Het is een goed decennium geweest voor dictaturen. De mondiale invloed van ’s werelds machtigste autoritaire landen, China en Rusland, is snel toegenomen. Voor het eerst sinds eind negentiende eeuw is het cumulatieve bruto binnenlands product van de autocratieën nu net zo groot of zelfs groter dan dat van de westerse liberale democratieën. Zelfs in ideologische zin lijken de autocraten in het offensief te zijn: op de top van de G20 in juni heeft de Russische president Vladimir Poetin bijvoorbeeld zijn gebruikelijke voorwendsel achterwege gelaten dat Rusland voldoet aan de liberaal-democratische normen, om in plaats daarvan te verklaren dat het ‘moderne liberalisme achterhaald is’.

Omgekeerd is het een vreselijk decennium geweest voor de democratie. Volgens Freedom House verkeert de wereld nu in het dertiende opeenvolgende jaar van een mondiale democratische recessie. Democratieën zijn in iedere regio ingestort of afgebrokkeld, van Burundi tot Hongarije en van Thailand tot Venezuela. Het meest verontrustend van alles is dat democratische instellingen verrassend broos zijn gebleken in landen waar zij ooit stabiel en zeker leken.

In 2014 opperde ik in Foreign Affairs dat een rijzend tij van populistische partijen en kandidaten ernstige schade zou kunnen toebrengen aan de democratische instellingen. Destijds werd mijn betoog alom betwist. De wetenschappelijke consensus hield in dat demagogen nooit aan de macht zouden komen in de gevestigde democratieën van Noord-Amerika en West-Europa. En mocht hun dat wel lukken, dan zouden ze in bedwang worden gehouden door de sterke instellingen en krachtige civil societies van die landen.

Vandaag de dag bestaat die oude consensus niet meer. De opkomst van Donald Trump in de Verenigde Staten, Matteo Salvini in Italië en Jair Bolsonaro in Brazilië heeft aangetoond dat populisten aan de macht kunnen komen in sommige van de rijkste en oudste democratieën ter wereld. En de snelle erosie van de democratie in landen als Hongarije en Venezuela heeft aangetoond dat populisten hun landen werkelijk kunnen veranderen in competitieve autoritaire regimes of regelrechte dictaturen. Mijn controversiële betoog van vijf jaar geleden is de conventionele wijsheid geworden.

Maar deze nieuwe consensus dreigt nu te verharden tot een net zo misplaatste orthodoxie. Waar wetenschappers plachten te hopen dat het slechts een kwestie van tijd was voordat een paar van de machtigste autocratieën van de wereld gedwongen zouden worden om te democratiseren, geven ze nu maar al te graag toe dat deze regimes de uitdaging van het duurzaam maken van hun legitimiteit permanent hebben opgelost. Nadat ze ooit geloofden dat de liberale democratie het voor de hand liggende eindpunt was van de politieke ontwikkeling der mensheid, veronderstellen veel deskundigen nu dat miljarden mensen in de hele wereld zonder enig probleem hun aspiraties voor individuele vrijheid en collectieve zelfbeschikking zullen laten varen. Het naïeve optimisme van weleer heeft plaatsgemaakt voor prematuur pessimisme.

De nieuwe orthodoxie is vooral misleidend als het gaat om de toekomst op de langere termijn van regeringen die beloven de macht terug te zullen geven aan het volk, maar die in plaats daarvan de democratische instellingen uithollen. Deze populistische dictaturen, in landen als Hongarije, Turkije en Venezuela, delen twee belangrijke eigenschappen: in de eerste plaats zijn hun leiders aan de macht gekomen door vrije en eerlijke verkiezingen te winnen met een anti-elitaire en anti-pluralistische boodschap.

In de tweede plaats hebben deze leiders deze overwinningen vervolgens gebruikt om de macht in hun eigen handen te concentreren door de onafhankelijkheid van cruciale instellingen, zoals de rechterlijke macht, te verzwakken, het vermogen van oppositiepartijen om zich te organiseren te beknotten, of kritische media-organen te ondermijnen. (Met ‘populistische dictaturen’ bedoel ik zowel regelrechte dictaturen, waarin de oppositie niet langer een realistische kans heeft om de regering via verkiezingen te vervangen, als competitieve autoritaire regimes, waarin verkiezingen echte betekenis behouden, ook al is de oppositie gedwongen om op een zeer ongelijk speelveld te strijden.)

Volgens de nieuwe orthodoxie is de populistische dreiging voor de liberale democratie een straat met eenrichtingsverkeer. Als sterke leiders er eenmaal in zijn geslaagd de macht in hun eigen handen te concentreren, is het spel voor de oppositie voorbij. Als de komende jaren een aanzienlijk aantal landen ten prooi valt aan een populistische dictatuur zullen de vooruitzichten voor de liberale democratie volgens deze visie heel somber zijn.

Maar dit verhaal ziet een cruciale factor over het hoofd: de legitimiteit van populistische dictators hangt af van hun vermogen om de illusie overeind te houden dat ze namens ‘het volk’ spreken. En hoe meer macht deze leiders in hun eigen handen concentreren, des te minder plausibel dat voorwendsel lijkt. Dit roept de mogelijkheid op van een vicieuze cirkel van populistische legitimiteit: als een interne crisis of een externe schok de populariteit van een populistisch regime vermindert, moet dat regime overgaan tot steeds meer openlijke onderdrukking om zijn macht te behouden. Maar hoe openlijker de onderdrukking wordt, des te meer het de holheid van zijn claim zal aantonen dat het regeert in naam van het volk. Naarmate een steeds groter deel van de bevolking gaat inzien dat het gevaar loopt zijn vrijheden te verliezen, kan het verzet tegen het regime steeds sterker worden.

De uitkomst van deze strijd is geenszins voorbeschikt. Maar als het afgelopen decennium deprimerend slecht is geweest voor de democratie, kan dit decennium wel eens verrassend zwaar blijken voor autocraten.

In Noord-Amerika en West-Europa hebben populistische leiders pas de afgelopen jaren de controle verkregen over de hoogste niveaus van de macht. In Turkije is Recep Tayyip Erdogan daarentegen al bijna twintig jaar aan de macht. Het land biedt dus een ideale case study voor de manier waarop populistische dictators de macht kunnen grijpen en voor de problemen waarmee zij te kampen krijgen als steeds openlijker repressie hun legitimiteit doet afbrokkelen.

Het meest verontrustend: democratische instellingen zijn verrassend broos gebleken in landen waar zij ooit stabiel en zeker leken

Erdogan werd in 2003 premier met een klassiek populistisch programma. Hij beweerde dat het Turkse politieke systeem niet echt democratisch was. Een kleine elite controleerde het land en veegde de vloer aan met de wil van het volk als dat het waagde om in opstand te komen tegen de voorkeuren van de elite. Alleen een moedige leider die werkelijk de gewone Turken vertegenwoordigde zou tegen die elite kunnen opstaan en de macht aan het volk terug kunnen geven.

Hij had een punt. De Turkse wereldlijke elites hadden het land bijna een eeuw gecontroleerd en de democratie opgeschort wanneer ze hun zin niet kregen; tussen 1960 en 1997 vonden er vier staatsgrepen plaats. Maar ook al was Erdogans analyse van het probleem grotendeels correct, zijn beloofde remedie bleek erger dan de kwaal. In plaats van de macht over te dragen aan het volk, gaf hij die macht aan een nieuwe elite van eigen makelij. In de loop van de zestien jaar die hij aan de macht is – eerst als premier en na 2014 als president – heeft Erdogan het leger gezuiverd van tegenstanders, partijgangers aangesteld bij gerechtshoven en kiescommissies, tienduizenden leraren, wetenschappers en ambtenaren ontslagen en een adembenemend groot aantal schrijvers en journalisten in de gevangenis gezet.

Zelfs toen Erdogan zijn macht had geconsolideerd, greep hij terug op zijn vermogen om verkiezingen te winnen om het verhaal te ondersteunen dat tot zijn opkomst had geleid. Hij was de vrijelijk gekozen leider van de Turkse republiek; zijn critici waren verraders of terroristen die de wil van het volk negeerden. Hoewel internationale waarnemers veel aan te merken hadden op de Turkse verkiezingen en politieke wetenschappers de regering van het land begonnen te classificeren als een competitief autoritair regime, hielp dit verhaal Erdogan de steun onder een groot deel van de bevolking te consolideren. Zolang hij bleef winnen, kon hij zijn spelletje blijven spelen: zijn almaar steviger grip op het systeem kantelde het electorale speelveld en maakte het makkelijker voor hem om aan een mandaat van het volk te komen. Dit mandaat hielp op zijn beurt bij de legitimering van zijn heerschappij en stelde hem in staat een nóg steviger grip op het systeem te krijgen.

Recentelijk is het legitimeringsverhaal van Erdogan – de reeks claims die hij gebruikt om zijn heerschappij te rechtvaardigen – echter uit elkaar gevallen. In 2018 kwam de Turkse economie in een recessie terecht als gevolg van het wanbeheer van Erdogan. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart vorig jaar is de partij van Erdogan, de akp, de controle kwijtgeraakt over Ankara, de hoofdstad, en Istanbul, de grootste stad van Turkije. Voor het eerst sinds hij aan de macht kwam stond Erdogan voor een moeilijke keuze: het opgeven van een deel van zijn macht door zijn verlies te aanvaarden of het ondermijnen van zijn legitimering door de resultaten van de verkiezingen te verwerpen.

Hij koos voor de laatste optie. Binnen een paar weken na de verkiezingen in Istanbul werden de resultaten nietig verklaard door de Turkse kiescommissie, die nieuwe verkiezingen uitschreef voor midden juni. Dit bleek een grote misrekening te zijn. Veel inwoners van Istanbul die aanvankelijk Erdogan en zijn partij hadden gesteund, waren zo boos over deze openlijke minachting van de volkswil dat zij zich tegen hem keerden. De akp-kandidaat leed bij de tweede stembusgang een veel groter verlies.

Nadat hij zonder succes had geprobeerd de volkswil te negeren wordt Erdogan nu geconfronteerd met het vooruitzicht van een neerwaartse spiraal. Omdat hij een groot deel van zijn legitimiteit heeft verloren, moet hij zich nu verlaten op onderdrukkingsmaatregelen om de macht te behouden. Maar hoe openlijker hij zijn eigen volk onderdrukt, hoe meer zijn legitimiteit daaronder zal lijden.

De implicaties van deze transformatie strekken zich uit tot buiten Turkije. Autoritaire populisten zijn op beangstigende wijze in staat gebleken democratische tegenstanders te verslaan. Maar zoals het geval van Erdogan laat zien, zullen ze uiteindelijk voor serieuze uitdagingen komen te staan.

Het is verleidelijk om de inzet van de strijd tussen autoritaire populisten en democratische instellingen in existentiële termen te schetsen. Als populisten erin slagen de effectieve controle te verkrijgen over belangrijke instellingen als de rechterlijke macht en de kiescommissie, lijkt dat de noodklok te luiden voor de democratie. Maar deze conclusie is voorbarig. Een rijke hoeveelheid literatuur duidt er bijvoorbeeld op dat allerlei dictaturen van oudsher opmerkelijk kwetsbaar zijn gebleken voor democratische uitdagingen.

Tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en het verdwijnen van de Sovjet-Unie hadden dictaturen bijvoorbeeld een kans van twee procent per jaar om in elkaar te storten. In de jaren negentig steeg die kans naar vijf procent, volgens onderzoek van de politieke wetenschappers Adam Przeworski en Fernando Limongi. De machtsconcentratie die alle dictaturen kenmerkt vertaalt zich duidelijk niet in de duurzaamheid van die macht.

In plaats van ervan uit te gaan dat de opkomst van populistische dictaturen het einde inluidt voor de democratische aspiraties in landen als Hongarije, Turkije en Venezuela, is het derhalve nodig om de omstandigheden te doorgronden op grond waarvan het waarschijnlijk is dat deze regimes zullen slagen of falen. Uit recent onderzoek naar autocratische regimes blijkt dat er goede redenen zijn om te veronderstellen dat populistische dictaturen betrekkelijk stabiel zullen blijken. Omdat de meeste van die dictaturen gesitueerd zijn in rijke landen, kunnen ze het zich veroorloven aanhangers van het regime royaal te belonen. Omdat het gaat om sterke staten met capabele bureaucratieën, kunnen de leiders ervan uitgaan dat hun orders tijdig en betrouwbaar worden uitgevoerd. Omdat zij goed ontwikkelde veiligheidsdiensten controleren, kunnen zij oppositionele activiteiten monitoren en afschrikken. En omdat ze zijn ingebed in efficiënte regeringspartijen, kunnen ze bogen op betrouwbare kaders en met opvolgingscrises omgaan.

Er zijn goede redenen om te veronderstellen dat populistische dictaturen betrekkelijk stabiel zullen blijken

Anderzijds hebben veel van de landen die door deze regimes worden gecontroleerd ook kenmerken die in het verleden juist gunstig waren voor democratisering. Ze kennen doorgaans hoge niveaus van onderwijs en economische ontwikkeling. Ze kennen oppositiebewegingen met krachtige tradities en betrekkelijk stevige eigen instellingen. Ze grenzen vaak aan democratische landen en zijn afhankelijk van democratieën voor hun economische voorspoed en militaire veiligheid. En misschien wel het belangrijkst: veel van deze landen kennen een recente geschiedenis van democratie, die de eisen voor persoonlijke vrijheden kan versterken en het volk kan voorzien van een model voor democratische transitie als een autocratisch regime uiteindelijk ineenstort.

Alles bij elkaar lijken de structurele kenmerken waarop politieke wetenschappers zich doorgaans richten als zij het waarschijnlijke lot van autoritaire regimes willen inschatten zich in het geval van populistische dictaturen in een delicaat evenwicht te bevinden. Dit maakt het des te belangrijker om aandacht te schenken aan een factor die in de literatuur vaak over het hoofd wordt gezien: de bronnen en de duurzaamheid van hun legitimiteit.

In de twintigste eeuw heeft de ineenstorting van democratieën doorgaans de vorm van een coup aangenomen. Als de ruzies tussen politieke facties leidden tot een ergerlijke patstelling, slaagde een charismatische militaire officier er dikwijls in zijn collega’s ertoe te verleiden een greep naar de macht te doen. Voor het parlement werden dan tanks gestationeerd en de aspirant-dictator nam vervolgens de macht in handen.

De openlijk antidemocratische aard van deze coups leidde tot serieuze legitimiteitsproblemen voor de regimes die eruit voortvloeiden. Iedere burger die de individuele vrijheid of de collectieve zelfbeschikking hoog in het vaandel voerde kan met gemak het gevaar onderkennen van deze autoritaire regeringen. Voor zover deze dictaturen echte steun onder het volk genoten, was die gebaseerd op hun vermogen om verschillende politieke goederen te leveren. Ze boden bescherming tegen andere extremisten. Ze beloofden een stabiel politiek systeem te zullen opbouwen dat een einde zou maken aan de chaos en onenigheid van de democratische competitie. En bovenal beloofden ze minder corruptie en snellere economische groei.

In de meeste gevallen was het moeilijk deze beloften gestand te doen. Dictaturen leidden vaak tot andere vormen van politieke chaos: paleisintriges, couppogingen, massaprotesten. In veel gevallen bleek hun economische beleid zeer instabiel, wat leidde tot hyperinflatie of perioden van ernstige economische depressie. Op een paar uitzonderingen na was de corruptie verbijsterend hoog. Maar ondanks al deze problemen waren hun fundamentele legitimeringsverhalen doorgaans samenhangend. Hoewel zij daar dikwijls niet in slaagden, konden deze dictaturen in beginsel de goederen leveren die zij het volk hadden beloofd.

Dit geldt niet voor populistische dictaturen. Zoals blijkt uit het geval van Erdogan komen populisten aan de macht door een verdieping van de democratie te beloven. Als een meerderheid van de bevolking toegewijd blijft aan democratische waarden, maakt een dergelijke belofte het voor populisten veel makkelijker om een dictatuur op te bouwen. In plaats van een expliciete uitruil te aanvaarden tussen zelfbeschikking en goederen als stabiliteit of economische groei, geloven aanhangers van populistische partijen doorgaans dat al die dingen tegelijkertijd mogelijk zijn. Als gevolg daarvan genieten populisten vaak enorme populariteit tijdens hun eerste jaren aan de macht, zoals Vladimir Poetin in Rusland, Viktor Orbán in Hongarije en Narendra Modi in India hebben aangetoond.

Maar als ze eenmaal hun gezag hebben geconsolideerd, slagen populistische dictators er vaak niet in hun belangrijkste belofte te verwezenlijken. Hoewel ze verkozen zijn op grond van de hoop dat zij de macht zouden teruggeven aan het volk, maken zij het voor het volk onmogelijk om hen te vervangen. De cruciale vraag is wat er gebeurt als dit feit door grote delen van de bevolking niet langer genegeerd kan worden.

Op zeker moment zullen populistische dictators waarschijnlijk te maken krijgen met een acute crisis. Zelfs eerlijke en competente leiders zullen hun populariteit waarschijnlijk zien afnemen als gevolg van gebeurtenissen waar zij weinig grip op hebben, zoals een mondiale recessie, mochten ze lang genoeg aan de macht blijven. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat populistische dictaturen eerder te maken zullen krijgen met crises van eigen makelij dan democratieën.

Op grond van een uitgebreide mondiale database van populistische regeringen sinds 1990 hebben de politieke wetenschapper Jordan Kyle en ik bijvoorbeeld aangetoond dat democratische landen die door populisten worden geregeerd doorgaans corrupter zijn dan hun niet-populistische evenknieën. In de loop van de tijd zal de verspreiding van de corruptie waarschijnlijk de frustratie aanwakkeren over het onvermogen van de populisten om ‘het moeras droog te leggen’.

Op soortgelijke wijze duidt onderzoek van de politieke wetenschapper Roberto Foa erop dat de verkiezing van populisten doorgaans tot ernstige economische crises leidt. Als linkse populisten aan de macht komen, leidt hun beleid vaak tot een ineenstorting van de aandelenmarkt en tot snelle kapitaalvlucht. Rechtse populisten profiteren daarentegen doorgaans tijdens hun eerste jaren aan de macht van stijgende aandelenkoersen en beleggersvertrouwen. Maar als hun beleid instabiel blijkt, de rechtsstaat blijkt te ondermijnen en onafhankelijke deskundigen blijkt te marginaliseren, verzuurt het economische fortuin dikwijls snel. Als rechtse populisten vijf tot tien jaar aan de macht zijn, zullen hun landen eerder dan andere landen een crisis van de aandelenmarkt, een acute financiële crisis of hyperinflatie ondergaan.

Als een populistisch regime eenmaal met een politieke crisis wordt geconfronteerd, zullen de enorme tegenstrijdigheden die ten grondslag liggen aan het legitimeringsverhaal die crisis heel moeilijk te bestrijden maken. Aanvankelijk blijft de politieke onderdrukking waaraan populistische regimes zich bezondigen enigszins aan het oog van het publiek onttrokken. Machtsgrepen nemen vaak de vorm aan van gecompliceerde veranderingen van de regels – zoals een lagere pensioengerechtigde leeftijd voor rechters of een wijziging van het selectiemechanisme voor leden van de kiescommissie van een land – waarvan de werkelijke strekking moeilijk te doorgronden is voor doorsnee burgers. Hoewel politieke tegenstanders, prominente journalisten en onafhankelijke rechters echte onderdrukking kunnen ervaren in de begindagen van een populistisch regime, blijft het merendeel van de burgers, inclusief de meeste ambtenaren, daarvan aanvankelijk verschoond. En omdat de populist echte meerderheden blijft behalen bij verkiezingen, kan hij of zij op echte populariteit wijzen om elke twijfel weg te nemen over de democratische aard van zijn of haar heerschappij. Dit evenwicht zal waarschijnlijk worden ontwricht als een schok de populariteit van de leider ondermijnt. Om de macht te behouden moet die leider de onderdrukking opvoeren: onafhankelijke media aan banden leggen, rechters en ambtenaren ontslaan, het electorale systeem veranderen, oppositiekandidaten diskwalificeren of in de gevangenis gooien, knoeien met stembusuitslagen, de verkiezingsresultaten nietig verklaren, enzovoort. Maar al deze opties hebben dezelfde negatieve bijwerking: doordat ze het antidemocratische karakter van het regime blootleggen, leiden ze er waarschijnlijk toe dat het deel van de bevolking dat inziet met wat voor regime het werkelijk te maken heeft groeit.

Machiavelli: de heerser ‘die zich meester maakt van een stad die gewend is aan vrijheid’ zal nooit rustig kunnen slapen

Dit is het punt waarop de vicieuze cirkel van de populistische legitimiteit zich in volle omvang openbaart. Naarmate de steun voor het regime afneemt, moet de populistische autocraat meer repressie toepassen om aan de macht te blijven. Maar hoe meer repressie het regime toepast, hoe meer het legitimeringsverhaal eronder lijdt, waardoor de steun verder afbrokkelt.

Populistische dictaturen zijn daarom kwetsbaar voor een plotseling verlies van legitimiteit. Omdat ze een breed mandaat van het volk genieten, stellen hun legitimeringsverhalen hen aanvankelijk in staat om onafhankelijke instellingen te verzwakken zonder gewone burgers te hoeven onderdrukken of de legitimiteit te verliezen die zij ontlenen aan reguliere verkiezingen. Maar naarmate de populariteit van de populistische leider afneemt als gevolg van interne blunders of externe schokken, zet de vicieuze cirkel van de populistische legitimiteit zich in beweging. Op maat gemaakt om populistische leiders te helpen aan de macht te komen en die te consolideren, blijken hun legitimeringsverhalen vervolgens zeer slecht in staat een steeds autocratischer regime overeind te helpen houden.

In De heerser waarschuwde Niccolò Machiavelli dat de heerser ‘die zich meester maakt van een stad die gewend is aan vrijheid’ nooit rustig zal kunnen slapen. ‘Als die stad in opstand komt, zal het volk zich altijd kunnen beroepen op de geest van de vrijheid, die nooit vergeten is, ondanks het verstrijken van de tijd en de gunsten van de nieuwe heerser (…) Als hij de interne verdeeldheid niet opstookt en de inwoners niet tegen elkaar weet op te zetten, zullen zij nooit hun verloren gegane vrijheden en hun oude instellingen vergeten, en onmiddellijk proberen die weer in ere te herstellen als ze daar de kans toe krijgen.’ Populistische dictators doen er goed aan zich Machiavelli’s waarschuwing ter harte te nemen. De meeste burgers weten zich immers nog steeds te herinneren hoe het was om in vrijheid te leven. Venezuela was bijvoorbeeld al ongeveer veertig jaar een democratisch land toen Hugo Chávez eind jaren negentig aan de macht kwam. Het zou geen verrassing zijn als de burgers van landen die tot voor kort individuele vrijheid en collectieve zelfbeschikking hebben gekend weer zouden gaan verlangen naar het herstel van die kernwaarden.

Maar ook al moeten populistische dictators het volk vrezen, er is ook een ruime hoeveelheid historisch bewijsmateriaal dat erop duidt dat autocratische regimes kunnen overleven tot lang nadat hun oorspronkelijke legitimeringsverhalen hun kracht hebben verloren. Neem de twintigste-eeuwse dictaturen in Oost-Europa. Vanaf het begin zijn de communistische regimes van Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland bijvoorbeeld afhankelijk geweest van een vreselijke mate van onderdrukking – die veel verder ging dan dat wat de hedendaagse populisten in Hongarije en Polen tot nu toe hebben klaargespeeld. Maar net als de hedendaagse populisten beweerden deze regimes dat ze de macht alleen maar centraliseerden om ‘echte’ democratieën in het leven te kunnen roepen. De eerste decennia heeft dit geholpen hen van een groot aantal aanhangers te voorzien.

Uiteindelijk bleek het onmogelijk om de illusie staande te houden dat de onrechtvaardigheden van deze regimes groeipijntjes waren op het stekelige pad naar een arbeidersparadijs. In Tsjechoslowakije leidden voorzichtige liberaliseringspogingen bijvoorbeeld tot de sovjetinvasie van 1968, gevolgd door een meedogenloze onderdrukking van elke vorm van dissidentie. Vrijwel ogenblikkelijk verwerd het legitimeringsverhaal van het regime van een belangrijke steunpilaar van zijn stabiliteit tot een holle geritualiseerde lippendienst. Zoals de Tsjechische dissident Václav Havel schreef in zijn invloedrijke essay ‘De macht der machtelozen’ was het na 1968 ‘natuurlijk waar’ dat ‘de ideologie niet langer veel invloed (had) op het volk’. Maar hoewel de legitimiteit van veel communistische regimes tegen het einde van de jaren zestig onderuit was gehaald, wisten deze regimes dankzij meedogenloze onderdrukking nog eens twintig jaar aan de macht te blijven.

Populistische dictaturen in landen als Turkije of Venezuela kunnen binnenkort een soortgelijke fase ingaan. Nu hun legitimeringsverhalen in de ogen van grote delen van de bevolking hun grondslag hebben verloren, zal hun stabiliteit afhangen van de eeuwenoude strijd tussen het centraal gezag en het ontevreden volk.

Onlangs hebben diverse auteurs geopperd dat de opkomst van digitale technologieën deze strijd zal beslechten ten gunste van het ontevreden volk. Zoals de voormalige cia-analist Martin Gurri betoogde in The Revolt of the Public and the Crisis of Authority in the New Millennium is het internet ervoor verantwoordelijk dat netwerken kunnen zegevieren over hiërarchieën, dat buitengebieden het centrum buitenspel kunnen zetten en dat kleine groepen boze activisten bureaucraten het leven zuur kunnen maken. Deze dynamiek helpt verklaren waarom populisten in staat waren gematigder gevestigde politieke krachten te vervangen, maar duidt er ook op dat het voor populisten moeilijk zal zijn aan de macht te blijven als ze worden geconfronteerd met de toorn van een van digitale middelen voorzien publiek.

Dit betoog houdt echter geen rekening met de verschillen in de manieren waarop dictaturen en democratieën de macht uitoefenen. Terwijl dictaturen in staat zijn alle middelen van de moderne staat in te zetten om volksopstanden de kop in te drukken, moeten democratieën hun tegenstanders bestrijden met één hand op de rug gebonden. Dictators kunnen oppositieleiders gevangenzetten of soldaten opdracht geven op een menigte vreedzame betogers te schieten; democratische leiders kunnen op zijn best een beroep doen op de rede en gedeelde waarden.

Deze disbalans roept het vooruitzicht op van een duistere toekomst waarin de digitale technologie extremistische netwerken in staat stelt gematigde hiërarchieën te verslaan. Eenmaal aan de macht kunnen deze extremistische bewegingen erin slagen zichzelf om te vormen tot zeer hiërarchische regeringen – en bruut geweld gebruiken om hun tegenstanders onder de duim te houden. De technologie zou dus de verspreiding van de legitimeringsverhalen van populisten kunnen bevorderen als zij het politieke toneel bestormen, maar de macht van het geweer niet kunnen overtreffen als die verhalen hun grip hebben verloren.

Het is nog te vroeg om te concluderen dat de populistische dictaturen die de afgelopen jaren in veel delen van de wereld zijn opgekomen zichzelf voorgoed zullen weten te handhaven. Uiteindelijk zullen degenen die zijn onderworpen aan deze onderdrukkende regimes waarschijnlijk steeds vastberadener worden om hun vrijheid te herwinnen. Maar de lange en meedogenloze geschiedenis van de autocratie laat weinig twijfel over de vraag hoe moeilijk en gevaarlijk het voor deze mensen zal zijn om hierin te slagen. De beste manier om demagogen met autoritaire ambities te bestrijden blijft dan ook wat hij altijd al is geweest: hen verslaan bij de stembus vóórdat ze aan de macht kunnen komen.


Yascha Mounk is een Duits-Amerikaanse Harvard-hoogleraar politieke wetenschappen. In zijn boek The People vs. Democracy (2018) uit hij zijn bezorgdheid over de opkomst van het populisme en de roep om sterke leiders als Trump, Erdogan en Orbán. Dit essay werd eerder gepubliceerd in Foreign Affairs.Vertaling Menno Grootveld