Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Kusje? Knuffel? Afstand? Hoe corona ons sociale verkeer ontregelde

Kusje? Knuffel? Afstand? Hoe corona ons sociale verkeer ontregelde
Beeld Jip van den Toorn

De coronacrisis heeft ons sociale verkeer compleet ontregeld. Waar de een afstand wil bewaren, kan de ander niet wachten op een omhelzing. ‘Je moet expliciet benoemen waar je grenzen liggen.’

In de trein op weg naar het strand stuurt een 31-jarige vrouw een bericht in een WhatsAppgroep, met een trotse smiley erachteraan: ‘Ik doe overigens niet meer aan corona.’ Het is een vrijbrief voor de vriendinnen om elkaar te knuffelen bij aankomst. Vlak voor een bruiloft staat in een e-mail van de ceremoniemeesters dat het bruidspaar ‘voor deze speciale gelegenheid openstaat voor een kus of een knuffel’. En op het terras in de Eerste van der Helststraat vraagt een jongeman aan zijn gezelschap of zij nog aan ­corona doet voor hij haar drie zoenen geeft, terwijl even verderop een tweetal op afstand van ­elkaar luchtkus- en knuffelgebaren maakt.

De coronacrisis heeft de samenleving ontregeld. Niet alleen het werkleven, de horeca, economie en scholen zijn radicaal veranderd, ook de manier waarop we informeel met elkaar omgaan, is extreem anders.

Er zijn legio aan soortgelijke (ongemakkelijke) gebeurtenissen zoals hierboven, blijkt uit een rondgang. Binnen ‘het nieuwe normaal’ bestaan immers geen omhelzingen, worden geen handen geschud en even knus tegen elkaar aankruipen op het terras zit er niet meer in. Althans niet als de adviezen worden opgevolgd. Het is het mantra van premier Mark Rutte, persconferentie na persconferentie: ‘zorg altijd voor die anderhalve meter afstand’.

Toch is het niet vanzelfsprekend dat iedereen zich eraan houdt. Sterker: mensen houden hun eigen regels erop na. De een ‘doet niet aan corona’, de ander bewaart de geadviseerde afstand volgzaam en weer een ander maakt onderscheid tussen goede vrienden, familie en anderen.

Eenzaam en alleen

Dat maakt het leven nu lastiger, erkent Wouter van den Bos, ontwikkelingspsycholoog van de Universiteit van Amsterdam. “We hebben allemaal sociale normen. Dat zijn informele gedragsregels waar we ons samen in kunnen vinden en aan houden. Die zijn nu plots weggevaagd van bovenaf.”

Iedereen moet het oude gedragspatroon veranderen. Zichzelf nieuwe regels aanleren en nieuwe eigen grenzen trekken. Daar ligt het heikele punt: de grenzen en overtuigingen van de een stroken niet direct met die van de ander.

Zoals bij het etentje waar alle zes de mensen elkaar omhelsden en de zevende, die zich van tevoren had voorgenomen om afstand te bewaren, zijn vrienden toch ook maar een knuffel gaf.

“Dat is menselijk,” zegt Van den Bos. “We zijn sociale wezens. Evolutionair gezien was de mens al afhankelijk van anderen. Je kon vroeger niet in je eentje overleven. Dat zit nog steeds in de mens: niemand wil uitgesloten worden. We doen daarom mee met de groep. Eenzaamheid en sociale isolatie hebben ook een grote impact op je fysieke gezondheid.”

Zoals toen iedereen rookte

Mensen kijken continu naar anderen om af te tasten wat maatschappelijk geaccepteerd en gewenst gedrag is.

Van den Bos: “Daar kunnen we ons eigen gedrag al dan niet op aanpassen.” Als een meerderheid iets doet, zoals in de rij staan, dan zal dat dus wel goed zijn, is het idee.

Al kan elkaar volgen ook verkeerd uitpakken. Van den Bos: “Vroeger rookten enorm veel mensen. Het is niet ondenkbaar dat je dan als individu denkt: dat is sociaal geaccepteerd, ik ga het ook doen. Terwijl de rokers zelf misschien best weten dat roken slecht voor ze is.”

Van den Bos vergelijkt het proces bij roken met wat er nu in vriendengroepen of in de horeca gebeurt. “Je ziet een vol terras waar niemand zich aan de 1,5 meterregel houdt. Je kunt dan concluderen dat niemand het erg vindt om zo dicht op elkaar te zitten. Maar als je het de mensen die er zitten zou vragen, krijg je wellicht hele andere antwoorden.”

Misschien zeggen sommigen dat ze liever helemaal niet op een terras hadden gezeten, maar met de meute zijn meegegaan. Of ze zeggen dat ze liever op een rustiger terras hadden willen zitten, maar hun vrienden niet.

Het blijft lastig, erkent de wetenschapper. “Iedereen moet opnieuw zijn weg vinden in het sociale verkeer. Wat de meerderheid ook doet, het is waardevol om de eigen grenzen te bewaken. Al is dat niet gemakkelijk.”

Groepsdruk, zelfs impliciet, is een sterk mechanisme, weet sociaal psycholoog Suzanne Weusten. “Je wil niet buitengesloten worden en tegelijkertijd ook je eigen normen en waarden niet verloochenen.”

Die spagaat kan getackeld worden. “Je moet expliciet benoemen waar je grenzen liggen,” zegt Van den Bos. “Gedragsverandering kost tijd en iedereen is nu nog aan het ontdekken. Je kunt immers niet zien wat een ander denkt.”

Hoe eerder je aangeeft wat je zelf wel en niet wil, hoe meer kans je hebt om bij te dragen aan het ontstaan van nieuwe omgangsregels, aldus Weusten.

“Het feit dat er nog geen nieuwe norm is – geef je elkaar bij begroeting een elleboog, een tik met de voet of knik je naar elkaar? – maakt het vager en oneindige discussies liggen op de loer. Maar het maakt ons ook flexibeler: we mogen ons eigen sociale verkeer opnieuw inrichten.”

Sociale smeerolie

Maar wat nu als iedereen wil knuffelen en jij niet? “Vind dan op zijn minst een medestander,” zegt Weusten. “Je voelt jezelf gesteund en samen sta je echt sterker in een groep.”

Mensen begeven zich ook in groepen met personen die ze niet direct zelf hebben uitgekozen. Zoals een vrouw die naar een begrafenis ging in de plaats waar ze is opgegroeid. De weduwe omhelsde iedereen, maar de vrouw wilde dat als enige niet en hield voet bij stuk. Achteraf voelde ze zich opgelaten.

Dat gevoel is niet nodig, volgens etiquette-expert Anne-Marie van Leggelo. “Het gaat er niet om dat en waarom je iets weigert, bijvoorbeeld uit angst of principe, maar om hoe je iets doet.”

De normale sociale smeerolie, de ingesleten regels, die zijn er nu even niet. Dat kan voor verwarring en irritatie zorgen, maar hoeft geen onprettige situatie op te leveren. Van Leggelo adviseert iedereen vooral open en eerlijk te zijn.

“Vertel wat je wil en niet wil en let ook, of eigenlijk vooral, op je non-verbale taal. De boodschap dat je geen handdruk wilt geven, komt anders over als je het op een vriendelijke toon zegt met een glimlach erbij.”

Al is er lang niet altijd tijd om te overleggen over de omgangsvormen. Als iemand ineens ferm zijn hand uitsteekt, bijvoorbeeld, of op je afrent met open armen.

Ontwikkelingspsycholoog Van den Bos: “Bij gedragsverandering helpt het om als-dan­scenario’s te bedenken. Wat wil je wel en wat niet en wat doe je als een ander iets initieert dat niet goed voelt? Die handdruk bijvoorbeeld, bedenk van tevoren hoe je daar op reageert.”

‘Bekenden geef ik wel een handje’

Magazijnmedewerker Sofyan Chantouf (34) houdt steevast afstand van mensen die hij niet kent.

“Het zijn gewoon duidelijke regels toch? Je moet afstand houden van elkaar. Waarom zou ik dan ineens een handje geven aan iemand die ik niet zo goed ken? Nee hoor, dat doe ik echt niet. Ook niet per ongeluk. Als iemand zijn hand naar mij uitsteekt, dan weiger ik. Dat vind ik niet onbeleefd in deze situatie. Daardoor moet ik continu opletten, dus het leven is wel wat minder chill, wat minder ontspannen. Andersom doe ik dat trouwens ook: ik let op hoe ik mensen aanspreek en benader: ik stel mezelf niet meer voor met een handdruk erbij. Tsja, we moeten wel. Stel dat ik me er niet aan houd, dan krijgen we straks nog een tweede golf en raken er nog meer mensen besmet.

Kennissen of andere bekenden geef ik wel een handje. We weten dan wel van elkaar dat we het virus niet hebben. Dat vraag je gewoon van tevoren. Als we allebei gezond zijn, kan het wel, vind ik. Ik mis het wel hoor: het dagelijkse doen en laten, ontspannen iemand ontmoeten, maar ja. Dit is het nu.”

‘Ik werd overvallen door de snelheid’

Communicatieadviseur Merijn de Jong (38) merkt dat ze zich vaak laat overvallen door het moment.

“Ondanks dat ik er de afgelopen dagen ook wat losser in ben geworden, wil ik nog steeds geen handen schudden, geen mensen knuffelen en niet te dicht op mensen staan. Toch is het wel­eens gebeurd. Zoals laatst toen ik in het ziekenhuis in dezelfde kleine wachtruimte werd geplaatst als een andere vrouw en haar partner. Daar was ik totaal niet op voorbereid. Ik wilde het niet, maar ik wilde tegelijkertijd beleefd ­blijven tegen de verpleegster. Je kunt achteraf wel zeggen dat ik zo flabbergasted was dat ik er niets van zei.

Of laatst, toen iemand me een hand gaf. Ik werd overvallen door de snelheid en de zelfverzekerdheid waarmee de ander dat deed en stak ook mijn hand uit. Achteraf dacht ik: dat is niet zo handig. Dat zijn die ingesleten sociale interacties die je beter kunt vermijden.

In de tram is het weer heel anders, dan zijn de regels duidelijk: je doet je mondkapje op. Ook in de supermarkt ben ik voorbereid: ik houd afstand en ga achteruit met mijn karretje als een ander hetzelfde gangpad in komt lopen. In sociale situaties moet ik nog beter opletten op het bewaken van mijn eigen grenzen.”

‘Een hand probeer ik weg te wuiven’

Arie van ’t Klooster (72) heeft soms achteraf spijt van wat er gebeurt in de kroeg.

“Ik heb COPD, stommiteiten kunnen mij het leven kosten. Maar goed, ik ga nu het weer kan wel af en toe naar de kroeg voor een borrel. Dan kom je al snel te dicht bij mensen. Helemaal als er muziek speelt op de achtergrond en met mijn stem. Ik moet dicht bij mensen staan om me verstaanbaar te maken. En soms legt iemand nog een hand op je schouder of zoiets. Dat probeer ik weg te wuiven met een beetje humor erbij, maar soms lukt dat niet. Dan word ik overvallen door het moment.

Achteraf heb ik dan spijt, maar ja, niet naar de kroeg gaan, is ook geen optie. Je leeft maar een keer. Het levert ook leuke momenten op. Bij de poelier in de Maasstraat moeten we nu buiten wachten. Dan sta je in de rij met anderen, wel op afstand hoor. Maar je kunt wel even een gesprekje aanknopen. Dat is dan weer gezellig.”