nieuws

Dood in het verpleeghuis (2): Hoe houd je de hand van een stervende vast op anderhalve meter afstand?

De moeder van Rijnmond-journalist Ingrid Smits heeft corona en vecht voor haar leven. Intussen bungelen de verpleeghuizen onderaan de prioriteitenlijstjes van het overheidsteam dat de crisis moet bezweren. "Bescherming van kwetsbare ouderen? Ik zie van dichtbij het contrast tussen woorden en daden."
'Ik worstel en kom boven'. Als boerendochter, geboren en getogen op Goeree-Overflakkee, was dat één van mijn moeders motto’s. Nelly Smits was bepaald geen lammetje dat zich willoos naar de slachtbank liet leiden en zelfs tegen de munitie die sluipschutter Corona nu op haar afvuurt, houdt ze dapper stand. De klootzak lijkt haar er niet onder te krijgen.
"We zien haar niet meer als terminaal", krijg ik na een weekend met twee keer een uurtje bezoekpermissie te horen. Het goede nieuws heeft ook een keerzijde. "Het betekent dat je niet meer langs mag komen."
Misschien zou ik blij moeten zijn met mijn moeders opleving, maar ik ben het niet. Covid-19 is grillig, lees je overal en na een up kan het toch weer razendsnel down gaan. Hardop spreek ik de hoop uit dat ze het gaat redden en - mocht het toch fout gaan – niet eenzaam hoeft te sterven.
Ondanks het feit dat het beter gaat, blijft ze in quarantaine. Oftewel: eenzame opsluiting. Af en toe is ze weer fit genoeg om uit bed te komen, hoor ik tijdens telefonisch contact met het verpleeghuis en dan wil ze dolgraag fysiek contact. Maar dat mag niet. Coronaprotocol. "Dan doen we maar even een dansje op afstand", zegt een inventieve medewerkster.
Intussen is de zuurstoftank naast haar bed opgeborgen. Begrijpelijk, want ze trok de slangen in haar neus er almaar uit. Aan een dementerende vrouw kun je vertellen dat die kriebelende, plastic draadjes er niet zijn om je te pesten, maar juist verlichting brengen, maar dat is ze vrijwel direct weer vergeten.
Lees meer: Dood in het verpleeghuis (1): oorlogsgebied met een onzichtbare vijand

Deurkruk weg

En zo daalt ook de reden dat mijn moeder op haar kamer moet blijven absoluut niet in. Wanhopig jengelt ze soms aan de deurknop. "Die hebben we er maar afgeschroefd", vertelt een verzorgster. "Je moeder loopt nu heel veel met spulletjes te sjouwen. Daarna is ze doodop en kruipt ze weer in bed."
In mijn hoofd doemt het schrikbeeld op van een tijger in een ouderwetse dierentuin, eindeloos ijsberend langs de tralies. Wat voor bestaan is dit eigenlijk nog? Tegelijkertijd besef ik, terwijl het Coronaspook als een malle door het land waart en honderden slachtoffers maakt: mijn lieve moedertje leeft nog. Hallelujah!
Tachtig is ze en meneer Alzheimer houdt haar al jarenlang in de houdgreep. Maar dementie is geen lineaire lijn omlaag. Bij mijn moeder heeft de fase waarin ze zich zeer bewust was van haar haperende hersenen lang geduurd. Verschrikkelijk vond ze het om steeds meer zelfstandigheid te moeten inleveren.
Meer dan zeventig jaar was ze de personificatie van kordaat. De feilloze regisseur van haar eigen leven en waar het kon ook dat van anderen. De toenemende mist in haar hoofd maakte haar bij vlagen intens somber. "Voor mij hoeft het niet meer", zei ze dan.
Machteloos hoorde ik het aan. En pinkte in de auto op weg naar huis regelmatig een traantje weg. Maar het laatste jaar was mijn moeder – ik kan niet anders zeggen – een enorm blij ei.
De toenemende plaque in haar hersenpan leidde tot afnemend bewustzijn van wat er met haar gaande was. Op kinderlijke wijze genoot ze nog van heel veel: contact met mensen, knuffelen, dansen, zingen, muziek.

Eskimokus

Taal werd steeds minder haar ding, maar we vonden andere vormen om te communiceren: elkaars hand vasthouden, gekke bekken trekken, kroelen en de Eskimokus: neus tegen neus. Ik koerste nu vaak blij in plaats van bedroefd richting huis. De psychische marteling leek voorbij.
Ik vind het een verzoeking dat ik niet meer bij haar op bezoek mag, maar ik besef dat dit niet de tijd is om te gaan morrelen aan het protocol. Voor het zorgpersoneel in de frontlinie heb ik alleen maar diep respect. "Hoe gaat het met jou?", vraag ik als ik mijn vaste contactpersoon aan de lijn heb. "Houd je het nog vol?"
"Het zal wel moeten", zegt ze dapper. Ik hoor over de vele overuren en een bataljon zieke collega’s, van wie onbekend is of ze het virus te pakken hebben. Ze worden niet getest.
Dat daar geen capaciteit voor is, zoals wordt beweerd, zal later een flagrante leugen blijken. Laboratoria als Star waren in april best in staat om ook voor verpleeghuizen testen uit te voeren, maar mochten dat naar eigen zeggen niet. Want? Orders van het RIVM. Wie nieste of kuchte, moest aanvankelijk ook gewoon komen werken in de tehuizen.
Tekst gaat door onder de foto

Verpleeghuizen geen prioriteit

Op de prioriteitenlijstjes van het overheidsteam dat deze crisis moet bezweren, bungelen de verpleeghuizen sowieso onderaan. De focus ligt op de intensive cares. Die krijgen de aandacht en de middelen.
De overige zorgsectoren blijken tweede-, zo niet derderangs. Zo moet het verpleeghuis van mijn moeder intussen bijna dagelijks bedelen om protectiemateriaal. De mondkapjes en schorten raken op. De stapel slinkt zo gestaag dat ik alvast gewaarschuwd word.
Als mijn moeders situatie verslechtert, zal ik onbeschermd aan haar bed moeten zitten. "En dan moet je dus op anderhalve meter afstand blijven", deelt een medewerker droogjes mee.

Russisch roulette

Ik beeld me in hoe dat zal zijn en huiver. Hoe houd je de hand van een stervende op die afstand vast? Onmogelijk. Toch? Hoe blijf je gezond als je onbeschermd in een van virus vergeven kamer moet zitten? En: zal ik zo’n spelletje Russisch roulette eigenlijk wel aandurven? Ik heb er even geen antwoord op.
Op mijn telefoon kijk ik het filmpje terug, dat ik maakte van het allerlaatste gesprek met mijn moeder. Videobellen, op 28 maart. Ze zat er toen nog monter bij. Pas nu valt de verzorgster op, die met een iPad van kamer naar kamer liep. Ze draagt – mijn hemel! - geen mondkapje en geen beschermingsschort. En als zij het niet deed, wie dan wel? Hebben de verpleeghuizen het gevaar misschien zelf ook onderschat?
Op mijn moeders afdeling zit nu iedereen achter slot en grendel op verdenking van corona. Haar buurvrouw is gestorven. De dame een deurtje verderop ook. Er zijn nog vier bewoners over. Die vechten voor hun leven.
Verdrietig stel ik vast dat de gemeenschappelijke huiskamer, met het grote tv-scherm en de spinnende speelgoedkat, nooit meer hetzelfde zal zijn. Wie wordt het volgende slachtoffer? Mijn moeder?
Ook op de andere afdelingen van het verpleeghuis tuimelen de oudjes omver, als steentjes op Domino Day. In de statistieken die het RIVM dagelijks naar de media doorpompt, zijn ze echter niet te vinden, want: niet officieel getest en formeel dus geen coronadode.
Tekst gaat door onder de foto

Overal hetzelfde probleem

Ik app veel deze dagen. Ook met mijn nicht, die in de thuiszorg werkt. Een sector waarin hulp wordt verleend aan de 'kwetsbaren' waarover Mark Rutte almaar oreert.
Ook mijn nicht moet lange tijd onbeschermd van hot naar her. Ze blijkt bij nader inzien bij een coronapatiënt over de vloer te zijn geweest. Zelf heeft ze geen klachten, maar geldt dat ook voor de mensen bij wie ze daarna de steunkousen aantrok of het stomazakje ververste? Ze maakt zich grote zorgen.
Een dierbare vriendin heeft een fysiek kwetsbare moeder die afhankelijk is van thuiszorg. Ook daar komt de hulpverlening onbeschermd langs. Ze vraagt zich af of haar ma de hulp niet beter kan weigeren.

Bizarre inschattingsfout

Een vriendin, die ondernemer is en ook intens met me meeleeft, appt: "We weten dat ouderen kwetsbaar zijn. Daar tuigen we alles voor op en daarvoor zitten we al weken binnen. Intussen gaan bedrijven eraan onderdoor en dan zo met ouderen omgaan? Bizarre inschattingsfout!"
Nu ik zelf ooggetuige ben van het drama dat zich in zorginstellingen voltrekt, volg ik het nieuws met andere ogen. Van de wekelijkse preek van Rutte dat 'we' met zijn allen offers moeten brengen om de 'kwetsbaren' te beschermen, ben ik niet langer onder de indruk. Integendeel. Als de premier zijn mantra op een persconferentie weer eens opzegt, word ik boos en denk: gelul.
Intussen toeft mijn moeder nog steeds in een bunker. Ik mag er niet in, zij mag er niet uit. Ze zit als een rat in de val.
Morgen het derde deel van dit vierluik: Mijn mondkapje wordt een smerig attribuut, vol snot en tranen.

💬 WhatsApp ons!
Heb jij een tip voor de redactie? Stuur ons een bericht, foto of filmpje via WhatsApp ons of Mail: nieuws@rijnmond.nl