Direct naar artikelinhoud
Bellen metWetenschapsredacteur Maarten Keulemans

Terugblikken met wetenschapsredacteur Maarten Keulemans: ‘De kritiek dat we meelopers zijn, raakt me’

Wetenschapsredacteur Maarten Keulemans maakte het ingewikkelde coronavirus zo begrijpelijk mogelijk voor Volkskrantlezers. Daardoor werd hij onderdeel van een verhit maatschappelijk debat. We belden hem om terug te blikken op 2020.

Demonstranten protesteren buiten tegen de coronawet, terwijl Jaap van Dissel de Tweede Kamer voorlicht over het coronavirus.Beeld Freek van den Bergh / de Volkskrant

Ongeveer een jaar geleden kreeg Maarten Keulemans een mailtje van een wetenschapper: ‘Het is weer coronavirustijd!’ Nou, dat hebben we geweten. Wat voor Keulemans begon als een kort nieuwsbericht achterin de Volkskrant, groeide uit tot een pandemisch virus dat de hele samenleving platlegde. Na een jaar vol overuren – zelfs in een paar weken vrijaf in de zomer schreef hij ‘dingetjes’ over het virus – is de wetenschapsredacteur toe aan een welverdiende vakantie.

Tenminste, dat zou je zeggen. ‘Dat corona heeft mij een heel jaar beziggehouden, maar nu heb ik ook iets van: wat was er ook alweer nog meer te doen? Ik verveel me een beetje’, zegt hij een dag nadat zijn vakantie begonnen is.

Maarten, zeker in het voorjaar verschenen bijna dagelijks paginalange stukken van jouw hand in de Volkskrant. Wat was je langste werkdag dit jaar?

‘Ik ben veel dagen wel echt lang bezig geweest. Mijn record was een keer van 6 uur ’s ochtends tot 1 uur ’s nachts. Maar ik vind ‘werken’ een groot woord, het loopt ook over in mijn eigen liefhebberij. Zeker in het begin vond ik het gewoon superinteressant om bijna live te volgen hoe het onderzoek steeds meer kennis over het virus opleverde. Elke dag waren er weer nieuwe verrassingen. Ik draaide die belachelijke werkdagen met alle plezier.

‘En bij mij valt het harde werken extra op, omdat ik nu eenmaal in de krant sta. Maar denk eens aan al die artsen, zorgmedewerkers en wetenschappers die met het coronavirus bezig zijn. Die hebben het minstens zo druk gehad dit jaar, en vaak op een veel heftigere manier dan ik op mijn knusse werkkamertje met de kat op schoot.’

Op welk stuk kijk je nu met het fijnste gevoel terug?

‘Ik was in mijn nopjes met een stuk over de virusuitbraak in 1890. Er is toen een raadselachtige, haast vergeten pandemie geweest, die mogelijk ook door een coronavirus is veroorzaakt. Wat er destijds gebeurde, heeft allerlei treffende overeenkomsten met wat wij nu meemaken. Zowel wat betreft de ziekte, als de reacties erop. Ik ben in archieven gaan neuzen en vond daar al die verhalen, over tjokvolle ziekenhuizen, mensen die niet meer met de paardentram durfden, kwakzalvers die allerlei wondermiddeltjes omarmden, dieren die ook ziek werden. Echt een spiegel voor de huidige pandemie. Ik heb onwijs genoten om dat te doen.’

Minister Hugo de Jonge vergeleek het virus eens met ‘een mammoettanker’. Welke metafoor vind jij passend?

Ik heb het virus wel eens vergeleken met zand. Op de microscoopfoto’s doen die virusdeeltjes me denken aan zandkorreltjes. Waarna tot me doordrong: zulke minuscule deeltjes, en toch zijn die in staat het hele openbare leven piepend en knarsend tot stilstand te laten komen. Als zand in een motor.

‘In mijn jaaroverzicht heb ik het virus ‘de grote verdeler’ genoemd. Omdat het virus zo ongelijkmatig toeslaat, legt het virus allerlei scheidslijnen bloot tussen opvattingen, ideeën en groepen. Tussen jongeren en ouderen bijvoorbeeld, maar ook tussen mensen die een zorgzame, of juist een individualistische samenleving willen. Streng optreden of het virus juist wat meer laten gaan, werd daardoor een heftige, ideologische discussie. Ik ben er zelf nog niet helemaal uit waar ik sta.’

Waarover twijfel je?

‘Nou, filosofisch ben ik meer van de school: mens durf te leven, tob niet zo, accepteer dat je je niet koste wat kost tegen alle risico’s kunt beschermen. In mijn karakter zit dus toch een beetje dat Viruswaanzin-verhaal: nemen we dat virus niet veel te serieus? Maar tegelijkertijd ken ik ook de cijfers. Je hebt gezien wat er is gebeurd in China, Noord-Italië en New York. Als je het virus laat lopen, krijg je een enorme ramp. Uiteindelijk konden we daardoor moeilijk om die lockdowns heen, vrees ik.’

Zoals je aangeeft is die discussie een pittig maatschappelijk debat geworden. Wat vind jij daarvan?

‘Ik ben wel een beetje geschrokken hoe snel mensen hun vertrouwen in de wetenschap verliezen. Met het grootste gemak worden experts die hun hele leven met virussen en epidemieën bezig zijn, weggezet als mensen die er niks van hebben begrepen. Er is een sfeer ontstaan van: wie het RIVM serieus neemt, is kennelijk niet kritisch. Dat verbaast me. Het RIVM is een kennisinstituut dat de stand van de wetenschap, zoals die wordt vergaard aan onze universiteiten, zo goed mogelijk samenbrengt. Natuurlijk gaat daarbij heus wel eens iets mis. Maar het is ook weer niet zo dat het RIVM maar wat roept. Je kunt op wetenschap van alles aan te merken hebben, maar het is in mijn ogen de beste manier die we hebben om kennis te verzamelen.

‘Maar als mensen het moeilijk hebben, zijn ze blijkbaar in staat om de raarste ideeën te omarmen. Ik begrijp dat ergens wel. Stel: je bent ondernemer, je bedrijf staat op omvallen en door die maatregelen verdien je geen cent. Natuurlijk word je dan vatbaar voor allerlei alternatieve gedachten, dat zou mij misschien ook kunnen overkomen.

‘Maar om dan te gaan roepen dat het virus helemaal niet bestaat, dat corona een complot is van Bill Gates of George Soros, of dat er allang een geneesmiddel is, maar dat dat wordt verzwegen om de pandemie gaande te houden, dat zijn best maffe ideeën. Ik vind het verontrustend hoe springlevend zulke denkwijzen in een crisissituatie ineens blijken.’

Er zijn ook veel mensen met genuanceerdere kritiek. Die zagen dat wetenschappers zelf ook niet op één lijn zaten over dat virus of gedurende het jaar plots van standpunt veranderden.

‘Zeker, en zulke mensen hebben we natuurlijk ook altijd aan het woord gelaten. Zoals academische critici die erop wijzen dat het helaas een gegeven is dat oude mensen nu eenmaal aan infectieziektes overlijden. Voor- en tegenstanders in ingewikkelde debatten zoals het dragen van mondkapjes, of de vraag of het virus zich niet veel meer door de lucht verspreidt dan de meeste infectiologen denken. Of mensen die vinden dat het Outbreak Management Team (OMT) een veel strengere lockdown had moeten adviseren.

‘Wel probeer ik de grens een beetje te trekken bij: hoeveel recht van spreken heeft iemand? Het afgelopen jaar zijn er talloze zelfbenoemde experts opgestaan die, vaak met de beste bedoelingen, allerlei eigenzinnige ideeën hebben ontwikkeld over het virus. Daar moet je een open oog voor hebben, vind ik, en alternatieve ideeën over zaken zoals immuniteit of de sterftecijfers heb ik dan ook in alle ernst nageplozen. Want zo’n hobbyist zal maar iets op het spoor zijn wat iedereen heeft gemist.

‘Maar uiteindelijk vind ik dat je er wel terughoudend in moet zijn. Voor je het weet ben je opvattingen gelijk aan het stellen die dat helemaal niet zijn: de opvattingen van iemand die zijn kennis in een paar avondjes bij elkaar heeft gegoogeld, tegenover de professor die er al zijn hele leven onderzoek naar doet en die dagelijks in het laboratorium met die virussen werkt. Ik denk dat een discussie tussen erkende wetenschappers die op basis van min of meer dezelfde kennis toch tot andere conclusies komen veel interessanter is. En dat onze lezers liever de inschatting horen van erkende experts dan die van, bij wijze van spreken, de buurman die er ook iets van vindt.’

Ook jouw stukken lagen in die discussie onder een vergrootglas. Hoe bericht je over de laatste inzichten over het coronavirus, maar blijf je kritisch op het OMT?

‘Door de wetenschap te controleren. Dat deed ik altijd al, door onderzoeken te lezen, de cijfers na te lopen. Bovendien probeer ik zelf om in mijn stukken ook wetenschappers aan het woord te laten buiten het kringetje van het RIVM en het OMT, om kokerzicht te voorkomen. Uitstekende wetenschappers die niets met het beleidsadvies te maken hebben, maar wel kennis van zaken hebben, zoals klinisch viroloog Louis Kroes (LUMC), coronavirologen Eric Snijder (LUMC) en Raoul de Groot (UU), epidemiologen Hans Heesterbeek (UU) en Frits Rosendaal (LUMC), en immunoloog Marjolein van Egmond (Amsterdam UMC).

‘Tegelijkertijd zie je ook dat de consensus op veel onderwerpen gewoon best stevig is. De mondkapjes, bijvoorbeeld: ze dragen echt niet zoveel bij, blijkt keer op keer, omdat de overdracht van het virus vooral plaatsvindt op plekken waar je toch al geen mondkapje draagt, zoals thuis of op het werk. Ook wetenschappers buiten het OMT beamen dat.’

OMT-leden tijdens een vergadering. Maarten Keulemans: ‘Ik probeer in mijn stukken ook wetenschappers aan het woord te laten buiten het kringetje van het RIVM en het OMT, om kokerzicht te voorkomen.’Beeld ANP

Veel mensen vinden dat dan moeilijk te geloven, blijkt bijvoorbeeld uit de narigheid die je op Twitter te verwerken kreeg.

‘Laat ik vooropstellen: de positieve reacties overheersen. Maar tegenover de lof staat inderdaad ook veel shit die ik over mij heen heb gekregen. Ik heb heel gekke dingen gelezen. Een mevrouw die me schreef alleen nog abonnee van de Volkskrant te zijn om te zien ‘hoe de krant zich hieruit gaat redden’. Ze gelooft dat er helemaal geen virus is, dat het allemaal nep is. Zo iemand staat zo ver van de werkelijkheid af, dat het moeilijk is om in discussie te gaan.

‘Daarnaast krijg ik bijna dagelijks reacties van mensen die mij als een soort verlengstuk van het RIVM zien. Dat heeft te maken met een uit de context getrokken uitspraak van onze hoofdredacteur, over dat we voorzichtig moeten zijn met kritiek op de overheid als de angst in de samenleving groot is. Mede daardoor zijn veel mensen gaan geloven dat wij geen kritiek op de overheid mogen hebben of zoiets. Ik denk dat het tegendeel inmiddels wel bewezen is.’

Hoe ga jij om met die kritiek?

‘Ik heb geleerd mezelf er een beetje voor af te sluiten. Maar het zou ook weer niet goed zijn als ik mij blind houd voor alles. Vooral de kritiek dat we meelopers zijn, raakt mij wel. Ik heb een ontzettende hekel aan pr en het napraten van bestuurders, daarom ben ik journalist geworden en geen voorlichter. Ik probeer scherpe vragen te stellen en wil juist bewijzen zien als iemand iets beweert. Dat is de journalistiek waarvoor ik sta. Dus stellen dat de Volkskrant onder één hoedje speelt met een of ander belang, vind ik ongeveer het lulligste dat je tegen een journalist kan zeggen.’

Wat is het beste verhaal in de krant van 2020?

‘De patiëntverhalen staan mij het beste bij. Aan de begin van de crisis heeft Remco Andersen een keer een verhaal geschreven over een man die van de intensive care was gekomen en vertelde wat hij daar meemaakte. Ook Ellen de Visser, Michiel van der Geest en Willem Feenstra hebben zeer indringende, fantastische stukken geschreven over wat zich in die ziekenhuizen afspeelde. Verhalen over de mensen achter de cijfers.

‘Kijk, ik ben toch een beetje een wetenschapsnerd. Mijn valkuil is dat ik dat virus eigenlijk te leuk vind. Hoe al die moleculaire toeters en bellen inwerken op cellen is fascinerend, daar zit een zekere schoonheid in. Maar door dit soort menselijke verhalen zoom je weer even uit tot het grotere plaatje, en zie je een virus dat vooral in staat is om mensen doodziek naar adem te laten happen. Die balans moet je altijd in de gaten blijven houden.’

Hoe moet dat verder met jou Maarten, als het virus dadelijk uit de maatschappij is verdrongen? Je verveelt je al na één dag vakantie.

‘Haha. Het fijne aan wetenschap is dat er altijd wel weer een nieuw onderwerp op de deur klopt. Klimaatverandering, dat andere crisisonderwerp van deze tijd, dreigt nu een beetje onder te sneeuwen. Ik verheug mij erop om dat weer op te pakken. Tenzij sars nummer drie zich opeens aandient, natuurlijk.’

Eindejaarsserie

De doodse stilte in een Chinese miljoenenstad, een Amerikaanse president die een verkiezingsuitslag niet accepteert en een pandemisch coronavirus dat het dagelijkse leven platslaat, maar waarover zo goed als niks bekend is. Voor verslaggevers van de Volkskrant was 2020 voor ieder op zijn eigen manier uiterst merkwaardig. Rond de feestdagen blikt elke dag een van onze journalisten terug.

24 december: Robert van Gijssel over een historisch rampjaar in de muziekwereld, een stille revolutie in de popmuziek en het beste album en de beste artiest van 2020.

25 december: Jarl van der Ploeg over de corona-uitbraak in Italië, de drang om landen met elkaar te vergelijken en een les die hij in 2020 leerde als journalist.

26 december: Frank Hendrickx over de corona-aanpak van het kabinet, ruzies bij politieke partijen in crisistijd en wat de toeslagenaffaire zegt over de Haagse cultuur.

27 december: Emma Curvers over een revival van lineaire televisie, een jaar vol saaie tv-formats en waarom de Op1-uitzending met Amerikaans ambassadeur Pete Hoekstra over de anti-racismedemonstraties zo stuitend was.

28 december: China-correspondent Leen Vervaeke over Wuhan in lockdown, het verbreken van een journalistiek principe en de arrogantie waarmee het Westen naar de corona-aanpak in Aziatische landen kijkt.