Direct naar artikelinhoud
COLUMN

Het racismedebat klinkt heel anders in mijn omgeving

Het racismedebat klinkt heel anders in mijn omgeving

Als vrouw van kleur zou ik er beter aan doen om niet over racisme te schrijven. Dat gaat namelijk, heb ik onlangs geleerd, gepaard met emotionele belasting. Want je zou zomaar eens in aanraking kunnen komen met lezers die kritiek hebben op je stukje, of met een warhoofd dat je intimideert of je werkgever belt.

Ja, er valt iets te zeggen voor deze weerzin om kwetsbaarheid te tonen – niemand geniet van besmeuring van zijn kwetsuren. Maar inmiddels wordt deze fragiliteit in toenemende mate binnen het racismedebat ingezet om recht van spreken af te dwingen. Lúisteren is het devies voor critici. Want het racismeleed, dat draagt iedere Nederlander van kleur. En wie de mate van dat leed durft te bevragen, die doet aan silencing en violence.

Blaffen dat er naar je boven alles verheven pijn moet worden geluisterd is alleen geen teken van emancipatie, maar een uiting van onvermogen om op een volwassen manier een belangrijke discussie aan te gaan.

De mensen in mijn omgeving, van alle kleuren en klassen, kijken al langer met argwaan naar het huidige racismedebat, dat nog altijd complex en diffuus is, en nog alle kanten op kan gaan.

En wat zien zij precies?

Antiracisme-activisten van kleur die zich verschansen in wittemiddenklassewijken, hun kinderen naar een witte school brengen en tegelijk met diep ressentiment witte segregatie op sociale media aanklagen. Die niet alleen zwijgen over hun eigen klasse privileges, maar zich ook de gettocultuur toe-eigenen door een gemankeerde en gedateerde versie van straattaal te bezigen. En die de onderklasse cultuur zelfs verexcuseren – alsof diezelfde cultuur geen schadelijke elementen bevat (onveiligheid, verslavingen en verwaarlozing) die momenteel duizenden kinderen in achterstandswijken voor galg en rad laat opgroeien.

Lichtgetinte bondgenoten die meeliften op de Black Lives Matter-beweging, en ondertussen het antizwarte racisme binnen eigen kring niet aanklagen. Omdat ze geloven dat die ene keer dat ze mogelijk door etnische profilering staande zijn gehouden, fundamenteel erger is dan een racistisch thuisfront dat een zusje verbiedt een relatie aan te gaan met een zwarte man.

Media die plots woke zijn en ‘iets met diversiteit’ willen doen, zonder helder uit te leggen waarom de dood van een zwarte man in de Verenigde Staten hun redactie opeens deed inzien dat Zwarte Piet een racistische karikatuur is en dat institutioneel racisme bestaat. En beunhazen met een diversiteitsbureautje die daar weer een slaatje uit slaan door zich aan te bieden als ‘racisme-expert’ en ‘wit huiswerk’ opgeven.

Witte bondgenoten die een zwart of bruin gezicht enkel met achterstand en machteloosheid associëren en denken dat macht alleen witte mannen kan corrumperen. Die antiracismeactivisten van kleur op een schild hijsen als nobele wilden. En die, zwanger van empathie, een dagje hun socialemediaplatform bieden aan zwarte vrouwen die al lang en breed succesvol zijn in de samenleving.

De mensen in mijn omgeving zien op tv, sociale media en in de kranten een heel andere invulling van het racismedebat dan in hun realiteit. In die werkelijkheid wordt het moeilijke gesprek over racisme al lang gevoerd. Met nuance en in veiligheid en vrijheid, en bovendien zonder emotionele belasting, voorwaarden die op sociale media en mainstreammedia al lang voor de dood van George Floyd niet meer te vinden waren.

Zij hebben geen boodschap aan een thema-uitzending over racisme op de publieke omroep. En dat heeft niet alleen met Jort Kelder te maken. Zij kiezen voor het telefoongesprek, de privémail en WhatsApp. Daar vinden nu de eerlijke gesprekken en debatten plaats. Niet bij entertainmentprogramma’s als Op1, en zeker niet op sociale media.