Direct naar artikelinhoud
OpinieVrijheid

Opinie: hou eens op met misbruik van begrip ‘vrijheid’

De eigen vrijheid wordt door sommigen zo verabsoluteerd, dat andere vrijheden erbij in schieten, betoogt Oscar Donck.

Tegenstanders van de corona-maatregelen demonstreren in augustus op het Malieveld.Beeld ANP

Door de coronapandemie is vrijheid weer een veelbesproken factor in het publieke debat. Onder meer actiegroep Viruswaarheid loopt ermee te koop; in binnen- en buitenland zijn de ‘vrijheidsprotesten’ niet te tellen en het nieuwe initiatief ‘vrouwen voor vrijheid’ demonstreerde zondag voor ‘vrijheid’. Zowel de vrijheid van ‘ons lichaam’, ‘ons leven’, ‘het vrije woord’, ‘de vrije keuze’, als die van ‘onze kinderen’ en ‘ons thuis’.

Het huidige vrijheidsoproer staat niet op zichzelf, maar moet gezien worden binnen een traditie waarin ‘vrijheid’ door met name conservatief-rechts wordt toegeëigend. Zo beweerde rechtsfilosoof Raisa Blommestijn in De Telegraaf dat ‘we ons moeten verzetten tegen de woke-gekte: niet buigen voor intimidatie en onze vrijheden en tradities verdedigen’. Deze quote lijkt direct overgewaaid uit de speech van Kimberly Guilfoyle, de schoondochter van Trump, die beweerde dat de Democraten ‘uw vrijheid willen stelen en dit land willen vernietigen’.

Onze verworven vrijheden worden steeds meer tot een uiterste doorgevoerd. Het lijkt een logisch gevolg van het rechtse, politieke idee beleid uit de jaren tachtig dat het vrije individu als fundament van de samenleving neerzette, en dat anderen daar niks mee te maken hebben. ‘Gewoon jezelf zijn’, luidde de verkiezingsslogan van de VVD in 1982. Overzees sprak Margaret Thatcher krachtiger: ‘The choice before our people is the historic choice; between state domination and personal freedom. Between suffocation, and breathing free.’

Dit idee van individuele vrijheid is langzamerhand geïnternaliseerd en verabsoluteerd tot een onvervreemdbaar grondrecht. Elke afwijzing daarvan, hoe klein die ook mag zijn, wordt daarom al snel gepresenteerd als een radicale inbreuk op de eigen vrijheid. Elke persoonlijke voorkeur wordt omgetoverd tot noodzakelijke levensbehoefte. Zo is het mondkapje een ‘Jodenster’, belastingen heffen op ongezonde producten en vliegen is ‘betutteling’, het veroordelen van racisme is een beperking van ‘de vrijheid van meningsuiting’ en minder eiwitrijk veevoer is een aantasting van de ‘ondernemersvrijheid’. Gezien vanuit de verheerlijking van de individuele vrijheid is elke ingreep door de staat, of elk verzoek van een ander, inderdaad al snel ‘suffocating’.

Individuele vrijheid blijft zo beperkt tot wat de Britse filosoof Isaiah Berlin ‘negatieve vrijheid’ noemt. Volgens hem is dit simpelweg de vrijheid ‘van’, een afwezigheid van barrières en grenzen. Oftewel: kunnen zeggen, doen en laten wat je wil - met geweld als de rode lijn. Maar volgens Berlin hebben mensen ook behoefte aan ‘positieve vrijheid’, die verbonden is met hun welzijn en met de gemeenschap.

Gemakzuchtig

De vrijheidsoproepen zijn op zichzelf logisch; ze zinspelen op de gemakzuchtige, zalige positie van het kunnen doen en laten waar je zin in hebt. Maar de keerzijde ervan is een gebrek aan relativeringsvermogen en een doorgeslagen gevoel van eigengerechtigheid en hebberigheid: ‘Ik vind, dus ik mag.’ En hoewel Nederland volgens Freedom House op plek vier staat van meest vrije landen, weerhoudt dat velen niet ervan om Nederland tot dictatuur te verklaren en te schreeuwen om ‘vrijheid’.

Ondertussen raken echte vrijheidsproblemen ondergesneeuwd. Enkele voorbeelden: de vrijheid om een eerlijke sollicitatieprocedure te doorlopen, om een betaalbare woning en goed onderwijs te verkrijgen, om zonder angst (voor corona) over straat te kunnen, de vrijheid om op een leefbare aarde te wonen. Wat ook ondergesneeuwd raakt, is de onvrijheid van bijvoorbeeld Belarussen of vluchtelingen van kamp Moria.

Uiteraard is niet alle kritiek ongegrond, maar het hanteren van een begrip als vrijheid, dat veel tijd en moeite kostte om te realiseren en nu vooral individueel wordt genoten, is simpelweg immoreel te noemen. Het gebruik van ‘vrijheid’ als een stropop-redenering tegen alles wat het individu onwelgevallig is, ondergraaft het bredere vraagstuk over wat vrijheid kost, wat vrijheid is, wat zij zou kunnen zijn en wie haar werkelijk nodig heeft. ‘Vrijheid kan alleen vrijheid zijn als je bij alles wat je doet eerst aan de ander denkt’, vatte schrijver Ilja ­Leonard Pfeijffer onlangs kernachtig samen bij Zomergasten.

Juist omdat vrijheid zo’n krachtig begrip is, worden debatten platgeslagen door het gemakzuchtige gebruik ervan en raken werkelijke onvrijheden uit zicht. Vrijheid vraagt juist om genuanceerde discussies in plaats van alleen te roeptoeteren, en verdient constant herijking. Alleen dan is vrijheid echt iets waard.

Oscar Donck is politicoloog en werkzaam als onderzoeker aan de Vrije Universiteit.