Direct naar artikelinhoud
ColumnBert Keizer

Het is een angstwekkende gedachte dat er niets is na de dood

Het is een angstwekkende gedachte dat er niets is na de dood
Beeld Trouw

Simone de Beauvoir betoogde in ‘De tweede sekse’ dat je niet als vrouw geboren wordt, maar tot vrouw gemaakt. O jee, moeten we nu ook van de benaming ‘vrouwen’ af? Dat wordt dan ‘tot vrouw gemaakten’. En wat doen we met artsen? Ook niet aangeboren. Dus ‘tot arts gemaakten’? Bij sommige collega’s klinkt dat niet eens zo gek, want er kwam heel wat bij kijken voordat het maakproces min of meer kon worden afgerond.

Terug op planeet aarde zag ik Erik Scherder en Matthijs van Nieuwkerk snikkend in elkaars armen vallen bij de constatering dat ze allebei bang zijn voor de dood. Ze durven geen van beiden met de auto op een snelweg te rijden en natuurlijk hebben ze allebei vliegangst. Ik denk dat ze twee doodsangsten door elkaar halen. De eerste is stervensangst, bang voor een akelig sterfbed, vol pijn, angst, uitputting, aftakeling, benauwdheid. Ik ben daar niet zo bang voor, omdat ik denk dat er tegen die tijd wel een arts is die me palliatief zal willen ondersteunen. Vliegangst en angst voor het verkeer op de snelweg begrijp ik maar al te goed, want tegen een auto-ongeluk of een vliegramp bestaan geen dokters die dat makkelijk kunnen maken. Maar dit is dus allemaal de angst om slecht te sterven.

De narcose waaruit niemand wakker wordt

Die andere doodsangst betreft de toestand na de dood. Er zijn twee varianten. Allereerst: je kunt bang zijn dat je na de dood gestraft wordt. Op zich een sympathieke gedachte, als die straf wordt toegepast op types die we allemaal ervaren als etters. Helaas zijn er miljoenen onnozele zielen die dachten dat ook zij gestraft moesten worden. U kent de details. Maar goed, ik heb daar geen last van. Niet omdat ik straks geen straf verdien, maar omdat ik meen dat er helemaal geen toestand is na de dood.

Dat is de tweede variant van doodsangst: dat er niets is straks. Ik vind dat angstwekkend. Hoe kun je daar nou bang voor zijn? Er is dan niks. Dat maak je toch helemaal niet mee? Precies, zei Philip Larkin, de Engelse dichter: dat is nou net waar je zo bang voor bent – geen zien, geen geluid, geen aanraking of smaak of geur, niets om mee te denken, niets om van te houden of je mee te verbinden, de narcose waaruit niemand wakker wordt.

Ik begrijp niet helemaal waarom ik daar zo over inzit. Boeddhisten vinden dit geweldig, zo geweldig dat ze reeds voor de dood met behulp van Zen-meesters proberen iets van die postmortale leegte, waar we allemaal in zullen verdwijnen, te bemachtigen. Het is precies deze voor hen zo kostbare leegte die ik als verstikkend ervaar. De een zijn jubel is de ander zijn jicht.

Luxe overwegingen op veilige afstand van het graf

Een treffend voorbeeld van die leegte waarin er niets meer is, trof ik deze week in de NRC. Ik las er dit bericht: ‘In Liefde – Jan Foudraine – 23 februari 1929 27 februari 2016 – Marijke.’ Het raakte me, omdat ik me betrapt voelde tijdens het vergeten. Ik dacht immers nooit meer aan Jan Foudraine en vind dat hij dat niet verdient. Hoewel ik terdege besef dat Foudraine er niks mee opschiet, als ik nog aan hem denk. Hij werd door dit bericht even teruggeroepen uit het niets waarin hij verbleef. Dat was ook de bedoeling. Het lucht me niet op. Ik denk alleen maar aan het beeld van een drenkeling die vreemd genoeg wordt teruggegooid in het water. Want over drie maanden is Jan Foudraine weer net zo vergeten als hij vorige week was.

Overigens zijn dit luxe overwegingen, waar een mens alleen maar zin in heeft op veilige afstand van het graf. Stervenden zijn hier zelden voor in de stemming. Ze hebben andere dingen aan hun hoofd: wie moet een kaart, gaan we die urn van Adrie hergebruiken, op zee uitstrooien vind ik overdreven, anders doen we zo’n kist van karton etc. Laatst zei zo iemand toch iets tegen mij over gindse land: “Ik zie wel straks, als ik ergens voor gestraft moet worden, dan zeg ik: kom maar op met die straf.” Theologisch enigszins aanvechtbaar, lijkt me, maar ik benijdde hem wel omdat hij ervan uitging dat je daarginds kunt zeggen: “Kom maar op met die straf”. 

Bert Keizer is filosoof en arts bij het Expertisecentrum EuthanasieVoor Trouw schrijft hij wekelijks een column over zorg, filosofie, en de raakvlakken daartussen.