. Daar begint toezicht mee: transparantie. Voor mij was het reden om ontslag te nemen, wat nog niet zo simpel was, want mijn partner studeerde nog en we hadden al een kind.

„Toch was het een goede beslissing. Ik wilde daar niet aan meedoen. Wat ik later in mijn proefschrift heb uitgewerkt, en wat me nog steeds bezighoudt, is Foucaults methode om in geschiedenis te zoeken naar wat het mogelijk heeft gemaakt hoe we nu denken en leven. Dus die tien jaar levensverwachting extra sinds 1950, wat betekent dat voor hoe we nu reageren op corona? Stel dat we die tien jaar er niet bij hadden gekregen, dat we nu nog dezelfde levensverwachting hadden gehad als toen, dan hadden we waarschijnlijk niet eens in de gaten gehad dat er corona wás.”

In 1950 zouden we het virus niet hebben opgemerkt?

„Omdat er veel minder 70-plussers waren, 470 duizend tegen 2,4 miljoen nu. En 90 procent van de mensen die aan corona sterven, is ouder dan 70. En we kenden de structuur van het dna nog niet. We konden virussen niet op dezelfde manier detecteren als nu. Misschien zou er wat meer sterfte zijn geweest, maar dat zouden we hebben toegeschreven aan toeval. Als we over dertig jaar of langer terugkijken naar deze pandemie, zou het heel goed zo kunnen zijn dat we zeggen: corona heeft geleid tot een transformatie in ons denken en handelen. We dáchten toen dat we controle hadden. En dat was niet zo. Door de antibiotica waren er in Nederland sinds 1950 vrijwel geen infectieziekten meer die we niet konden behandelen, behalve aids, en opeens bleek dat een simpel virus ons helemaal onderuit kon halen. En ons gezondheidszorgsysteem, waarvan we meenden dat het nauwelijks beter kon, bleek niet toegerust om dat op te vangen.”

Lees ook dit artikel uit 2015
Er is niets mis met een beetje    discipline

Hoe u over lockdowns denkt is ook beïnvloed door Foucault?

„Hij heeft veel over epidemieën geschreven, met name over de pestepidemie in de zeventiende eeuw, en hij laat zien dat die altijd tot disciplineringsmaatregelen leiden. En dat die maatregelen niet worden teruggedraaid als de epidemie voorbij is. Bestuurders hebben gezien wat de voordelen zijn. Het afgelopen jaar hebben we ik weet niet hoeveel ervaring opgedaan met hoe je een hele samenleving plat kunt leggen en hoe je mensen tot bepaald gedrag kunt brengen. Het toezicht, de surveillance, is toegenomen. Ten tijde van de pest bestond die nog uit rapportage aan de deur. Per straat of wijk was er een inspecteur die keek: wat doen mensen? Nu hebben we Zoom en Teams. Die gaan veel verder, alle data worden opgeslagen en we hebben geen idee wat ermee gebeurt. Wie surveilleert er wat en waarom?

„Wat je wel weet: dat hiermee gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal kunnen worden bestudeerd, en niet van tien mensen, maar van miljoenen, misschien wel miljarden. Het vergroot de mogelijkheden voor nudging en manipulatie gigantisch. Werkgevers kunnen met Zoom en Teams en andere digitale technieken precies registreren wat werknemers doen, hoe laat ze in- en uitloggen, wat ze zeggen, óf ze iets zeggen. Alles is zichtbaar geworden en werknemers hebben onderling nauwelijks contact. Het doet denken aan de koepelgevangenis, het panopticum, waar Foucault zijn theorie over de gedisciplineerde samenleving op baseert: de cirkel waarin elke gevangene in zijn eigen cel zit, met in het midden een toren met een wachter. De gevangenen kunnen niets uitrichten, want contact is onmogelijk, de ultieme disciplinering. Wanneer je het van die kant bekijkt, kun je zeggen: doordat we nu allemaal gedwongen thuiszitten, kunnen we niet in opstand komen en ons afvragen: moet dit wel zo en is dit een goede ontwikkeling?”

In 1950, met de levensverwachting van toen, hadden we waarschijnlijk niet eens in de gaten gehad dat er corona wás

Foucault zegt ook dat de wachter niet eens zichtbaar hoeft te zijn.

„We internaliseren de regels en disciplineren onszelf, ja. En daar zijn ook goede redenen voor. Van oudsher zijn mensen zich ervan bewust dat ze elkaar kunnen besmetten. Dus gaven ze elkaar geen hand en bleven thuis als ze een infectie hadden. Of ze werden geïsoleerd. Dat soort regels waren we vergeten door de antibiotica. Een kuurtje en je was weer beter. Ik heb die anderhalve meter afstand van meet af aan een goed idee gevonden. Waarom is daar niet veel meer op ingezet? Waarom hebben we niet gezegd: we gaan maximaal investeren in het bewustzijn dat we kwetsbare wezens zijn en geveld kunnen worden door een infectie? Maar we vertrouwen die oude volkswijsheden niet meer. We zijn veel te bang dat we het er niet mee zouden redden. Dat het zorgsysteem overbelast zou raken.”

De ziekenhuizen zijn toch overbelast?

„Maar dat komt door hoe we het zorgsysteem georganiseerd hebben. Dat is een ander probleem dan het grote aantal besmettingen. Of hoe makkelijk die besmettingen worden doorgegeven aan kwetsbare mensen. We hadden badges voor jongeren kunnen ontwikkelen: ‘ik heb gefeest, blijf uit mijn buurt’. Musea, cafés en bioscopen hadden wél veel en verstandig geïnvesteerd in afstand houden, en kijk: in december werden ze afgestraft met een nieuwe lockdown. En waarom? Alleen maar omdat de testcijfers zo hoog waren. Het zou erom moeten gaan hoeveel mensen door naar een café of een bioscoop te gaan erg ziek worden.”

En hoeveel van hen vroegtijdig sterven?

„Wat dus iets anders is dan zo lang mogelijk leven. Wat heb je aan tien jaar erbij als je oud en eenzaam zit opgesloten in je huis? Het zou er ook om moeten gaan wat een goed leven is. Als we daar een idee van hebben, kun je kijken welke coronamaatregelen daarbij passen.”

Wat is een goed leven?

„Dat je als kind onderwijs krijgt. De nadelen die we kinderen en jongeren berokkenen door de scholen dicht te gooien zijn onevenredig groot. Sommigen van hen zullen er hun hele leven last van houden. Ze lopen leerachterstanden op, hun levensverwachting gaat omlaag. Verder hoort bij een goed leven dat we elkaar kunnen zien, met elkaar kunnen praten, elkaar kunnen aanraken. Het gebrek aan sociale interactie maakt dat de samenleving atomiseert en de loyaliteit aan de publieke zaak afneemt. Iedereen in zijn eigen cel, allemaal onze eigen werkelijkheid.”

Correctie (16 januari 2021): in een eerdere versie van dit artikel stond in de intro een zin die niet klopte met het stuk. Dat is hierboven aangepast.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 16 januari 2021.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in