Direct naar artikelinhoud
OpinieStrafrechtelijke vervolging Mark Rutte

Waarom tegen Mark Rutte geen aangifte is gedaan en wel tegen Hoekstra, Snel, Asscher, Wiebes en Van Ark

Gedupeerden in de kindertoeslagaffaire deden vorige week aangifte tegen een aantal (oud-)bewindslieden. De minister-president zat daar niet tussen. Er is nu eenmaal een verschil cq  begrenzing tussen politieke verantwoordelijkheid en strafrechtelijke aansprakelijkheid, betoogt strafrechtadvocaat Vasco Groeneveld.

Staatssecretaris Alexandra van Huffelen in gesprek met de gedupeerden van de toeslagenaffaire.Beeld ANP

In opdracht van twintig slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire is aangifte gedaan wegens strafbare nalatigheid tegen vijf verantwoordelijke (oud-)bewindspersonen: minister van Financiën Hoekstra (CDA), oud-staatssecretaris van Financiën Snel (D66), oud-minister van Sociale Zaken Asscher (PvdA), oud-staatssecretaris van Financiën Wiebes (VVD) en oud-staatssecretaris van Sociale Zaken Van Ark (VVD, nu minister voor Medische Zorg).

De aangevers weten: het strafrecht is een bot instrument, bedoeld voor zware inbreuken op de rechtsorde. Een passend instrument voor deze zaak, waaraan alles grotesk en gruwelijk is: de schaal van de illegale fraudejacht (tienduizenden gedupeerden), de gevolgen (geruïneerde, ongelukkige gezinnen), de lange duur (soms meer dan tien jaar), de obstructies door politiek en ambtenarij op weg naar opheldering en herstel. En niet in het minst: bewindspersonen die mede aansprakelijk zijn voor ‘een onrechtmatige jacht op duizenden onschuldige gezinnen’ (Asscher).

Pieter Omtzigt, een motor achter de onthulling van de affaire, opperde tijdens het Kamerdebat van dinsdag dat voor het strafrecht ‘intentie’ nodig is, ofwel opzettelijk handelen. Dat ligt anders. Nogal wat bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht vereisen geen opzet, schuld is voldoende, waarmee de wetgever bedoelt: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid (denk bijvoorbeeld aan dood door schuld of schuldheling).

Dat geldt ook voor het ambtsmisdrijf waarvan aangifte is gedaan, artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht: ‘Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie worden gestraft de ministers en staatssecretarissen aan wier grove schuld te wijten is dat de in artikel 355, onder 4 omschreven uitvoering wordt nagelaten.’

Artikel 355 onder 4 noemt:’ (…) nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun taak behoort of uitdrukkelijk hun is opgedragen.’

Ruim een jaar geleden is namens zes ouders aangifte gedaan tegen de Belastingdienst en medewerkers wegens knevelarij en beroepsmatige discriminatie. Het Openbaar Ministerie heeft recent bekendgemaakt dat het aan deze aangifte geen gevolg wil geven. Wij zullen het Hof Den Haag in een artikel 12 klacht vragen alsnog vervolging te bevelen.

Dankzij het werk van de parlementaire ondervragingscommissie is nu bekend hoe verregaand ministers en staatssecretarissen op de hoogte waren of moesten zijn van de illegale fraudebestrijding. Niet dat ze niet hun best hebben gedaan zichzelf er zo ver mogelijk vandaan te plaatsen. Zo verklaarde minister Hoekstra voor de commissie dat pas eind 2019 ‘prominent op tafel lag’ dat er veel meer slachtoffers waren dan de initiële 300 ouders van fraudeteam CAF-11. Maar de minister-­president heeft tijdens het debat van dinsdag erkend dat de ‘volle omvang’ en het ‘totale bereik’ in juni 2019 bij het kabinet bekend waren. Volgens de ondervragingscommissie is de minister van Financiën zich in het voorjaar persoonlijk met dit dossier gaan bemoeien.

Het vernietigende CAF-11 rapport van de Ombudsman dateert van 2017. Er waren veel signalen bekend. Toch is het onrechtmatige invorderen bij duizenden mensen doorgegaan tot november 2019, soms nog langer. Dus tot die tijd: angst voor de brievenbus, loonbeslag, auto’s van de weg gehaald.

De aangevers maken zich ook grote zorgen over de discriminerende zoek­slagen die bij het fraudeonderzoek zijn toegepast. De Tweede Kamer wenst hierover nader onderzoek, wat tot aanvulling van de aangifte kan leiden.

Centrale figuur

Minister-president Mark Rutte is een centrale figuur. Hij was geestdriftig aanjager van het onbehouwen inhakken op profiteurs en fraudeurs die, zo weten we, grotendeels denkbeeldig waren. Onder zijn premierschap heeft het drama zich ontrold. Maar voor strafbare nalatigheid is nodig dat het onderwerp tot de taak van de bewindspersoon behoorde of hem/haar was opgedragen. Voor Wiebes, Van Ark, Snel en Asscher is het helder, omdat kinder­opvangtoeslag in hun portefeuille zat. Voor Hoekstra ook, omdat het dossier onder zijn ministerie viel en hij zich ermee is gaan bemoeien.

Verantwoordelijkheid

Niemand twijfelt aan Ruttes politieke verantwoordelijkheid. Rutte ook niet, want hij is afgetreden. Politieke verantwoordelijkheid gaat terug op artikel 42 van de Grondwet. Het kabinet kan worden aangesproken voor alles wat plaatsvindt – of nagelaten wordt – door departementen en ambtenaren.

Deze aansprakelijkheid is in zekere zin abstract. Strafrechtelijke aansprakelijkheid is concreet en op de persoon gericht. Snel heeft zelf de uitvoering van de kinderopvangtoeslag als taak gehad. Wiebes heeft zelf indringende waarschuwingen van ambtenaren gehad en niet gehandeld. Maar van Rutte kan met de huidige kennis niet worden gesteld dat de fraudejacht tot zijn persoonlijke taak heeft behoord. Dus: wel politiek aansprakelijk, niet strafrechtelijk.

Links en rechts heeft de politiek gevraagd om ‘in de spiegel te kijken’ en de rechtsorde te herstellen. Een dergelijke spiegel hebben we. Voor de aangevers en hun lotgenoten heeft er jarenlang geen rechtsstaat bestaan. Zij werden onschuldig opgejaagd onder het recht van de sterkste, de Belastingdienst. Voor zulke zware inbreuken heeft de wetgever het strafrecht aangewezen als spiegel bij uitstek.

Vasco Groeneveld is strafrechtadvocaat en heeft namens twintig gedupeerden aangifte gedaan tegen (oud) bewindspersonen.