Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Een vuurwerkbom vanwege een regenboogvlag. Waar komt die haat toch vandaan?

Weer was het afgelopen week raak: geweld tegen een buurtbewoner in Oost die een regenboogvlag had opgehangen aan zijn balkon. Waar komt die haat toch vandaan? ‘Pisnicht is geen scheldwoord.’

Een vuurwerkbom vanwege een regenboogvlag. Waar komt die haat toch vandaan?
Beeld Getty Images

Homo’s uitmaken voor flikker. Dat is ‘een vorm van respect’, aldus de populaire rapper, presentator en jurylid Ali Bouali (Ali B), tevens bekend om zijn campagnes voor het CDA en zijn activiteiten voor een leerplatform. Hij zegt het al van kinds af aan, zei hij onlangs tegen Chantal Janzen in haar tijdschrift &C. Dus waarom nu stoppen? “Als ik een homo geen flikker meer mag noemen, is het alsof ik iemand met het syndroom van Down geen mongool meer mag noemen. Dat vind ik ook discriminatie.”

Het schoot journalist Haroon Ali grootselijk in het verkeerde keelgat. De uitspraken deden hem denken aan zijn middelbare school in Amsterdam-West, ‘waar vooral Marokkaanse en Turkse jongens de godganse dag flikker riepen’, schreef hij in zijn column in de Volkskrant. ‘Voor hen was dat woord niet beladen, maar ik dook elke keer ineen, bang dat ze mijn geaardheid hadden ontdekt, bang dat ze me zouden pakken.’

De twee Ali’s hebben elkaar eind vorige week een uur gesproken aan de telefoon. Ze zijn nader tot elkaar gekomen, zegt Haroon Ali. Bouali legde nog eens uit dat hij zijn beste vrienden uitmaakt voor flikker, homo evengoed als hetero. Haroon Ali probeerde nog eens duidelijk te maken dat woorden wel degelijk pijn kunnen doen. Ali B: “Als jij het woord flikker hoort, komen er bij jou trauma’s naar boven. Dat is nieuw voor mij.”

“Homo is het meest gebruikte scheldwoord,” zegt Philip Tijsma, woordvoerder van het COC Nederland. “Van de scholieren die openlijk uit de kast kwamen, heeft de helft het afgelopen jaar te maken gehad met negatieve reacties. Daaronder vallen pesten, bedreigen en soms geweld.”

Vorige week was het weer raak: tot twee keer toe ontplofte bij een bewoner in de Indische Buurt een vuurwerkbom op zijn balkon. Hij had, als hetero overigens, de euvele moed gehad een regenboogvlag uit te hangen uit solidariteit met lhbtq’ers in de buurt.

Deze zomer was Oost meermaals het tafereel van antihomogeweld. Een stadsdeel waar veel Marokkaanse jongeren wonen, dus dan is de link snel gelegd – en dat werd dan ook volop gedaan: antihomogeweld is een Marokkanen­probleem, een probleem van de islam of op zijn minst van de masculiene jongerencultuur. Een probleem, kortom, van de marge, zodat de rest van Nederland zijn handen in onschuld kan wassen.

Is dat wel zo terecht?

Twee jaar geleden kreeg tv-presentator Paul de Leeuw, zelf nooit te beroerd om het randje op te zoeken, het aan de stok met de gevierde cabaretier en columnist Youp van ’t Hek, die Gijs van Dam, de vermeende belager van schrijver Jelle Brandt Corstius, een pisnicht noemde. Kwetsend vond hij, ‘zeker in een tijd waarin je als homo toch angstiger bent en je vaker in het openbaar wordt uitgescholden of aangevallen’.

Nare, benepen geur

Reactie van Van ’t Hek: pisnicht is geen scheldwoord, maar gewoon Amsterdams. ‘Ik had de pisnicht ook poot of flikker kunnen noemen.’

Het ontlokte de voormalige Amsterdamse wethouder Geert Dales een woedende reactie: ‘Van ’t Hek schrijft graag en veel over poten, bij voorkeur vieze’, schreef hij aan NRC, de krant van Van ’t Hek. ‘Van deze zelfbenoemde vrijdenker straalt een nare benepen geur af die het ergste doet vermoeden over wat hij echt van homo’s’ vindt.’

Dales nu: “Hij gaat maar door. Mensen lezen zo’n column, gaan hem op kantoor lachend navertellen. Dat is slecht voor homo’s die minder assertief zijn dan ik en moeite hebben uit de kast te komen. En denk maar niet dat hij moslims geitenneukers zal noemen, want dan gaat er een steen bij hem door de ruit.”

Publieke figuren, zegt Dales, ‘moeten zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid’. “We denken toch ook niet: goede zaak dat er nog mensen zijn die het woord neger in de mond nemen. Veel dingen kunnen niet meer – en terecht.”

Voetbalkantine

Ondertussen zingt de populaire rapper Lil Kleine vrolijk verder: “Ik wil je helemaal dronken gaan opbellen schat en wil je zeggen dat je nieuwe vriend een flikker is.” Elke dag zingen duizenden kinderen het hem na.

Als zij het mogen, waarom wij dan niet?

Afgelopen week nam Veronica Inside-presentator Johan Derksen voormalige politicus Tofik Dibi op de korrel. Die had Derksen in een talkshow een homofoob genoemd. Daar wilde de presentator, die het graag heeft over ‘het homokontje’ van songfestivalwinnaar Duncan Laurence en het Nederlands vrouwenelftal soepeltjes omschrijft als ‘acht lesbische wijven en een verbouwde jongen’, eerst weleens voorbeelden van horen. De ‘halfzachte’ Dibi, die in 2015 over het pijnlijke proces van zijn late coming-out het boek Djinn schreef, kon wat Derksen betreft doodvallen.

“Ik heb nooit een probleem met homo’s gehad,” placht Derksen te zeggen als hij wordt aangesproken op zijn grapjes. “‘Het is voetbalkantinehumor die niet kwaadaardig bedoeld is. Daar moeten homo’s maar tegen kunnen.”

Ook een mooie verdedigingslinie van zijn vele fans: Gerard Joling, een van Nederlands bekendste homo’s, schuift graag aan in het programma. Alsof Joling als homo geen onderdeel kan zijn van het probleem.

Grappenmaker Jan Roos schreef over Dibi: ‘Ik noemde hem wachtgeldpoot en handtasje. Was dat aardig? Nee. Was dat fatsoenlijk? Nee. Was dat homofoob? Ook niet.’ En: ‘Ik ken veel homo’s. Liever gezegd, ik ben bevriend met een hoop vrolijke jongens. Dus ik weet dat veel gays elkaar steevast nicht of poot noemen.’

Een klassiekertje: ik heb ze onder mijn beste vrienden.

Keurige witte zestigers

Op zichzelf gaat het best goed met de acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, zegt hoogleraar John de Wit, hoogleraar sociale wetenschappen in Utrecht en gespecialiseerd in gender en diversiteit. “Ook in groepen waar dat traditioneel minder is, wordt er positiever tegenaan gekeken: mannen, gelovigen en scholieren, die op die leeftijd sowieso al lopen te hannesen met hun seksualiteit.”

Toch: lhbtq’ers vóelen zich minder veilig. “Op een gegeven moment dachten we: we zijn er. In 2001 werd het burgerlijk huwelijk opengesteld voor homoseksuelen. Maar zo rooskleurig bleek het niet. Het lijkt alsof er tegenwoordig meer incidenten zijn, maar dat is niet zo. Ze vallen alleen meer op. Ik snap dat wel: we hoopten dat het beter zou zijn, maar dat is maar zeer ten dele gelukt. De onvrede komt voort uit teleurstelling.”

Marokkanen? Islam? Een cultuurtje van masculiene wedijver? Hij wilde een tijdje geleden een punt maken met een klacht bij de politie in zijn woonplaats Utrecht, zegt De Wit. “Ik was in de stad met mijn vriend en nog een andere man. Op een muurtje zaten twaalf keurige witte zestigers grappen over ons te maken. Ze waren een beetje dronken. Of we een triootje gingen doen, dat werk. Het was ontzettend bedreigend.”

Hij bedoelt maar: je verwacht het niet. Via via kwam hij later in gesprek. Homofoob? “Dat vonden ze zelf niet. Als hoogopgeleide, tolerante burgers vonden ze dat best zo’n grapje mochten maken. Ik denk: het gaat er niet om wat diegene bedoelt die zulke dingen zegt, maar hoe het voor de ontvanger voelt. Ali B gaat er niet over of hij het woord flikker mag gebruiken, daar gaat de homo over die het naar zijn hoofd krijgt. Vroeger gebruikte ik dat woord zelf als een soort geuzennaam. Dat doe ik niet meer. Voor je het weet is het een vrijbrief voor anderen.”