Die 42.000 besmette mensen zijn voor een groot deel pas in de laatste dagen besmet geraakt, moeten nog ziek worden en hebben dus ook over een tot twee weken voor een deel ziekenhuiszorg nodig. Er gaat zich een ramp voltrekken, denkt Kluytmans.
Hij heeft al langer het gevoel dat er meer coronabesmettingen in Brabant zijn dan de officiële cijfers laten zien en na wat zoeken op internet komt Kluytmans een Brits rekenmodel tegen dat zijn vermoeden bevestigt.
Het model gaat uit van sterfgevallen en omdat bijna 1 procent van de besmette personen overlijdt aan het coronavirus, is ook redelijk makkelijk te bepalen hoeveel personen er drie weken terug besmet waren. Die sterfgevallen hebben het coronavirus namelijk drie weken ervoor opgelopen.
Op dat moment verdubbelde het aantal besmettingen in Brabant zich twee keer per week en zo is relatief gemakkelijk aan het daadwerkelijke aantal besmettingen te komen.
Het vermoeden dat Kluytmans al langer heeft wordt bevestigd: het aantal besmettingsgevallen in Brabant is vele malen hoger dan in de rest van Nederland. En dat kan de Brabantse zorg op geen enkele manier alleen aan.
Berekening klopt, snel ingrijpen is noodzakelijk
Kluytmans neemt wat mensen in vertrouwen met wie hij zijn bevindingen deelt, al durft hij die vanwege het schrikbarend grote aantal besmettingen bijna niet hardop uit te spreken.
Al snel kijken ook andere deskundigen en infectiemodelleurs naar de door hem gemaakte berekening en allemaal komen ze tot dezelfde conclusie: er is geen speld tussen te krijgen en snel ingrijpen is noodzakelijk.
Als lid van het Outbreak Management Team (OMT) draagt Kluytmans bij aan de adviezen aan het kabinet, maar directe lijntjes met ministers heeft hij niet. Hij belt met Jaap van Dissel (directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM), die hij al lang kent, en met Bart Berden, voorzitter van het Brabantse Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ).
Die laatste neemt de berekeningen van Kluytmans mee naar de minister voor Volksgezondheid en ook daar is de schrik groot.
Patiënten via centraal punt verplaatst
Jacco Wallinga, RIVM-modelleur, wordt eveneens ingeschakeld en ook hij heeft niet lang nodig om de bevindingen van Kluytmans te bevestigen. Alle betrokkenen zien de ernst van de situatie in Brabant in en in een paar dagen tijd wordt het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) opgetuigd.
Het centrum is gevestigd in het Erasmus Medisch Centrum en staat onder leiding van Ernst Kuipers, tevens voorzitter van de raad van bestuur van het Rotterdamse ziekenhuis. Ziekenhuizen hoeven daardoor niet meer zelf na te gaan waar ruimte is om patiënten heen te verplaatsen, dat regelt het LCPS voortaan.
Kluytmans heeft net op tijd aan de bel getrokken, want in de dagen die volgen blijkt dat honderden patiënten in Noord-Brabant ziekenhuis of ic-zorg nodig hebben.
Wat was er gebeurd als u op 16 maart niet aan het rekenen was geslagen?
"Dan waren er mogelijk situaties ontstaan waarin ziekenhuizen patiënten niet de benodigde zorg hadden kunnen bieden. Patiënten die aan de beademing hadden gemoeten, hadden dat dan niet gekund. Als je naar de ic gaat is de kans dat je doodgaat niet nul, maar je geeft iemand wel de optimale kans. Als je dat niet doet geef je ze die kans niet en laat je ze letterlijk stikken."
Uw berekening heeft dus veel levens gered. Heeft u al tijd gehad om dat te beseffen?
"Meer mensen wijzen daar op, ja. Maar soms doe je wel eens iets goeds, zeg ik dan. Uiteindelijk hebben we allemaal ons best gedaan en ik hoop dat we het goed hebben gedaan. Maar er zijn best wel momenten geweest dat je moeilijke keuzes moest maken. Dat heeft regelmatig stressvolle situaties opgeleverd."
"We maken beleid voor anderen. Ik sta niet zelf aan een ic-bed en dat is toch wel een bijzondere verantwoordelijkheid. Een keuze had zomaar verkeerd uit kunnen pakken en hoe had ik me dan gevoeld? Zo hebben we bijvoorbeeld uitgezocht of je maskers kon hergebruiken na sterilisatie. Steriel waren ze wel, maar werkten ze nog wel goed? Daar was best wel twijfel over. Ik ben blij dat we dit niet hebben moeten toepassen in de praktijk. Daarover nadenken is wel indrukwekkend."
U bent 1 maart, drie dagen na het eerste officiële Nederlandse besmettingsgeval, al begonnen met het testen van ziekenhuispersoneel. Waarom deed u dat?
"We zagen in twee verschillende ziekenhuizen een patiënt die COVID-19 bleek te hebben, maar geen direct verband met het buitenland had. Ik vroeg me af: weten we wel welke mensen positief zijn? Het antwoord daarop was nee. We konden de tests zelf doen en hoefden de monsters niet meer naar het RIVM of Erasmus MC te sturen. Dus we zijn gewoon gaan kijken hoe het zit."
"Besmette patiënten kwamen daar niet uit, maar we vonden wel veel medewerkers met COVID-19. Er waren er die in Italië of Oostenrijk waren geweest, maar er waren ook vrijwel direct vijf medewerkers die niet in het buitenland waren geweest. Die hadden wel allemaal carnaval gevierd. Toen was duidelijk dat de situatie niet goed onder controle was en dat er zeer waarschijnlijk een link met carnaval was."
Vindt u dat op enig moment strengere maatregelen hadden moeten worden genomen?
"Je signaleert wat en dan is er een vertraging van een paar dagen voordat iets landelijk beleid wordt. Achteraf vind ik niet dat dat buitensporig lang geduurd heeft."
"Op het moment zelf zit je wel in een spannende situatie en duurt ieder uur dat je moet wachten lang. Ik heb wel regelmatig gedacht: jongens, pak door. Als je terugkijkt moet je toch concluderen dat er heel zware consequenties zitten aan het sluiten van scholen en cafés. Het is echt niet zo makkelijk om dat te besluiten. Die vertraging tussen iets constateren in het werkveld en daaropvolgend beleid is hooguit een paar dagen geweest. Dat is wel verklaarbaar en naar mijn mening acceptabel."
Ruim vier maanden later is de situatie totaal anders. Verwacht u een tweede golf?
"Wat is een tweede golf? Ik verwacht zeker dat we nog problemen gaan krijgen; kleine brandhaardjes, die hopelijk klein blijven. Daarom hebben we nu ook dat beleid om zoveel mogelijk te testen, zodat je snel geïnformeerd bent. Er zijn niet duizenden besmettingen nodig om te ontdekken: hee, er is wat aan de hand."
"We hopen te voorkomen dat we landelijk weer in een lockdown gaan. Als er een lockdown komt, dan zal het regionaal of lokaal zijn. Dat zie je nu ook in bijvoorbeeld Spanje gebeuren. Maar we zullen met dit virus moeten leren werken totdat er een vaccin of goede behandeling is."
Wanneer verwacht u dat er een vaccin is?
"Een vaccin is echt een lastig iets. Als je kijkt naar de vaccins voor andere virussen, zoals hiv, daar zijn ze ook al veertig jaar mee bezig en dat is er gewoon nog niet. Voor influenza (griep, red.) hebben we een vaccin, maar dat is ook niet 100 procent effectief. We hopen dat er een goed vaccin voor COVID-19 komt, maar er is een gerede kans dat je er nog jaren op moet wachten."
We zitten nu in het 'nieuwe normaal'. Denkt u dat het 'oude normaal' ooit weer terugkeert?
"Ik ben positief ingesteld, dus ja, dat denk ik wel. We moeten dus een andere manier vinden om de maatschappij enigszins op een normale manier te laten functioneren. Die 1,5 meter zie ik op de lange termijn - daarmee bedoel ik jaren - ook niet als houdbaar. Maar als een vaccin maar voor 50 procent effectief is, dan kunnen we al veel meer."
Wat is voor u het belangrijkste punt dat deze coronacrisis leert voor de toekomst?
"Op de publieke gezondheidszorg is de laatste jaren best veel beknibbeld en dat werd steeds als kostenpost gezien. Dat is wel iets waar je anders naar moet kijken in de toekomst."
NUjij: Uitgelichte reacties