Over het rechtsstatelijk gehalte van het concept-VVD verkiezingsprogramma is in de wetenschap en de rechtspleging onrust ontstaan. En niet zonder reden. De partij wil kort gezegd dat de staat zo min mogelijk gehinderd wordt door rechterlijke uitspraken, gebaseerd op (internationaal) recht. Burgers die zich bij de rechter direct op internationale verdragen beroepen, dienen daarin te worden beperkt. Idem: groepen die uit naam van een algemeen belang de rechter overheidsbesluiten willen laten toetsen. Denk aan de burgers wier bezwaren tegen het antifraudesysteem SyRi werden gehonoreerd.
Steen des aanstoots blijkt steeds weer het Urgenda-arrest, waar in drie instanties de rechter de staat hield aan het eigen plan om de CO2-uitstoot met een bepaald percentage te verminderen. Maar dat door de VVD consequent wordt uitgelegd als rechterlijke ‘dwang’ om de politiek „andere keuzes te laten maken, terwijl de samenleving zich hier niet over heeft kunnen uitspreken”. Dat is dus nadrukkelijk niet het geval. Maar deze uitleg vormt wel de politiek gewenste stok om de hond mee te slaan – de kennelijke inmenging van rechtspraak in de politiek. Bij radicaal rechts ook een geliefd thema. Ook daar ziet men liever de politiek als bepaler van wat recht en onrecht is.
De spanning tussen recht en politiek in een democratie is normaal en het bespreken ervan gepast en gewenst. Het helpt de balans te vinden en scherpt ieders rol in de trias politica. Mits de deelnemers uiteraard de fundamentele gedachte van de rechtsstaat steunen. Namelijk dat de burger in een democratische rechtsstaat tegen willekeur wordt beschermd door wetten en verdragen. Dat de burger daarbij vrije toegang tot het recht en de rechter heeft. En dat die onafhankelijk tot zijn oordeel kan komen. De staat legt zich niet alleen vrijwillig, maar ook uit innerlijke overtuiging neer bij het oordeel. Ook als dat inhoudelijk tegenvalt. Op dergelijke momenten bewijst de rechtsstaat zijn inherente waarde en de politiek zijn democratische, pluriforme karakter.
Daarna hoeft het uiteraard niet stil te blijven. Na een rechterlijk vonnis is het de beurt aan de politiek. Die bezint zich permanent op de wetten en verdragen – en of die ook de politiek gewenste resultaten opleveren. Bevallen EVRM of Vluchtelingenverdrag niet langer, voegt een EU-Handvest voor de grondrechten iets toe? De politiek sluit er compromissen over en vormt er coalities mee. De rechter volgt, ook de Europese. Waarna het spel opnieuw begint.
Niet over ieder conceptpartijprogramma hoeven dan ook meteen rechtsstatelijke zorgen te ontstaan. Het papier is geduldig. Bij een machtige partij als de VVD, met de grootste Kamerfractie en een sterke premier, ligt dat echter een tikje anders. Il faut que le pouvoir arrête le pouvoir, het is de macht die de macht dient in te perken, schreef Montesquieu, bedenker van de trias politica. Dit voelt als het omgekeerde. Zeker bij een liberale partij is zo’n gouvernementele houding een onplezierige verrassing. Van oudsher staan de liberalen juist borg voor het individu, dat beschermd moet worden tegen de staat. Dat de VVD nu een doortastende overheid wenst die uitspraken van Europese rechter kan ‘corrigeren’ als die „niet stroken met de bedoeling van de lidstaten” is een koude douche. Zulke verlangens zijn bekend uit Ankara, Moskou, Warschau en Boedapest, die frequent om hun mensenrechtenschendingen worden berispt. Dat is al erg genoeg. Geen Nederlandse politieke partij zou het hun makkelijker moeten willen maken.