Terug naar de krant

‘Er zijn veel mensen die racisme salonfähig proberen te maken’

Leeslijst interview Leugen en Waarheid

Angela Saini Wetenschapsjournalist Angela Saini schreef een boek over de vele pogingen om racisme wetenschappelijk te onderbouwen. „Het is belangrijk om te beseffen dat mensen in hoge posities, en ook academici, er racistische ideeën op kunnen nahouden.”

Leeslijst

Ze wist waar ze aan begon, maar toch is het af en toe even slikken. Angela Saini, gerenommeerd wetenschapsjournaliste voor de BBC, schreef het boek Superieur, een nauwgezette afrekening met de ‘terugkeer van de rassentheorie’. Saini beschrijft hoe vanaf de negentiende eeuw steeds weer opnieuw geprobeerd werd racisme wetenschappelijk te „onderbouwen”. En hoe pogingen om bewijs voor raciale verschillen te vinden de laatste jaren aan kracht gewonnen hebben.

„Net als met mijn vorige boek, Ondergeschikt, dat gaat over hoe bevooroordeeld de wetenschap vrouwen stelselmatig heeft behandeld, had ik tegenwind verwacht. Maar dit keer is het erger. Sinds de publicatie van Superieur word ik bestookt door trollen, neonazi’s en white supremacists, het gaat maar door. Dat heeft te maken met het internet, natuurlijk, daar kan alles gezegd worden, maar ook met het huidige politieke klimaat. Een website publiceerde al mijn gegevens, de naam van mijn ouders, echtgenoot, zonen, het lukte me niet dat te laten verwijderen. Maar ik vind het onderwerp te belangrijk om te laten liggen. Er zijn nu weer veel mensen die heel onderhands allerlei racistische overtuigingen salonfähig proberen te maken. Die moet je aan de kaak stellen, anders komen ze ermee weg.”

Ik spreek Saini (1980) bij haar thuis in Noord-Londen. Ze formuleert haar zinnen rustig en precies, afgewisseld met af en toe een spontane lach. Ik ben enthousiast over Superieur, omdat Saini de hedendaagse opleving van ‘wetenschappelijk’ racisme met vaste hand in historisch perspectief plaatst en overtuigend laat zien dat heel wat hedendaags racisme niet slechts een zaak is van brullende hooligans.

„Anders dan in de negentiende en begin twintigste eeuw wordt racisme tegenwoordig niet langer acceptabel gevonden. Maar de aanname dat alleen onwetende mensen die door educatie van hun vooroordelen verlost kunnen worden, in onze maatschappij nog racistisch zijn, is vals. Racisme is een gevoel, dat we meekrijgen in onze opvoeding, door de vooroordelen in onze directe omgeving. Iedereen heeft die vooroordelen, allemaal hebben we last van vooringenomenheid op tal van gebieden. Je moet niet verbaasd zijn wanneer ook heel slimme, hoogopgeleide mensen die vooroordelen hebben meegekregen, en die niet zomaar kunnen loslaten. Vaak bouwen ze er een intellectueel betoog ter rechtvaardiging omheen. Het is belangrijk om te beseffen dat mensen in hoge posities, en ook academici, er racistische ideeën op kunnen nahouden. Dat heeft gevolgen voor hoe mensen worden behandeld. Het kan deels het hardnekkige, structurele racisme in onze samenleving verklaren.”

Lees ook ‘Waarom ik niet meer met witte mensen over racisme praat’ is een onderbouwde aanklacht (●●●●)
‘Waarom ik niet meer met witte mensen over racisme praat’ is een onderbouwde aanklacht (●●●●)

Veel van het ‘wetenschappelijk’ racisme dat u beschrijft, lijkt voort te komen uit angst. De notie van ‘grand remplacement’, de zogenaamde omvolking, gemunt door de ultra-conservatieve Franse schrijver Renaud Camus, duikt tegenwoordig overal op.

„Het gaat om een diepe, existentiële angst. Het is de angst om een minderheid te worden, wat meteen ook een einde zou betekenen aan onze manier van leven, onze cultuur, onze godsdienst: ‘Alles gaat vervangen worden wanneer ons ras, of onze kleur, het onderspit delft. Het is het resultaat van globalisering en immigratie.’ Die angst heeft zeker een rol gespeeld bij de stem op Trump en voor de Brexit. Het is niet de enige reden, zeg ik er meteen bij. Mijn vader heeft ook voor Brexit gestemd.”

Het gaat ook om verlies van eigenwaarde, van ‘grootsheid’.

„Je moet beseffen dat het om verhalen gaat, politieke verhalen die een bepaald doel dienen. Toen ik onderzoek deed voor mijn boek, ontdekte ik dat het toch vooral daarom gaat: verhalen die dienen om de grootsheid van een natie te onderbouwen, om de superioriteit van een ras of volk aan te tonen. Overal op de wereld vind je verhalen die moeten bewijzen dat iemand echt thuishoort waar hij zich bevindt en waarom hij tot het beste behoort wat de mensheid te bieden heeft. In Europa worden die verhalen nu kritisch onder de loep genomen, in de universiteiten door de dekolonisatie-beweging, daarbuiten door mensen die gelijkheid opeisen. Niet alleen door links, hoor. Begin deze eeuw was die kritische houding algemeen aanvaard. Als we zo geweldig zijn, waarom bestond er dan slavernij? Was het imperialisme echt zo’n zegen voor de wereld, zoals zoveel mensen lange tijd dachten? Dat was toen helemaal niet zo controversieel. Maar wanneer die verhalen in twijfel worden getrokken, wordt ook het idee van grootsheid in twijfel getrokken. Dat maakt mensen defensief.”

Komt daar ook bij dat zo’n permanent kritische houding ten opzichte van de eigen verhalen voor veel mensen een hele opgave is? Overal vraagtekens bij zetten, steeds kritisch je eigen aannames tegen het licht houden, eindeloos kritiek verduren, veel mensen hebben daar wellicht gewoon geen zin in.

„Het is ook heel moeilijk, omdat ons gevoel over onszelf, als mens, afhangt van die verhalen. Ze drukken uit hoe we onszelf zien. Ieder van ons leunt op die verhalen, en wanneer ze onder vuur komen te liggen, bedreigt dat ook ons idee van wie we zijn. Een identiteitscrisis is het gevolg, je krijgt een ongemakkelijk gevoel over jezelf. Misschien was dat voor mij gemakkelijker, ik ben het kind van Indiase immigranten dat in Groot-Brittannië is opgegroeid. Dan krijg je constant te maken met zulke identiteitsvragen. Wie ben je echt, hoor je hier of niet, hoe word je door anderen gezien, ben je inferieur, ben je superieur? Wanneer een natie zichzelf geconfronteerd ziet met zulke vragen, is dat lastig. Want wat is een natie, afgezien van een territorium? Louter deze verhalen, meer is er niet.”

Het zoeken naar een biologisch, ‘wetenschappelijk’ antwoord op zulke vragen lijkt dan een logisch gevolg.

„Dat is het doel van biologisch essentialisme, het legitimeren van een onvervreemdbare nationalistische eigenheid. Want als nationaliteit louter een kwestie zou zijn van een paspoort, dan kan in principe iedereen erbij horen, zolang je aan een aantal praktische voorwaarden voldoet. Maar als kleur, ras en etniciteit een rol spelen, dan is dat niet langer het geval. Dat is waarom er in bepaalde kringen zo gretig aanspraak gemaakt wordt op biologische argumenten. Wanneer je erin slaagt mensen te laten geloven dat het niet gaat om burgerschap maar om biologische verschillen, dan betekent erbij horen ineens iets heel anders. Vaak wordt er snel bij gezegd dat het niet om kleur gaat, maar om ‘cultuur’. Dat vind ik in veel gevallen nogal hypocriet, eerlijk gezegd.”

Genetici hebben al lang geleden vastgesteld dat de genetische verschillen tussen verschillende ‘rassen’ veel minder groot zijn dan binnen die ‘rassen’ zelf. In die zin bestaat ‘ras’ niet. Maar wel in onze perceptie.

„We krijgen allemaal iedere dag opnieuw met ‘ras’ te maken. We worden geacht onszelf zo te definiëren. Hoe andere mensen ons behandelen hangt af van de ideeën waarmee het begrip omgeven is. Het is moeilijk die notie los te laten, wanneer die zo bepalend is in ons bestaan. Onmogelijk zelfs, vermoed ik. Zeker in multiculturele samenlevingen. Dus wanneer mensen tegen mij zeggen, ‘als ras inderdaad een sociale constructie is, laten we het er dan niet langer over hebben’, dan is mijn antwoord: het idee van ras zorgt nog altijd voor racisme en discriminatie. Zelfs wanneer er bar weinig biologisch bewijs is voor het bestaan ervan, betekent dat niet dat het sociaal gezien niet een enorme impact heeft. Geld is ook een sociaal construct, net als democratie, maar ze hebben een enorme invloed op ons leven.

„Ik heb zo’n beetje alle literatuur over rassenwetenschap doorgespit. Veel ervan is geschreven door genetici, die zelf geen ervaring met racisme hebben. Veel van hen gaan ervan uit dat wanneer de genetica aantoont dat er nauwelijks grond is voor onderscheid in rassen, we een-twee-drie korte metten kunnen maken met racisme. Maar zo werkt het helaas niet. Daarom is het zo belangrijk te laten zien hoe zulke ideeën eeuwenlang onze samenleving hebben beïnvloed, hun historische en culturele context te beschrijven.”

Vorig jaar ontsloeg de universiteit van Cambridge de jonge wetenschapper Noah Carl, die onderzoek doet naar verschillen in intelligentie, vanwege kwestieus onderzoek en connecties met racisten. Dat leidde tot een verhitte discussie over academische vrijheid, die bedreigd zou worden door, zoals The Times schreef, linkse dogma’s.

„Ik geloof heilig in academische vrijheid. Als je geld krijgt voor onderzoek van een gedegen instelling en de resultaten gepubliceerd krijgt in respectabele wetenschapsbladen, na peer review van academici, dan moet je vrij zijn om te onderzoeken wat je maar wilt. Ik vind niet dat er wat dat betreft grenzen zouden moeten zijn.

Lees ook Hoe sorteren van de soort uitdraaide op rassenwaan
Een tableau uit ‘Types of Mankind’ door Josiah C. Nott and George Gliddon,  Philadelphia,1854.

Maar het is de vraag of het in dit geval om academische vrijheid gaat, omdat het om onderzoek gaat dat al door genetici is gedaan. Juist op dit gebied bewegen zich mensen zonder ervaring en zonder de vereiste kwalificaties. Noah Carl is een sociale wetenschapper, die qua opleiding helemaal niet in staat is om dit onderzoek te doen. Bovendien publiceert hij in het beruchte The Mankind Quarterly, een blad dat al decennialang bekend staat als een spreekbuis van racistische wetenschappers. En ook op blogs van bekende white supremacists. Het wordt nu door hem geframed als een taboe, verboden terrein. Maar wetenschappers zijn allang tot de conclusie gekomen dat sociale categorieën niet samenvallen met genetische categorieën. Het is helemaal geen taboe, ze hebben het gewoon onderzocht.”

In uw boek schrijft u over een vriendin van Pakistaanse afkomst, die nooit in Pakistan is geweest, maar zich niettemin beroept op een specifieke Pakistaanse eigenheid.

„Dat roept de vraag op: waarom maken we ons tegenwoordig zo druk over onze identiteit? Ik denk dat het komt omdat we deel uitmaken van een samenleving waarin we ons in toenemende mate niet geaccepteerd voelen. Dat geldt eigenlijk voor iedereen. Daarom zoeken we elders houvast. Ik heb zelf nog wel in India gewoond, maar mijn vriendin heeft echt geen enkele band met Pakistan. Maar wanneer je hier opgroeit met een bi-culturele achtergrond krijg je dagelijks het gevoel dat je er niet bijhoort. Zeker als je zoals zij moslim bent. Wat doe je dan, als je nergens anders naartoe kan? Je klampt je vast aan welke andere identiteit dan ook. Dat zie je overal. Ik was in Dublin en daar is een museum over Ierse emigratie, dat is er enkel en alleen voor Amerikanen, die iets van hun herkomst willen beleven. Ze hebben geen band met Ierland zelf, ze zijn al generaties Amerikaan. Maar ook zij krijgen in de Verenigde Staten steeds vaker te horen dat zij niet de oorspronkelijke bewoners zijn, dat waren de Indianen. In de negentiende eeuw werden er verwoede pogingen gedaan om aan te tonen dat Amerika van bovenaf was voorbestemd voor de kolonisten, maar het huidige debat over identiteiten heeft die illusie definitief onmogelijk gemaakt. Dat maakt dat mensen zich ongemakkelijk gaan voelen. Als ik hier niet langer mijn thuis kan noemen, waar is dan de plek waar ik wél thuishoor?”

Die reactie is begrijpelijk, maar het drijft mensen wel steeds verder uit elkaar. Is er nog hoop voor het universalisme, het geloof in onze gedeelde menselijkheid?

„Ik hoop echt dat we dat ideaal weer kunnen terugvinden. De Verlichting weerspiegelde de vooroordelen van de tijd waarin die beweging ontstond. Ik vind dat je die in haar historische context moet zien, en moet bekritiseren waar ze tekortschoot.

Zoveel ervaringen en ideeën werden buitengesloten. Maar ik wijs de ideeën van de Verlichting bepaald niet af. We moeten beseffen dat geen van de extreme posities in het politieke spectrum, of het nu om etnisch nationalisme of radicale identiteitspolitiek gaat, een leefbaar alternatief voor samenleven opleveren. De werkelijkheid is veel complexer. Onze levens laten zich niet in simpele schema’s onderbrengen. Niemand is moreel zuiver, we maken dagelijks moreel dubieuze keuzes. Misschien zeggen generaties na mij, die Angela Saini, ze beschouwde zichzelf als progressief, maar kijk hoeveel vlees ze at, hoe hard en wreed. We zijn allemaal, afhankelijk van de omstandigheden, tot heel erge dingen in staat. We moeten dat leren erkennen. Wanneer we iedereen de hele dag de les lezen, wanneer we iedereen constant veroordelen, hebben we op een gegeven niemand meer over om mee samen te leven.”

Angela Saini: Superieur. De terugkeer van de rassentheorie. Ten Have, 336 blz. € 22,99
Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 15 februari 2020.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in