Poolse gastarbeiders aan het werk op een aardbeienveld in het Brabantse Mierlo, zomer 2019 © Rob Engelaar / HH

Afgelopen week lanceerde D66 het plan ‘Grip op arbeidsmigratie’. Het doel was, aldus Kamerlid Maarten Groothuizen, om arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie beter te reguleren. Hij zocht daarom naar een ‘nuchtere en realistische’ benadering van het onderwerp. Je kunt namelijk wel roepen dat er meer grip moet komen op migratiestromen, maar de vraag is hoe. ‘Ons uitgangspunt’, schrijft Groothuizen, ‘is dat we zorgen voor veilige en menswaardige migratieroutes en tegelijkertijd bijdragen aan de toekomstbestendigheid van onze welvaart.’

Het is een terugkerende discussie. Of eigenlijk is er juist geen discussie. Elke poging daartoe wordt tot nu toe in de kiem gesmoord. Ook nu. Het d66-voorstel werd subiet Kamerbreed afgeschoten als ‘naïef en wereldvreemd’ (vvd), ‘knettergek en levensgevaarlijk’ (pvv), ‘ondoorzichtig en kortzichtig’ (pvda) en ‘gemakkelijk goedkope arbeid uit Afrika’ (SP). ‘Maak eerst maar eens een eind aan illegale migratie’, stelde hetcdaen ‘eerste zorg moet uitgaan naar vluchtelingen’ reageerde GroenLinks. In het huidige politieke klimaat valt over migratie niet nuchter te praten.

Het is een gemiste kans. En ook schijnheilig. Afgelopen jaren opperden tal van partijen vergelijkbare ideeën, onder wie vvd-minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra, in 2017, die Afrikaanse landen legale arbeidsmigratie wilde toestaan in ruil voor medewerking aan het uitzetten van illegale migranten uit Europa. Er is van alles aan te merken op het d66-voorstel, maar er zijn urgente redenen om te praten over arbeidsmigratie. Daaraan ten grondslag ligt immers de vraag: wat wil je als samenleving? Toegeven aan de groeiende behoefte aan arbeidskrachten? Migranten zoveel mogelijk blijven weren? Dat kan, maar praat dan over de keerzijde. Beide opties vereisen een politieke keuze.

Voor d66 is die keuze duidelijk. In de eerste plaats om economische redenen. Het bedrijfsleven kampt al jaren met krapte op de arbeidsmarkt. En de voorspellingen zijn dat in de toekomst, als de babyboomers over een paar jaar met pensioen zijn, die tekorten alleen maar toenemen. Evenals de vergrijzing; in 2040 zullen er nog maar twee werkenden zijn op één 65-plusser, voorspelt de in december vorig jaar gepubliceerde vergrijzingsstudie Zorgen voor morgen van het Centraal Planbureau. ‘Zonder aanvullend beleid kunnen toekomstige generaties niet van dezelfde overheidsvoorzieningen profiteren als mensen nu’, luidt de conclusie.

Arbeidsmigratie is een van de mogelijkheden om toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen. Op dit moment zijn er voor hoogopgeleiden van buiten de EU vele mogelijkheden om in Nederland te werken: via de Nederlandse kennismigrantenregeling – waarvoor een inkomenseis van 4612 euro bruto per maand geldt – of de Europese ‘blue card’-regeling – waarvoor maandelijks 5403 euro bruto moet worden verdiend en minimaal een bachelorsdiploma is vereist. De behoefte in met name de IT- en informatiedienstverlening aan deze zogenaamde kennismigranten groeit met het jaar. Tussen 2012 en 2017 is het aantal mensen dat hier is komen werken uit bijvoorbeeld India meer dan verdubbeld, tot bijna negenduizend per jaar, aldus het cbs vorig jaar. Nederland loopt wat dit betreft voorop binnen Europa.

Het probleem zit bij werk met een lager salaris. Op dit moment is het voor iemand uit Afrika of Azië vanwege de strenge visa-eisen vrijwel onmogelijk de EU legaal binnen te komen. Alleen als de werkgever aantoont dat een vacature uniek is en binnen de EU niet kan worden opgevuld, mag iemand van buiten worden aangetrokken. Ondoenlijk. Terwijl er juist op dit niveau veel werk is. ‘In de komende jaren zullen de grootste knelpunten in Nederland zich voordoen in de techniek, ict, onderwijs en de gezondheidszorg’, concludeerden vorig jaar de auteurs van SEO Economisch Onderzoek in Knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt en potentieel arbeidsaanbod uit Afrika en het Midden-Oosten: Is er een match? De studie werd in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken uitgevoerd en de conclusie was helder. ‘De beste kansen voor een match tussen vraag en aanbod lijken te liggen bij tekortberoepen op mbo- en hbo-niveau.’

Niet alleen het seo-onderzoek, ook de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (acvz) wijst op een beleidslacune. Zo stelt de acvz in haar recente rapport Legale kanalen voor arbeidsmigratie dat Nederland weinig oog heeft voor minder kennisintensieve arbeid of lager betaald specialistisch werk waaraan de Nederlandse economie behoefte heeft. Er mist, aldus de onderzoekers, arbeidsmigratiebeleid dat specifiek is afgestemd op het middensegment. ‘Nederland voert voor deze beroepsgroepen een restrictief beleid, waarin de visie dat arbeidsmigratie een last voor de samenleving is de boventoon voert’, aldus het acvz. ‘Het Nederlands economisch belang speelt in de politieke afweging een ondergeschikte rol.’

Het acvz wijst op de urgentie; één op de vijf werkgevers ervaart productiebelemmeringen als gevolg van tekorten. ‘De uitvoeringspraktijk is niet in staat mee te ademen met de daadwerkelijke behoefte aan arbeidskrachten’, aldus de rapporteurs.

Dit kan niet alleen worden opgelost door arbeidsmigratie binnen de Unie, door Polen, Roemenen of Bulgaren. ‘De Europese arbeidsmarkt is binnen tien jaar niet meer toereikend’, voorspelt Frank van Gool, ceo van Otto Workforce, marktleider op het gebied van internationale arbeidsbemiddeling, op de eigen website. Volgens Van Gool heeft Nederland de komende jaren behoefte aan 150- tot 200.000 arbeidsmigranten en moet het alle zeilen bijzetten om ze hierheen te halen. Hij ziet dat velen liever kiezen voor landen om ons heen.

‘Arbeidsmigranten dragen vijftien miljard bij aan onze economie. Als ze vandaag stoppen, zakt de economie als een plumpudding in elkaar’, zei hij in 2015 tegen RTL Nieuws. Hij pleitte destijds al voor een actief arbeidsmigrantenbeleid zoals Duitsland en Frankrijk dat hebben. ‘We denken wel dat het goed komt, maar het komt niet goed’, zei hij toen. ‘We hebben arbeidsmigranten van buiten de EU nodig.’

‘We denken dat het goed komt, maar dat is niet zo. We hebben migranten van buiten de EU nodig’

Ook in Duitsland is het politieke klimaat rondom migratie gespannen. Toch heeft de Duitse regering wel een duidelijke keuze gemaakt en het economisch belang vooropgesteld. Per 1 maart treedt een nieuwe immigratiewet in werking, het Fachkräfteeinwanderungsgesetz, die ervoor moet zorgen dat Duitsland aantrekkelijker wordt voor gekwalificeerde vakkrachten van buiten de EU. ‘Een paradigmawisseling’, noemde bondskanselier Angela Merkel het zelfs in december, na de topvergadering tussen de Bondsregering en het bedrijfsleven over deze wet. ‘Het is absoluut noodzakelijk dat we een dergelijke wet hebben’, zei Merkel in de Tagesschau, het Duitse journaal. ‘We pakken het probleem aan.’

Duitsland ontwikkelt een uitnodigend arbeidsmigratiebeleid om gericht tekorten op de arbeidsmarkt aan te pakken. De Duitse economie loopt jaarlijks tientallen miljarden euro’s mis door een tekort aan arbeidskrachten, stelden Duitse onderzoekers. Het gaat ook daar om honderdduizenden vacatures in de IT, de bouw, de horeca en de zorg die oningevuld blijven. De Duitse industrie en het bedrijfsleven kunnen opdrachten niet aannemen vanwege het tekort aan gekwalificeerde vakkrachten. Dat wordt de komende jaren alleen maar erger, voorspellen Duitse statistici, die schatten dat de beroepsbevolking in Duitsland tot 2035 krimpt met vijf miljoen mensen. ‘Het is belangrijk dat we in derde landen overkomen als een kosmopolitisch en geïnteresseerd land’, zei Merkel.

Per 1 maart zal de overheid visa makkelijker verstrekken en diploma’s van buitenlandse werknemers sneller erkennen. Het bedrijfsleven gaat vaklieden van buiten de EU helpen bij het leren van de taal en het zoeken van een woning. Er zijn al pilotprojecten gepland voor het werven van mensen uit Brazilië, India en Vietnam.

Volgens het seo-onderzoek zijn er in Duitsland eerder al positieve resultaten behaald met programma’s om technische specialisten uit Tunesië en Marokko te laten werken in beroepen waar tekorten zijn. Duitsland wil aantrekkelijke arbeidsomstandigheden en een aantrekkelijke omgeving bieden. Het land heeft daarmee een radicale stap gezet. Minister van Financiën Olaf Scholz sprak bij de ondertekening van een ‘verstrekkende’ maatregel in de Duitse geschiedenis. ‘We accepteren dat we een immigratieland zijn.’

Ook Zweden, Frankrijk en Spanje experimenteren al jaren met legale vormen van arbeidsmigratie van buiten Europa. Nederland doet aan geen enkele Europese pilot mee. Waarom eigenlijk niet? Het Nederlands bedrijfsleven hamert op beleid van de overheid. ‘Wij moeten ons met ons arbeidsmigratiebeleid niet uit de markt prijzen, ook ten opzichte van andere EU-landen’, stelt vno-ncw op de eigen website.

Het Verenigd Koninkrijk heeft eveneens een aantal legale kanalen voor arbeidsmigranten, en ook een ‘Migration Advisory Committee’ dat de regering adviseert over arbeidsmigratie in relatie tot de arbeidsmarkt. d66 stelt voor om ook zo’n adviescommissie in Nederland in te stellen. De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken adviseerde dit al tien jaar geleden en pleitte vorig jaar in haar rapport opnieuw voor een ‘arbeidsmigratie planningscommissie’ die op basis van arbeidsmarktanalyses voorstellen doet. Zo kan de regering analyses, onderzoeken en informatie van werkgevers, vakbonden, planbureaus en ministeries bij elkaar voegen en daarop beleid baseren.

Er is nog een ander argument om meer legale mogelijkheden voor arbeidsmigratie te creëren. Als de buitengrens van de EU permeabeler wordt, zal dat mensenlevens sparen en de druk op de asielketen verlichten.

Nu is alles erop gericht migranten buiten de EU te houden. Een visum krijgen is vrijwel onmogelijk. Mensen uit Afrika die willen werken in Europa hebben geen andere keus dan illegaal, met gevaar voor eigen leven, Europa binnen te komen. Overleven ze die tocht, dan doet een deel van hen beroep op politiek asiel, op dit moment het enige ‘kanaal’ om officieel binnen te komen. Een ander deel gaat illegaal werken, zoals nu in Italië op grote schaal gebeurt. Het leidt tot grove uitbuiting en rechteloosheid. En, na alle ontberingen om Fort Europa te bereiken, zullen de meeste mensen niet snel meer vertrekken – eenmaal binnen, blijf je binnen. Mogelijkheden van circulaire migratie, dat er na vertrek weer een kans is opnieuw terug te komen, geven lucht aan het hele asiel- en migratiesysteem. Ook de Europese Commissie pleit daarom voor het invoeren van legale arbeidsmigratieroutes.

Als tegenargument voor arbeidsmigratie worden nu vaak de jaren zestig en zeventig aangehaald, toen Nederland mensen uit Turkije en Marokko haalde om hier te komen werken in een verouderde industriële sector. Dat zou tijdelijk zijn, werd toen gezegd, maar mensen bleken te blijven terwijl veel van het werk verdween. Niemand had daarover nagedacht. Beleid was er niet op gemaakt. De huidige situatie is echter onvergelijkbaar. De krimpende beroepsbevolking en de vergrijzing vragen om oplossingen.

Ook d66 stelt voor om mensen uit Afrika voor maximaal vier jaar naar Nederland te laten komen. ‘Dat is lang genoeg voor werkgevers om de investering terug te verdienen, maar niet lang genoeg om volledig geworteld te raken in Nederland.’ Daar is heel wat op aan te merken. Waarom moeten mensen bijvoorbeeld terug na die vier jaar? Duitsland geeft arbeidsmigranten die succesvol zijn juist na drie jaar een permanente verblijfsvergunning. Dat bevordert de integratie, is beter voor de werkgever én voor de werknemer. Anderen, onder wie migratiedeskundige Leo Lucassen, pleiten voor een systeem van tijdelijke werkvergunningen, gekoppeld aan een geleidelijke opbouw van sociale en verblijfsrechten, én een goede controle van de arbeidsmarkt.

Juist dit soort keuzes moeten worden gemaakt. Door regering en parlement. Het d66-voorstel was een eerste stap geweest om verder te praten.

De overheid draait nu aan geen enkele knop, kijkt niet naar behoeften van de samenleving en het bedrijfsleven. Elke visie en regie ontbreekt. De discussie is alweer verstomd. Over meer migratie durft niemand te praten. De tekorten verdwijnen daarmee echter niet. Dus blijft de vraag: wie zal er over een paar jaar dan wel aan ons ziekenhuisbed staan?