Direct naar artikelinhoud
Interview

Modelleur RIVM: ‘Superverspreiders spelen een grote rol’

Werkt de verspreiding van het coronavirus met ‘superverspreiders’? Het lijkt erop, zegt Jacco Wallinga van het RIVM. Een studie wil de vraag beantwoorden waarom de ene geïnfecteerde veel anderen besmet, en de andere bijna niemand.

Jacco Wallinga.Beeld Hans Roggen

De grafieken waarop het kabinet de vrijheidsbeperkende maatregelen baseert, de verwachte effecten van die maatregelen en de gevolgen van niets doen om het coronavirus in te dammen: het is allemaal het werk van Jacco Wallinga en z’n medewerkers. Wallinga is hoofd van de afdeling ‘modellering van infectieziekten’ bij het RIVM, die met 11 medewerkers de rekenkundige ruggengraat van het overheidsbeleid produceert.

Toch is Wallinga geen adviseur van het kabinet. “Onze afdeling is adviseur van de adviseur van het kabinet,” zegt hij. De echte adviseur van het kabinet is het Outbreak Management Team (OMT), bestaande uit medewerkers van het Centrum Infectiebestrijding van het RIVM, aangevuld met wetenschappers, artsen en medisch-ethici van diverse universiteiten. De informatie waarop het OMT zich baseert, die komt echter wel van Wallinga’s afdeling.

Een rekenmodel is altijd een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, zegt Wallinga. En daarom dus altijd een beetje fout. Maar het is de enige houvast om scenario’s te verkennen over de verspreiding en indamming van het virus onder de Nederlandse bevolking.

Wat het werk van Wallinga even moeilijk als verantwoordelijk maakt, is de beperkte kennis van het virus in combinatie met de enorme impact ervan. Wat kun je in drie maanden te weten komen over een microscopische klein deeltje dat in potentie de hele wereldbevolking kan besmetten en zo voor miljoenen doden zou zorgen?

Essentieel voor elk model zijn de aannames. Op basis van welke uitgangspunten kun je aan het rekenen slaan? Als voorbeeld noemt Wallinga dat het coronavirus overdraagbaar is van mens op mens. Dat neemt iedereen nu klakkeloos aan, maar in het begin –een maand of twee geleden- was dat nog onduidelijk, zegt hij. Want werd het SARS-Cov-2 niet overgedragen van dier op mens?

Dat aannames gaandeweg veranderen, bleek toen niet alleen China, maar ook Italië als infectiehaard opvlamde. Omdat de Italianen dat zelf aanvankelijk niet in de gaten hadden, waren Nederlandse vakantiegangers bij terugkeer uit Italië niet verdacht. Onterecht, zo bleek.

Een andere vorm van voortschrijdend inzicht is de mogelijkheid om Covid-19 te verspreiden zonder ernstige ziektesymptomen. Aanvankelijk was het uitgangspunt dat alleen mensen met flinke koorts, hoest en kortademigheid het virus konden overdragen, maar Covid-19 bleek zich ook ‘onder de radar’ te verspreiden. Mensen die ogenschijnlijk een veel voorkomende neusverkoudheid hebben, zijn besmet, en zorgen voor virustransmissie. “Je weet dus niet precies wie het virus verspreidt, en dat maakt het helaas noodzakelijk om maatregelen te nemen voor praktisch elk hoestje,” zegt Wallinga.

Wat is nog een onzekere aanname van het huidige model?

“Hoe besmettelijk iemand is. Gemiddeld besmet één persoon twee tot drie anderen. De wetenschap is het erover eens dat die getallen kloppen, maar de ene geïnfecteerde besmet veel anderen, de andere besmet bijna niemand.”

“Tachtig procent van de besmettingen wordt veroorzaakt door tien procent van de virusdragers, weten we. De ene besmet dus 16 man, de andere 9 samen besmetten slechts 4 anderen. Die zogenaamde superverspreiders spelen een grote rol, maar we kennen hun karakteristieken niet. Frustrerend, want als we dat wel wisten, waren alleen maatregelen nodig voor specifieke mensen of groepen. De maatschappelijke en economische schade zou dan minder zijn.”

Is er nog meer onzekerheid?

“De rol van kinderen bij de verspreiding. Schoolkinderen zijn motor van de epidemie bij het influenzavirus, maar bij Covid-19 weten we het niet. Kinderen kunnen het wel krijgen, maar ze worden nauwelijks ziek. Maar of ze een rol hebben bij de verspreiding, en welke, dat weten we niet precies. Daar doen we nu onderzoek naar in Brabant. Bij die studie proberen we ook te achterhalen wie de superverspreiders zijn. Over vijf weken weten we daar hopelijk meer over.”

Is de mate waarin burgers de kabinetsadviezen opvolgen ook een variabele in het rekenmodel?

“Ja, daar doen we aannames over. We kunnen dat niet weten, want dit soort maatregelen zijn nog nooit afgekondigd. Het is voorstelbaar dat mensen thuiswerken of social distancing in het begin goed opvolgen, maar als de situatie maanden duurt, laten ze het varen. Daarom rekenen we met hoge en lage percentages van adviesopvolging. En we sturen het model bij op grond van de actualiteit.”

Wat zeggen de meest recente cijfers over de genomen maatregelen?

“Het aantal nieuwe besmettingen, opgenomen patiënten in het ziekenhuis en gemelde overledenen neemt minder snel toe dan je zonder maatregelen zou verwachten, dus dat is gunstig. Tegelijkertijd neemt het aantal opnamen op de ic nog steeds toe. Omdat de ic-capaciteit beperkt is, is dat ongunstig. We hebben gerekend met 1150 ic-bedden, er zijn nu ongeveer 925 bedden bezet. Uitbreiding van de ic-capaciteit is dringend nodig.”