Ook de trein werd elektrisch

De elektrische tram arriveerde vroeg in Nederland, maar de elektrificatie van de spoorwegen liet veel langer op zich wachten, ook al had Werner von Siemens in 1879 al een elektrische locomotief tijdens een tentoonstelling in Berlijn gedemonstreerd en ging de eerste elektrische trein in Zwitserland reeds in 1899 rijden.

Door JAN LIBBENGA

Het bedrijf Siemens & Halske, het latere Siemens, werd benaderd voor de aanleg van het traject van de Zuid-Hollandsche Elektrische Spoorweg Maatschappij in het begin van de twintigste eeuw. De maatschappij had een lokaalspoor voor ogen van Rotterdam naar Den Haag en Scheveningen, de zogenoemde ‘Hofpleinlijn’. De lijn werd in 1908 voorzien van 10 kV wisselstroom en voor de energievoorziening had de ZHESM een eigen elektriciteitscentrale in Leidschendam.

De lijn vervoerde aanvankelijk voornamelijk Rotterdamse badgasten en forensen uit Den Haag en Wassenaar naar Scheveningen. De moderne elektrische Hofpleintrein werd gezien als een wonder van comfort, met ’s avonds verlichte wagons die ook in de avonduren veilig en gerieflijk waren. Ook dames van lichte zeden maakten nogal eens gebruik van de lijn. Commercieel werd deze lijn zelfs zo’n succes dat werd nagedacht over verdere elektrificatie op de drukst bereden lijnen.

Met de opkomst van de auto in de jaren twintig wilden de rijkere forensen echter niet langer met de trein reizen. Wel behield de trein een eersteklas parfumcoupé voor dames die vanuit Wassenaar de Scheveningse vismarkt bezochten. Na de Tweede Wereldoorlog was de exploitatie al niet meer winstgevend te krijgen en de lijn sloot in 1953.

Toch heeft de Hofpleintrein als een belangrijke katalysator gewerkt in een tijd dat de stoomlocomotief maar niet leek te willen wijken. Elektrische treinen konden sneller accelereren en remmen dan stoomtreinen. Ook was minder onderhoud en personeel nodig.

Het was vooral de kolenschaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog die ertoe leidde dat Nederland vaart achter de elektrificatie van het spoornet zette. De noodzakelijke uitbreiding van het spoor was om meerdere redenen echter problematisch. Grote en moderne centrales die voldoende stroom konden leveren voor het spoor waren alleen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en bij de Staatsmijnen voorhanden. De overheid besloot de provinciale centrale in Amsterdam en de gemeentelijke centrales in Den Haag en Rotterdam aan te wijzen als belangrijkste leveranciers voor de spoorwegen. En die mochten voor de stroom niets extra’s vragen.

De eerste elektrische treinen, ook wel Blokkendozen genaamd, verschenen in 1927 op de Oude Lijn, het tracé van Amsterdam naar Rotterdam, en de rijtijden werden daardoor flink verkort.

In 1931 werd het traject Amsterdam-Alkmaar geëlektrificeerd, en kort daarna ook de lijn tussen Rotterdam en Hoek van Holland. Uiteindelijk werden ook Utrecht, Arnhem, Den Bosch en Eindhoven bereikbaar voor de moderne NS-treinen.

Meer lezen over de komst van de elektrische tram en trein in het boek Stroomopwaarts.  

Comments