De onderzoekers keken naar de genetische opbouw van menselijke resten van 2.400 voor Christus tot 1.600 na Christus. Hieruit blijkt dat de rondtrekkende Vikingen lang niet alleen maar Noord-Europese bemanningsleden op hun boten meenamen. Dat schrijft een internationaal team van wetenschappers, onder meer uit Denemarken, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Rusland, in het wetenschappelijke tijdschrift Nature.
Zo werd bijvoorbeeld in Schotland een graf gevonden dat door de aanwezige symboliek en grafgeschenken wordt bestempeld als een Vikinggraf. De gevonden overledene had echter geen enkele overeenkomst met de Noormannen en was dus vermoedelijk opgenomen in de cultuur.
Niet alleen werden buitenstaanders beïnvloed door de cultuur, maar de cultuur zelf bestond ook uit mensen van gemengde achtergronden. Dit omdat Vikingen vanuit Denemarken, Noorwegen en Zweden naar onder meer Engeland, IJsland, Groenland en de Baltische Staten trokken, waar zij kinderen kregen met lokale bevolkingen. Hierdoor wordt ook de gedachte onderuitgehaald dat Vikingen overwegend blond waren. Veel hadden juist donker haar.
Het blijkt echter wel ongebruikelijk dat een Deense Vikingsstam mengde met een Noorse of een Zweedse. Mogelijk waren zij binnen Scandinavië vijanden van elkaar, maar dit kunnen de onderzoekers nog niet met zekerheid zeggen.
Families trokken samen op plundertocht
Ook geeft het onderzoek een nieuw beeld van de samenstelling van plunderende groepen. Vaak werd gedacht dat Vikingleiders de sterkste krijgers uit omliggende stammen met zich meenamen. Echter werd in een begraafplaats een groep mensen gevonden waarvan er minstens vijf dicht aan elkaar verwant waren. Dit zou impliceren dat mensen ook hun families meenamen op rooftocht.
Maar ook zijn er sporen gevonden van families die op verre afstand van elkaar waren gereisd. Zo werden er mensen gevonden die aan elkaar verwant waren, maar waarvan de resten wel op honderden kilometers van elkaar zijn ontdekt. Dit wijst er volgens de onderzoekers op hoe mobiel de vikingen waren.