Naast het toetreden tot het wisselkoersmechanisme ERM-2, kondigde de ECB aan dat de landen vanaf 1 oktober deel uitmaken van de Europese Bankenunie. De grootste banken van Bulgarije en Kroatië komen vanaf die datum onder toezicht van de ECB.
Naast een stabiele koers moeten de landen in deze periode ook laten zien dat ze 'degelijk' economisch beleid voeren.
Als na minimaal twee jaar in het wisselkoersmechanisme blijkt dat de landen kunnen voldoen aan de voorwaarden van de ECB, worden voorbereidingen getroffen voor de introductie van de euro in de landen. Dat proces gaat minimaal nog een jaar in beslag nemen: op zijn vroegst zullen de twee landen in 2023 toetreden tot de eurozone.
Bulgarije besloot aanvraag eerder uit te stellen
Bulgarije, EU-lidstaat sinds 2007, gaf begin 2018 al aan toe te willen treden tot de eurozone. "Bulgarije heeft een stabiele munt, een economische groei van 4 procent en een lage werkloosheid. Wij zijn klaar om plaats te nemen in de wachtkamer van de eurozone", zei premier Bojko Borisov destijds.
Een half jaar later besloot het land de aanvraag toch uit te stellen. Het land voldeed niet aan de officiële eisen tot toetreding die de ECB stelde. Volgens Borisov kwam dat omdat de ECB de voorwaarden steeds veranderde.
Kroatië heeft zich in 2013 aangesloten bij de Europese Unie, maar is nog geen onderdeel van zowel de Schengen- als de eurozone. Jean-Claude Juncker, voormalig voorzitter van de Europese Commissie, gaf in de zomer van 2019 al aan dat hij dacht dat het land klaar was voor een toetreding tot de eurozone.
De laatste keer dat een land toetrad tot de eurozone, was in 2015. Litouwen werd dat jaar het negentiende land met de euro, een proces dat zonder noemenswaardige problemen verliep.