Direct naar artikelinhoud
OpinieCorona in Afrika

Opinie: Coronavluchteling kan terecht in Afrika

Sub-Sahara-Afrika biedt de ideale natuurlijke omstandigheden om het ­coronavirus in te dammen.

Het einde van de vastenmaand ramadan wordt gevierd aan de oever van het Tanganyika meer in Burundi.Beeld AFP

Natuurlijk gaan ze er komen, de ­coronavluchtelingen. Niet richting de pandemie, maar wég van de pandemie. En als je op de wereldkaart naar de grote besmettingshaarden kijkt, is het duidelijk waar je – naast een leeg Montana of Wyoming of een geïsoleerd Paas­eiland – dan het beste naartoe kunt: sub-Sahara-Afrika.

Zelf was ik voor een zakenreis van acht dagen naar Burundi, maar ik zit er nu al ruim twee maanden klem: grenzen dicht, luchthaven gesloten. Uiteraard kun je ook van hieruit via internet alle internationale ellende over de epidemie lezen. Zo heb ik met verbijstering de situatie in Nederland gevolgd.

In het begin stuurde ik nog wel­eens filmpjes naar het thuisfront over mijn nieuwe, tijdelijke leven hier (baantjes trekkend in het zwembad van de Club du Lac Tanganyika; slenterend over een strand vol zonnende nijlpaarden), maar dat voelde al snel oneerlijk aan en onnodig jaloers­makend.

Controle

Natuurlijk, ook in Afrika waart het virus rond. Maar het aantal besmettingen is, tegen de voorspellingen in, laag gebleven. Lagos en Kinshasa zouden toch in een hel veranderen? Nee dus. Om dichter bij Burundi te blijven: buurland Rwanda telt, volgens lokale overheidsstatistieken op het moment van schrijven, nul corona­doden. Oeganda idem dito. En net hier over de grens, in Oost-Congo – door zo’n duizend kilometer oerwoud gescheiden van Kinshasa – zijn maar een handvol besmettingen.

Burundi zelf telt officieel enkele tientallen besmettingen en één dode. Natuurlijk, het kan zijn dat de officiële gegevens niet helemaal overeenkomen met de realiteit, maar deze epidemie kun je niet verborgen houden. Misschien is het à la Wuhan mogelijk de epidemie voor een paar weken te verbloemen, maar dat kan niet maandenlang. Want hoe chaotisch de steden hier in de regio op het eerste gezicht ook kunnen ogen, er is vaak meer controle dan men denkt.

In de stadswijken weet iedereen alles van elkaar, dus ook over ernstig zieken. Daarbovenop is er soms nog weer een fijnmazige overheidspresentie om een oogje in het zeil te houden. Zo zijn er een paar landen in Oost-Afrika waar iedere buurt een ­eigen wijkhoofd heeft, bijgestaan door een ‘chef-per-tien-huizen’. In sommige steden is ieder huishouden verplicht in een schriftje te noteren wie op bezoek is geweest, niet als de overbuurman een kip komt brengen, maar wél als er iemand is komen logeren.

Europese pensionado's

Daardoor kan er hier verrassend grondig aan contactonderzoek worden gedaan, met zo nodig draconische quarantaines. Mede dankzij ebola en recentelijk mazelen, waar in Congo zesduizend kinderen aan overleden, zit de schrik voor epidemieën er hier goed in.

Bijna alle factoren waarvan de ­wetenschap zegt dat het de verspreiding van het virus en de ernst van de besmettingen belemmert, is aan­wezig in Oost-Afrika. Hoge temperaturen? Check. Hoge vochtigheid? Check. Weinig obesitas? Check. ­Geringe luchtvervuiling? Piepjonge bevolking? Dagelijks bombardement uv-straling voor je vitamine D? Check, check, check. In vrijwel iedere box kun je een vinkje plaatsen. Dan heb ik het nog niet over het feit dat je hier buiten leeft. En dat je in de tropen ook ‘binnen’ eigenlijk ‘buiten’ bent: overal staan voor verkoeling de ramen tegen elkaar open.

Als iemand onverhoopt een met virus beladen aerosol uitniest, wordt die hier in hoofdstad Bujumbura vaak meteen verdund door de zwoele bries vanaf het zeshonderd kilometer lange Tanganyikameer.

Zeker als het virus winter na winter in het noorden gaat rondwaren, zal Oost-Afrika, zolang er geen vaccin is, kunnen profiteren van stromen ­Europese pensionado’s, die niet dood willen gaan. Het zou, vermoed ik, een lucratief fenomeen voor de reisbranche kunnen worden.

Het virus brengt nu meer economische problemen dan directe gezondheidsperikelen in Afrika. Een nieuw ‘coronatoerisme’ zou veel mensen hier in de regio, van hotelmanagers tot hosselaars, wat soelaas kunnen bieden.

Robbert van Lanschot is oud-diplomaat en freelance-­journalist.