Comedians in de VS hebben hun handen vol aan Donald Trump, en het middernachtelijke telefoontje naar zijn veiligheidsadviseur bezorgde hen alleen nog maar meer materiaal. Toch blijkt de werkelijkheid opnieuw beter te zijn dan de fictie, nu de vraag waarmee Trump zijn veiligheidsadviseur lastigviel bekend raakte.

Het was geen kwestie van levensbelang, en niet in het minst iets wat je aan een veiligheidsadviseur vraagt, maar Donald Trump moest en zou het weten: “Is het nu een sterke dollar die goed is voor de economie, of is een zwakke dollar beter.”

Flynn, die als gepensioneerd generaal uiteraard andere specialiteiten heeft dan economie en wisselkoersen, diende de president van antwoord met een simpel: “Dat weet ik niet meneer, en waarom vraagt u het niet aan een econoom?”

Hoe zit dat nu eigenlijk?

Econoom Jason Murphy wist het perfect begrijpelijk uit te leggen. Bij een hoge dollar zullen de Amerikanen meer geneigd zijn te reizen en dingen te kopen in het buitenland omdat alles daar dan goedkoper is. Ook bedrijven die internationaal handel voeren zullen meer importeren om die reden. Toeristen zullen minder snel naar Amerika komen wanneer de dollar hoog staat, omdat alles voor hen dan net weer duurder is, maar buitenlanders zullen wel staan springen om in Amerika te komen werken.

Wanneer de dollar laag staat, zullen de Amerikanen minder geld uitgeven in het buitenland en meer in eigen land. Plaatselijke zaken bloeien omdat alles wat in het buitenland geproduceerd werd nu duurder is dan wat er in eigen land wordt gemaakt. Ook toeristen zullen sneller hun weg naar Amerika vinden omdat alles goedkoper is dan in hun thuisland.

Uiteraard spelen er nog tientallen andere factoren mee in waarom een sterke dollar op een bepaald moment de voorkeur verdient op een zwakke dollar, of omgekeerd. Ze hebben beide hun voor- en nadelen.