Direct naar artikelinhoud
gastcolumnthomas von der dunk

Opinie: Zelfregulering in coronatijden is zelfbedrog

Burgemeester Aboutaleb op straat in Rotterdam, op de eerste dag van de mondkapjesplicht.

Wie nu nog een koers kan ontdekken in het coronabeleid van het kabinet mag het zeggen, schrijft Thomas von der Dunk.

Dankzij corona weten wij veel wat we al wisten. Dat in het Witte Huis de incompetentste idioot aller tijden zetelt. Dat, dichter bij huis, in de vleesindustrie feodale wantoestanden bestaan om Henk en Ingrid hun kiloknaller te garanderen. En dat Schiphol altijd zijn eigen vlees mag keuren. Dat wisten we allemaal allang, maar nu weten we het heel zeker.

Wat we ook al wisten is dat als dan grote economische belangen in het geding zijn, de Nederlandse overheid de neiging heeft zo lang mogelijk de andere kant uit te kijken, in de hoop dat het probleem zich vanzelf oplost. Toen naar buiten kwam dat zieke buitenlandse werknemers bij de Helmondse slachterij Van Rooi door hun werkgever onder druk waren gezet om te verklaren dat zij gezond waren, was de reactie van een dame van de inspectie op tv: dan wordt het tijd voor een ernstig gesprek.

Vervolging

Nee: als dit klopt, wordt het tijd voor een strafrechtelijke vervolging, waarbij de verantwoordelijke bedrijfsleiding er niet met een in het bedrijfseconomische verdienmodel ingecalculeerde slappe boete vanaf hoort te komen, maar persoonlijk achter de tralies dient te belanden.

In de eerste maanden was de coronakoers van het kabinet redelijk verstandig, maar wie nu nog een koers kan ontdekken, mag het zeggen.

Symptomatisch daarvoor is het beleidsmatige gehannes rond mondkapjes en testen. Mondkapjes: ze helpen volgens het RIVM niet echt, maar moeten inmiddels nu soms toch van een burgemeester op. Testen: niet voor iedereen beschikbaar, maar alleen voor wie zich niet helemaal lekker voelt, en u moet er wel een half uur voor rijden. Niet-autobezitters hebben pech.

Onder druk gezet

Of heetten mondkapjes en testen lange tijd vooral overbodig te zijn omdat er een tekort aan was, wat een pijnlijk gebrek aan preventiebeleid aan het licht zou brengen? We weten inmiddels dat de zorgsector onder druk is gezet om tegen beter weten in te beloven dat een forse opschaling van het aantal ic-bedden mogelijk was, opdat De Jonge niet in de Kamer met de mond vol tanden stond.

Zeker: de nog steeds bestaande onzekerheid over hoe de virusoverdracht precies plaatsvindt, maakt het er niet makkelijker op. Een punt is dat er wel meer mensen besmet raken, maar het aantal ziekenhuisopnames - laat staan ic-patiënten of doden - veel minder hard stijgt.

Wat betekent dit? Dat het virus nu minder dodelijk is, omdat veel van degenen voor wie het dodelijk zou zijn al in april zijn overleden, waardoor de oversterfte toen zich vertaalde in ondersterfte in juni? Of dat het minder dodelijk is, omdat percentueel veel meer jongeren tot de als besmet getesten behoren, die er vervolgens zelf amper last van hebben, wat vooral bij hen de verslapping van de anderhalvemeterregel in de hand werkt?

Toeristen krijgen een mondkapje uitgedeeld in de Kalverstraat. Het dragen van een mondkapje is verplicht op vijf drukke plekken in de stad, waaronder de Dam en de Kalverstraat.Beeld ANP

Mensenmassa’s

Toch lijken we wel enkele conclusies te kunnen trekken. Mensenmassa’s buiten zijn veel minder gevaarlijk dan binnen - zie die demonstratie op de Dam. Bij vluchtig passeren op straat is het risico nagenoeg nul. Nee: niet helemaal nul, je moet elkaar niet gericht in het gezicht hoesten. Maar het leven is niet zonder risico’s - wie dat wil, moet naar Noord-Korea verhuizen, daar wordt elk riskant toeval van bovenaf uitgebannen. Alleen kleven aan zo’n land weer andere nadelen.

Dat het misgaat aan de Spaanse costa’s is vermoedelijk niet zozeer omdat men overdag in de buitenlucht op het strand wel eens tegen elkaar aanbotst, maar omdat men ’s avonds binnen in de disco dat, zonder verse lucht, voortdurend doet. Dat betekent ook: mondkapjes verplichten in de Kalverstraat is minder zinvol dan in een overvol café waar men uren luidruchtig samenklit.

Dat betekent dat er twee reële beleidsalternatieven bestaan.

Terras en kroeg

Ofwel men zet een echt langdurige stop op alle massa-activiteiten, waar de afstandsregel fundamenteel botst op de aard ervan - en waar bovendien veel kabaal wordt gemaakt. Huisfeestjes. De disco. De kermis. Voetbal met publiek. Studentenintroductieweken. Het terras buiten kan wel, de kroeg binnen niet. Een klassiek concert voor stille bejaarden die in hun stoel blijven suffen wel, een popconcert met hysterisch rondspringende tieners niet. Dat betekent dus: dit jaar écht geen grote festivals.

Ofwel men geeft nu gewoon de boel vrij, omdat men de mentale en economische nevenschade van zo’n sluiting te groot acht. Met alle risico’s van dien. De reden dat het kabinet na aanvankelijke prudentie op 1 juli plots inderdaad vrijwel alles weer vrij gaf, was natuurlijk die economische druk: ook de festivals wilden ‘perspectief’ krijgen. Maar wie het virus echt weg wil krijgen, moet de moed hebben om te zeggen: dat kunnen we juist niet bieden, helaas gaat u failliet.

Kool en geit

Wie in Den Haag om de kool en de geit te sparen geen verplichtende maatregelen durft te nemen, komt uit bij een typisch Nederlandse illusie: vertrouwen op zelfregulering plus het gezond verstand. Maar afstand houden in disco of café met enige glazen op als ook nog eens de hormonen opspelen? Zwijgende voetbalfans in het stadion? (ja, dat is de ‘afspraak’!) YOLO!

Zelfregulering: daar hebben we, in het kader van de terugtrekkende overheid, veel ervaring mee. Schiphol mocht zelf de geluidsnormen opstellen; de omwonenden zijn inderdaad zielstevreden. Slachterijen mochten zelf op de arbeidsomstandigheden toezien; dat gaat fantastisch. Boeren mochten zelf bepalen hoe ze minder stikstof zouden uitstoten; de commissie-Remkes juicht. En dus mochten met Pasen de Duitsers ook zelf bepalen of het echt strikt noodzakelijk was om naar Zandvoort te rijden. Maar was die ervaring ook een positieve?

Thomas von der Dunk is cultuurhistoricus.