Direct naar artikelinhoud
ColumnAbdelkader Benali

Ik was niet woke genoeg voor deze discussie

Vorig jaar was ik uitgenodigd om in gesprek te gaan over diversiteit in de Nederlandse literatuur. De stelling van de organisatoren was dat daar een groot gebrek aan was en dat het kwam door de systematische achterstelling van gekleurde stemmen. Was er sprake van institutioneel racisme in de Nederlandse letteren?

Omdat er sprekers meededen die ik kende en waardeerde, zegde ik toe.

Ik was nog niet gaan zitten of het werd duidelijk dat het debat niet draaide om de vraag of er zoiets was als systematische achterstelling. Dat in de Nederlandse letteren van systematische achterstelling sprake was, werd als een feit gepresenteerd. Een literaire stem van kleur kon alleen succes hebben door zijn verhaal aan te passen aan de stompzinnige verwachtingen van het witte lezerspubliek.

Er werd een aantal voorbeelden aangehaald van allochtone succesauteurs die de maat werd genomen. Die hadden toegegeven aan de vraag van het witte establishment naar verhalen die de inferieure, achtergestelde status van migranten ridiculiseerden en kwetsend uitvergroten. De polemiek ging van je hatsekiedee.

Nuance van mijn kant dat men tegenover die zogenaamde migrantenromans tientallen roomblanke romans kon zetten waarin met de eigen groep werd afgerekend, haalde niks uit.

Ik begon te twijfelen aan mijn relativerende toon. Hadden ze een punt? Was ik ook een voorbeeld van literaire sell-out? Zo, ja, waarom was ik dan uitgenodigd? Echt tijd om hier diep over na te denken had ik niet, ondertussen was het hele literaire bedrijf triomfantelijk op de brandstapel gegooid. Uitgevers, redacteuren, lezers; er deugde niets van.

Een intellectuele autodafe

Deze intellectuele autodafe leidde tot ontboeze­mingen uit de zaal. Een jongen vertelde snikkend dat door het witte, literaire bolwerk zijn talent nooit tot ontplooiing zou komen; de jongen had nog niks gepubliceerd. Een witte vrouw die het waagde te betwijfelen of de literaire soep wel zo heet werd gegeten, werd keihard afgesnauwd door mijn mede-panelleden. Ze was tenslotte een geprivilegieerde stem. Een andere witte vrouw stond op om te melden dat ze plaatsvervangende schaamte voelde voor het leed dat niet-witte auteurs was berokkend, zij nam de zonden van de literaire industrie op zich, wat prijzenswaardig en knots was.

Thuisgekomen schreef ik een kort polemisch verslag op mijn Facebookpagina en ging slapen. De volgende dag vroeg een journalist vroeg me of ik over dit onderwerp in gesprek wilde gaan. Het kwam in de krant. De organisatoren waren boos op mij, op Twitter werd ik gekielhaald. Waar het op neerkwam, was ik dat hun nobele motieven belachelijk had gemaakt, hun valide kritiek op racisme had verworpen en mijn eigen business boven het groepsbelang had laten prevaleren. Ik was niet woke genoeg. Ik haalde mijn schouders op.

De afgelopen dagen moet ik weer terugdenken aan dit debat. Ik moet vooral aan die Marokkaanse jongen denken die bij voorbaat vond dat hij geen kans maakte omdat de witte wereld tegen hem was. Debat is geen debat meer wanneer het leidt tot defaitisme. Debat mag kritisch zijn, maar zonder uitzicht op hoop, groei en dromen kan het bij het grofvuil.

Ik heb het aantal columnisten de afgelopen tien jaar zien exploderen. Misschien zijn het er te veel geworden en moeten er een paar op de brandstapel met de belofte dat een veelkleurige sfinx uit de as zal verrijzen die nieuwe kansen voor iedereen zal brengen. Maar as is verbrande turf.

Abdelkader Benali (1975) is schrijver. In 1996 debuteerde hij met ‘Bruiloft aan zee’, in 2003 won hij de Libris Literatuur Prijs voor zijn roman ‘De langverwachte’. Om de week schenk schrijft natuurhij voor Trouw een column. Lees ze hier terug.