Boeren mogen geld verdienen aan stikstofcrisis
Den Haag
Het kabinet wil met deze maatregel ruimte scheppen voor stikstofuitstoot die tijdelijk van aard is. Dat geldt bijvoorbeeld voor stikstof die vrijkomt bij de bouw van windmolenparken, wegenonderhoud en -aanleg en woningbouw. Als zo’n project eenmaal klaar is, gaat de stikstofuitstoot weer omlaag, maar wettelijk gezien moet ook tijdelijke uitstoot volledig gecompenseerd worden.
Tegelijkertijd mogen veehouders volgens hun vergunning meestal veel meer stikstof produceren dan ze in werkelijkheid doen. Hun vergunning biedt hun bijvoorbeeld de mogelijkheid honderd koeien te houden, maar ze hebben er maar tachtig. Hoeveel ‘latente’ stikstofruimte er landelijk beschikbaar is voor deze nieuwe leasemarkt, lijkt niemand te weten. De woordvoerder van minister Schouten meldt dat die onbenutte ruimte waarschijnlijk substantieel is: naar schatting gemiddeld 20 à 30 procent per veehouder.
Het nadeel van deze maatregel is dat de stikstofuitstoot hierdoor niet daalt, maar stijgt. Stikstofruimte die nu niet gebruikt wordt, gaat immers elders ingezet worden om daadwerkelijke emissies mogelijk te maken. Het is dan ook de vraag of deze maatregel de toets van de rechter zal doorstaan. De Brabantse GroenLinks-gedeputeerde Rik Grashoff, die bij de onderhandelingen over de maatregel betrokken was, bevestigt dat deze stikstoflease tot meer stikstofemissies leidt en daarom mogelijk sneuvelt bij de rechter. Ook Schoutens woordvoerder geeft toe dat de juridische houdbaarheid niet vaststaat.
In eerste instantie wilde het kabinet de latente stikstofruimte van veehouders (deels) verbeurd verklaren. Na groot verzet van boerenorganisaties en de provincies is het kabinet hiervan teruggekomen. Grashoff gaat ervan uit dat stikstofverhuur door boeren tot relatief weinig extra uitstoot zal leiden, ook omdat de boeren maar 70 procent van hun latente ruimte mogen verhuren. De overige 30 procent moet onbenut blijven.
risico’s
Grashoff erkent echter dat er risico’s kleven aan deze maatregel. Boeren mogen hun stikstofruimte weliswaar niet permanent verhuren, maar ‘serieel tijdelijk’ is in de praktijk natuurlijk ook permanent. Als er veel vraag is naar stikstoflease, kan een boer zijn latente ruimte bijvoorbeeld eerst verhuren voor de aanleg van een weg, daarna aan een projectontwikkelaar die huizen wil bouwen en vervolgens aan een bedrijf dat een nieuwe fabriekshal wil neerzetten. In dat geval is er dus wel degelijk sprake van een structurele verhoging van de lokale stikstofemissies.
Overheid, projectontwikkelaars en ondernemers zullen de kosten van de stikstoflease waarschijnlijk doorberekenen aan burgers en consumenten. Grashoff bevestigt dat het mogelijk is dat zij hierdoor de rekening betalen, waar hij naar eigen zeggen geen groot voorstander van is. ‘Maar ik ben er ook niet tegen. Er staan veel andere maatregelen tegenover die de stikstofuitstoot van de landbouw per saldo omlaag brengen.’ <