Meindert Fennema – Onderzoek bewijst: veel moslims steunen religieus geweld

12-01-2021 15:00

Een Koran (Pixabay)

Het aantal terroristische aanslagen die uit naam van een religie worden gepleegd is spectaculair toegenomen in de laatste 30 jaar. Veertig jaar geleden werd het terrorisme vooral bedreven door radicaal politieke groepen, nu zijn het religieuze fanatici. Wat willen de terroristen bereiken? Bij de radicaal politieke groepen was dat niet zo moeilijk uit te vinden. Zij wilden een onafhankelijk Noord Ierland, een vrij Baskenland, een Molukse Republiek of een zelfstandige staat voor de Palestijnen; de opheffing van de Apartheid in het geval van de ANC in Zuid-Afrika, dan wel een de afschaffing van het kapitalisme, in het geval van de Rote Armee Fraction in Duitsland.

Veel mensen konden destijds wel begrip opbrengen voor de eisen van de terroristen, ook al wezen zij de gewelddadige middelen af. Het ging immers op het recht op nationale zelfbeschikking, het recht op eigen taal en cultuur of om een gerechtvaardigd verzet tegen een racistisch staatsbestel. Zelfs de strijd tegen het kapitalisme kon 50 jaar geleden nog rekenen op steun in brede lagen van de bevolking.

‘Onder fundamentalistische christenen, joden of moslims is het begrip voor religieus geweld nog groter’

Maar wat willen religieuze fanatici nu? Willen zij vrijheid van godsdienst? Maar dan misschien alleen voor henzelf? Of hebben ze ‘eigenlijk’ een ander doel: de opheffing van discriminatie en onderdrukking jegens de aanhangers van hun religie. Voelen ze zich misschien gemarginaliseerd?  Hoe hoe moet de steun voor religieus geweld begrepen worden? Waar hangt die steun van af? Ruud Koopmans vroeg zich precies dat af en deed met een Berlijnse en een Canadese collega onderzoek naar de motivatie van mensen die begrip hebben voor religieus geweld. Zij interviewden 8000 Christenen, Joden en Moslims in 7  verschillende landen. Zij ontdekten dat het percentage respondenten die het gebruik van geweld om religieuze redenen goedkeurden onder de moslim respondenten bijna drie keer zo hoog is als  onder joodse en christelijke respondenten. Bijna een derde van de moslims in de steekproef kon wel begrip opbrengen voor zulk geweld. Dat percentage is onder moslims in Europa overigens veel lager dan onder moslims in Afrikaanse landen, in het Midden-Oosten en – verrassend – in de VS. In de Verenigde Staten is het begrip van christenen voor religieus geïnspireerd geweld bijna net zo hoog als dat van de moslims. Dat vind ik ook verrassend!

Onder fundamentalistische christenen, joden of moslims is het begrip voor religieus geweld nog groter.

Maar Koopmans en zijn collega’s deden nóg iets in hun onderzoek naar steun voor religieus geïnspireerd geweld. Zij deelden de respondenten in twee groepen in en legden de eerste groep een op de bijbel, de thora of de koran gebaseerd citaat voor, waarin opgeroepen wordt tot geweld tegen hen die in de ogen van God onheil stichten en kwaad doen. Het ging daarbij om een citaat uit Deuteronomium, vers 17: 2–5, respectievelijk Surah 5, Al Maidah, vers 33.

De groep die deze teksten kreeg voorgelegd bleek (veel) meer sympathie te krijgen voor religieus geweld dan de controle groep die deze teksten niet kreeg voorgelegd. Daarmee toonden zij aan dat het lezen van de heilige schriften niet alleen vrede brengt. Sterker nog, Gods woord, of dat van Allah, kan door terroristen gebruikt worden om geweld te legitimeren.

‘De conclusies bevielen hen niet en ze zullen wel gedacht hebben: verkeerde vraagstelling; de antwoorden op deze vragen willen wij niet weten’

Het artikel, Scriptural legitimation and the mobilisation of support for religious violence, is gepubliceerd in het Britse Journal of Migration and Ethnic Studies. Ruud Koopmans vertelde mij dat de Amerikaanse tijdschriften die hij eerder benaderd had het manuscript per omgaande terugstuurde. Men nam niet eens de moeite om het naar ‘reviewers’ te sturen voor commentaar. Dat geeft te denken!

Kennelijk was het lezen van de samenvatting en conclusies voor de redacteuren van die tijdschriften voldoende om te besluiten dat men zulk soort onderzoek niet wilde publiceren. De conclusies bevielen hen niet en ze zullen wel gedacht hebben: verkeerde vraagstelling; de antwoorden op deze vragen willen wij niet weten. Ik moet onwillekeurig denken aan mijn ervaring met het artikel over de regels van een democratisch debat, dat ik – samen met Marcel Maussen – publiceerde in het Autralische Journal of Political Philosophy (2001). Bij ons onderzoek naar het publieke debat in Frankrijk moesten wij constateren dan niet alleen de leiders van het Front National zich niet aan die regels hielden, maar dat, omgekeerd, die regels al evenmin gerespecteerd werden door de linkse partijen die samen het ‘front républicain’ vormden. Toen wij dat artikel aanboden aan het franse tijdschrift Esprit kregen wij een eenregelig antwoord: “In Frankrijk hebben wij geen behoefte aan dit soort artikelen.”

Ook in de wetenschap houdt men niet van onderzoeksresultaten die de reeds ingenomen posities ondergraven…

 

Support for religious violence (in % of respondents) in control and treatment groups by religious group (panel A) and by religious group and country (panel B) (Error bars represent the standard error and the numbers above the bars indicate the level of violence support).